De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd[3]
| |
[pagina 261]
| |
den door een hoorder/lezer om over in een tekst ontwaarde eigenaardigheden te discussiëren, maar de terminologie hoeft geen criteria te geven op grond waarvan men de verschijnselen ook kan herkennen. Vergelijk de retorische analyse met de analyse van een gerecht; wie het recept kent zal geholpen worden bij de analyse, maar de tekst van het recept levert geen criteria om de smaak van bij voorbeeld kaneel te herkennen, en de proever kan ook niet precies aangeven met behulp van welk kookboek het gerecht bereid is. Stilistiek als hulpmiddel bij de lectuur wordt met een aantal problemen geconfronteerd die in de retorica niet ter sprake komen. Wie een tekst analyseert zal er belang bij hebben te beslissen of een figuur bewust zo bedoeld is of niet - en daar speelt het veinzende karakter van de retoricus hem al parten. Dat probleem geldt ook wanneer de criticus probeert een stijl met het karakter van de schrijver in verband te brengen. Dan moet men aftrekken het bewust gekozen register dat de spreker/schrijver voor de gelegenheid gekozen heeft, en we komen dan terecht bij problemen als: in hoeverre spreekt het karakter van de (roman)schrijver (als mens van vlees en bloed) uit de specifieke toon die hij in zijn romans heeft gekozen, en dus ook in hoeverre kunnen we generaliseren naar aanleiding van (alleen maar) die kant van zijn persoonlijkheid die hij in zijn literaire werk laat blijken. Door af te zien van de gekozen stijlmiddelen moet de stijlcriticus proberen naar indices van een verraden persoonlijkheid te speuren. Maar is een redenaar, een romanschrijver, dichter, nu juist niet iemand die zijn effecten goed in de hand heeft en dus maar weinig verraadt? De kritische stilisticus komt voorts terecht bij het probleem dat iedereen kent als hij een karakter wil beschrijven: hoe expliciteer ik een onmiskenbare, globale indruk. Ook al is het verschil in stijl tussen Mulisch en Hermans zo zonneklaar dat een anonieme pagina van de een niet aan de ander kan worden toegeschreven, hoe kunnen we onze globale karakteristiek in woorden analyseren? Toeschrijving van anonieme teksten aan een auteur, ontmaskering van interpolaties en vervalsingen, zijn vaak verrassend betrouwbaar: deze tekst moet wel, of kan niet, van Aristoteles zelf zijn. Statistiek kan dan helpen. In de beeldende kunst heeft de methode van Morelli (zie i, [12]) verrassende resultaten opgeleverd, met als gevolg dat de kunstkritiek de neiging heeft de bewuste elementen van het kunstwerk te ne- | |
[pagina 262]
| |
geren; men kijkt door het werk heen, op zoek naar het karakter, het handschrift - ook in de grafologie werkt men met indices - van de kunstenaar. De belangstelling voor de persoonlijkheid achter het werk wordt romantisch genoemd, en sluit aan bij een wetenschappelijke historische belangstelling voor biografie. Een dergelijke methode, die in het geval van teksten vooral gebruik maakt van statistiek, en gebaseerd is op indices, leidt tot opmerkelijk zekere resultaten waar het gaat om toeschrijving of afschrijving van werken aan een auteur, of wanneer het gaat om dateringen van anonieme werken in een bepaalde periode. Maar we moeten niet vergeten dat het hier gaat om een uiterst gebrekkige explicitering van een intuïtie. Het globaal herkennen van een bepaalde stijl is als het herkennen van een stemgeluid of een stap, en dat kunnen honden ook. In zoverre is een stijl, opgevat als karakter, iets dat niet alleen ‘onbewust’ wordt geproduceerd, maar kennelijk primair ook zonder bewuste analyse wordt waargenomen. |
|