kleinschaligheid van activiteiten, en als het goed is ontstaat zij vanzelf door diverse sporten, hobby's of verenigingen. Door een plannenmaker bedacht kunnen ze niet worden: windsurfen, oude effecten verzamelen, of een nieuwe kunstrichting. Dit is een verdediging van het privé-initiatief dat vaak geen kans maakt op subsidie omdat het nieuwe een nog niet door de elite erkende zinvolle bezigheid is, in tegenstelling tot naakttekenen, gedichten schrijven of macraméwerkjes. Naar liberale traditie moeten de mogelijkheden voor nieuwe activiteiten worden opengelaten en alleen eventuele averechtse gevolgen - van raceboten en dergelijke - ingedamd. Iedereen heeft het recht de liefhebberij van anderen belachelijk of verwerpelijk te vinden: hardlopen, verzamelen van oorlogstuig, kunst, drinken - maar niet ze te beletten. Het belang van deze banale opmerking ligt hierin dat de gedachte dat één man, of comité, bureau of overheid, zou kunnen besluiten welke bezigheden - en welke goederen die daarvoor dienstig zijn - gestimuleerd of uitgevonden zouden moeten worden, blijk geeft van overschatting van genialiteit, namelijk die van de plannenmaker. Wel waren geleerden en intellectuelen - toen het tegendeel nog niet gebleken was - bereid zich tot het marxisme te bekeren in de jaren twintig, omdat ze een hekel hadden aan verkwisting. Maar dat moet toch altijd betekenen dat ze alleen hun eigen ideeën van zinvolle tijdsbesteding - volksdansen, Dante lezen, achter esthetische gevels wonen - aan anderen willen opleggen, en dan leidt het beperken van verkwisting tot het opleggen van eenvormigheid.