De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd[11]
| |
[pagina 196]
| |
Ieder die tegen ze is, maakt deel uit van de grote samenzwering van de Imperialisten, of is er op zijn minst een lakei of huurling van. Dus zijn het symbolen waarop geschoten mag worden. De logica is onverbiddelijk. De relatie met het marxisme wil ik op dit punt in zoverre leggen dat het marxisme niet precies aangeeft waaruit de heilstaat zal bestaan, of wanneer hij zal beginnen, en dus in afwachting van het gebeuren onbeperkte ontevredenheid mag, of zelfs moet, kweken, waarbij de staat met zijn symbolen als onderdrukker geldt. Het is alsof je de huisvrouw erop wilt wijzen hoe ergerlijk het is dat de etenswaren zo snel bederven, zonder zelf ook maar enige notie te hebben dat dat euvel door een - nog niet uitgevonden - koelkast zou kunnen worden beperkt. Het democratisch socialisme heeft het probleem niet opgelost, sinds aan het eind van de vorige eeuw Bernstein bepleitte het socialisme niet via gewelddadige revolutie maar via het parlement teweeg te brengen. Sindsdien worden kleine parlementaire resultaten bereikt, maar dit alles toch in afwachting van de heilstaat. Dan wil de socialist toch vaak meer dan mogelijk is, zodat er in elke socialistische partij elk ogenblik een strijd kan uitbreken tussen ‘een realiteitsdenken waar geen enkele inspiratie van uitgaat’ en ‘een “we spelen de sterren van de hemel”-geloof’; tussen ‘een extreem opportunisme aan de ene kant en een fantastisch meeslepend woordgebruik aan de andere kant’ (W. Gortzak, ‘Dat tweestromenland kun je wel vergeten’, HP extra 1979, blz. 13). Maar dat ‘realiteitsdenken’ is een ander woord voor rekening houden met de mening van nog onbekeerde anderen, die in het democratische spel evenzeer hun zin willen doorzetten. Discriminatie van homoseksuelen in Amerika kan het gevolg zijn van een in het oog van heteroseksuelen gelukte inspraak. Democratie en inspraak zijn manieren om ‘je’ zin niet te krijgen. Het gaat immers bij zulke procedures om het beperken van macht, en daarmee om de beperking van het doorzetten van eigen zin, uitgedrukt in eigen overtuiging, gelijk. Dat het krijgen van gelijk gepaard gaat met machtsstrijd is niet erg, ja, het is erg goed dat omgekeerd de machtsstrijd in een goede democratie gevoerd wordt als ware het een strijd om gelijk te krijgen, dat wil zeggen gecamoufleerd wordt met redelijke argumenten. Maar wie absoluut zijn gelijk, zijn zin, wil doorzetten streeft naar absolute macht, en naarmate hij, als revolutionair, succes heeft zal hij meer verbitterde tegenstand ontmoeten. Hij zal gedwongen worden op dat moment van zijn macht gebruik te | |
[pagina 197]
| |
maken, want als iedereen eensgezind was, had hij die macht niet nodig om zijn maatregelen door te voeren. Hij had zelfs geen macht, hij was dan niet meer dan uitvoerder van een consensus. Maar zo werken revoluties niet. De wrede opstand in de Vendée, met gelijke wreedheid door de jakobijnen onderdrukt, is daar het eerste gruwelijke voorbeeld van. Vandaar het belang van het streven naar consensus op grond van discussie, want het gaat al evenmin om de eensgezindheid die (tijdelijk) bereikt kan worden door charismatisch, en dus autoritair, leiderschap. |
|