De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd[3]
| |
[pagina 158]
| |
tes van een benijde groep nagevolgd: de reclame speelt daarop in. In die zin kunnen gewoontes gebruikt worden om sociaal te discrimineren - te onderscheiden -, wat een overgang mogelijk maakt naar conventies. Conventies worden allereerst gekenmerkt door hun sociale gevolgen, en wetten en andere op schrift gestelde reglementen zijn - in de vorm van geboden en verboden - expliciet geformuleerde conventies, of, in antieke terminologie, de conventies horen tot het geheel van ‘ongeschreven wetten’, agraphoi nomoi.Ga naar eind1 Door traditie bepaalde gewoontes en conventioneel gedrag maken de wereld herkenbaar. Op het meest simpele niveau: de stereotypen van de vreemdeling, herkenbaar in zijn klederdracht, zijn dialect, en meer subtiel zijn joodse, Italiaanse, Groningse houding en gebaren. Uit egalitair standpunt worden dergelijke stereotypen vooroordelen genoemd en als zij tot wetenschappelijke theorieën verworden, zijn ze racistisch en dus verwerpelijk. Maar je hoeft niet zo naïef te zijn dat je zigeuners of punkers op de thee uitnodigt. Gelukkig zijn ze door klederdracht herkenbaar. Vooroordelen hebben hun nut als vooroordeel; de eerste indruk moet dan te corrigeren zijn. Het is zelfs briljant om vooroordelen te corrigeren: ‘Ik ben in Italië geweest, en eerlijk dat die Italianen zijn!’ Of: ‘Latins are lousy lovers.’ Wie niet op eerste indrukken afgaat, let nergens op. Door conventies leert de mens zich thuis voelen in de wereld. Toen de retorica sinds de achttiende eeuw steeds meer onder druk kwam te staan, met als bezwaren juist de gebrekkigheid, dus de onwetenschappelijkheid van de regels, de cynische onoprechtheid die men er, door de veranderende sociale smaak in meende te beluisteren, en daar tegenover enerzijds - naar het model van de succesrijke natuurwetenschappen - echt wetenschappelijke bestudering van menselijk gedrag ging bewonderen, anderzijds de niet-mechanische, spontane uiting, toen is de mens van zich zelf vervreemd, omdat de wetenschap alleen voor de misantroop het leven zinvol kan maken, en het ontbreken van regels in het sociaal verkeer de mens overlevert aan oeverloos getob over zijn essentie. We hebben geen normen meer voor publiek gedrag, en raken dus vervreemd of slechts in kleine kring op ons gemak.Ga naar eind2 De sociale gevolgen van het doorbreken van conventies zijn veelal zo groot dat het lijkt alsof de wetten van het strafrecht speciaal geformuleerd zijn om de gevolgen te verzachten. Ik denk nu aan een gefor- | |
[pagina 159]
| |
muleerd gebod als ‘oog om oog, tand om tand’, dat kennelijk zo geformuleerd is omdat de conventionele talio, de wet van dienst en wederdienst, op zijn minst ‘twee ogen om een oog’ eist, aangezien de aangedane belediging verrekend moet worden.Ga naar eind3 Dat mechanisme leidt tot een spiraal van steeds wreder tegenacties in de traditionele vendetta, die het strafrecht nu juist wil tegengaan. In een samenleving die door strenge conventies wordt beheerst heeft krenking van eer - de vader van le Cid kreeg een oorvijgGa naar eind4 - de meest ernstige gevolgen, het duel is daar het voorbeeld van. Maar ook wie zelf een conventie heeft overtreden, een simpele faux pas heeft begaan, onwellevend is geweest, gezichtsverlies heeft geleden, trekt daar gevolgen uit - tot zelfmoord toe - waartoe geen enkele wetgeving hem verplicht. De meeste, en de meest verstandige wetgevingen, laten seksuele relaties over het algemeen vrij, in tegenstelling tot diefstal, vernieling en moord. Dat wil niet zeggen dat in seksuele relaties slechte bedoelingen of ondoordachte handelingen niet gevolgen kunnen hebben die te vergelijken zijn met de gevolgen van diefstal en vernieling, en abortus is te vergelijken met moord. In gevallen waarin de wet niet of nauwelijks voorziet moeten de conventies onder de noemer van deugdzaamheid worden aangeprezen. Men belast dan de kerk die over straffen in het hiernamaals beschikt of ze althans levendig kan afschilderen, met aanmoedigingen tot deugdzaam leven. Het zou prettiger zijn als de conventies eenvoudig tot het goed fatsoen konden worden gerekend, zodat het deugdzaam leven als het ware vanzelf gevolgd wordt en zijn eigen beloning vindt in de hoogachting van anderen en dus in zelfrespect. Dan is het niet nodig dat godsdienst of politieke partijen hun ideeën over deugdzaamheid in wetten omzetten. Wel moeten mensen steeds, als men nu eenmaal aanneemt dat ze van nature tot het kwade geneigd zijn, in demonstratieve redevoeringen (preken) tot deugd worden gemaand. Die preken moeten retorisch zijn als we met Hume aannemen dat waarden niet logisch uit feiten kunnen worden afgeleid. Er is dan geen redelijk argument dat de sofist Callicles kan overtuigen dat het verkeerd is regels en wetten te gehoorzamen én te doorbreken naarmate dat met eigenbelang strookt.Ga naar eind5 Ook als iedereen, waaronder ook Callicles, het erover eens is dat het heerlijk zou zijn om onbedreigd op straat te kunnen lopen, als je je koffers of je fiets daar even kunt laten staan, dan nog kan Callicles volhouden dat het redelijk is om, na afweging van de pak-kans, te roven. Alleen de retoricus of de | |
[pagina 160]
| |
literator kan rationaliteit en eigenbelang loskoppelen door fatsoen en opofferingen beeldend voor ogen te stellen. Wat hij dan doet is de tautologie waar de redenering van Callicles op is gebaseerd, namelijk ‘Het nastreven van eigenbelang is rationeel handelen’, discutabel maken: ‘Soms is het in het “welbegrepen” eigenbelang om altruïstisch te zijn’, maar dat kan alleen op grond van onzakelijke, dus retorische argumenten; door het opwekken van sympathie en afkeer, want het kwaad zit niet in de zaak zelf, zelfs niet bij vadermoord en incest; dat is het gelijk van Hume.Ga naar eind6 Het overtreden van seksuele conventies, bij voorbeeld over maagdelijkheid voor het huwelijk, de schande van een ‘onwettig’ kind, of gewone ontrouw, heeft zulke enorme gevolgen dat ze die van eventuele wettelijke bepalingen ver overtreffen. Sociale uitstoting, broodroof, gebroken carrière en vrijwillige verbanning treffen wreder dan een korte gevangenisstraf, een geldboete, schadevergoeding of alimentatie. Het vervelende is dat de sociale sancties nog boven op de eventuele wettige straf komen: gevangenisstraf plus oneer. Het lijkt verstandig niet alleen een milde wetgeving na te streven maar ook te streven naar verzachting van sociale sancties. Eén manier daarvoor is ridiculisering van de conventies en het is niet voor niets dat sinds de achttiende eeuw de literatuur daar door middel van satire een krachtig aandeel in heeft gehad, of, als het overtreden van conventies dramatisch in zijn gevolgen wordt geschilderd, dan volgens het thema kleine oorzaken grote gevolgen, wat al kritiek inhoudt. Maar het is de stem van de tegenpleiter die zegt dat mensen om een bagatel duelleren. Voor de duellisten was het kennelijk de moeite waard om te trachten elkaar dood te schieten. Beide standpunten vereend in één hoofdpersoon, dat is een innerlijk dramatisch conflict, en dergelijke conflicten vinden bij voorbeeld ook in de liefde buiten het huwelijk plaats. Literatuur heeft altijd een voorkeur gehad voor conflicten die door het overtreden van conventies ontstaan en is door de sympathie die de schrijver weet te wekken voor het slachtoffer van conventies een belangrijke factor geweest in een groeiende afkeer voor het keurslijf: weg met de corsetten, leve de losvallende vrijetijdskleding! Taboe is het moderne woord sinds het door Frazer en in zijn voetspoor door Freud in de mode is gebracht om specifiek victoriaanse conventies aan te duiden, vooral op seksueel gebied: iets waar je niet over mocht spreken maar wat je daardoor, leek het, des te meer in | |
[pagina 161]
| |
het geheim, in het donker, deed. Maar we moeten onderscheiden. Wat is discutabel? Het feit dat er conventies zijn of het feit dat ze zo zijn zoals ze zijn? Voor het laatste dient sinds Herodotus het etnologische argument: waar bij het ene volk de boezem bedekt wordt, blijft bij het andere volk de boezem bloot maar wordt de enkel bedekt; bij het ene volk is zoenen taboe, bij het andere volk, of bij een andere groep, gewoon. Daarbij zijn conventies variabel naar gelegenheid: een badpak op het strand maar niet op de boulevard, of in de winkel, of in de stad. Filosofische geesten die streven naar totale generalisatie kunnen dan alle conventies als tegennatuurlijk verwerpen maar dat is een domheid, gevolg van wisseling van generalisatieniveau.Ga naar eind7 Ook als alles wat te eniger plaats of tijd op de wereld taboe is op de een of andere gelegenheid geoorloofd is, dan volgt daar nog niet uit dat alles geoorloofd is. Een samenleving die alle conventies en regels overboord zet bestaat niet. Integendeel, het geheel van conventies en regels definieert een cultuur, want geen cultuur zonder regelmaat, ook al kan elke regel - een synoniem in deze context voor conventie - eens doorbroken worden. Als ik iemand tegen zou komen van wie ik wist dat hij zich aan geen enkele regel zou houden - erger dan een psychopaat -, ik zou terecht doodsbang voor hem zijn. ‘Absolute democraten’ zien organisatie en bureaucratie als het grote gevaar; voor hen zijn regels en procedures op zich een aantasting van de democratie. Deze absolute democraten vormen, in tegenstelling tot de constitutionele democraten, zelf het gevaar: ze maken elke zinvolle besluitvorming onmogelijk.Ga naar eind8 In de vijfde-eeuwse strijd in Athene over physis aan de ene kant en nomos/thesis aan de andere kant, natuur versus regel, conventie, en dus natuur versus menselijke afspraak, namen de retorici het extreme standpunt in dat elk menselijk gedrag door nomos wordt beheerst. Die gedachte is wellicht juist, in ieder geval nog onschadelijk. Eén consequentie is, als men vooruitgang wil, zelfs toe te juichen: conventies zijn veranderlijk, in tegenstelling, denkt men, tot aangeboren natuurlijke eigenschappen. Maar de verdere consequentie, dat dus alle conventies doorbroken kunnen - en ook mogen - worden en zeker die van het recht, omdat de physis ons gebiedt consequent ons eigenbelang te volgen en in alle mogelijke gevallen onze zin door te zetten (dat was het standpunt van de sofist Callicles), leidde in de politieke strijd in het laatste kwart van de vijfde eeuw tot het meest wrede opportunisme, tot immorele demagogie en | |
[pagina 162]
| |
tot aantasting van de grondslagen van de maatschappij. Uiteraard was er een verbinding tussen de stelling dat er geen waarheid bestaat - los van wat mensen vinden, opinie, doxa - en de stelling dat alles in de samenleving, als mensenwerk, een kwestie van afspraak, conventie dus, is. Beide stellingen schokten Plato, die de praktijk had meegemaakt, in gelijke mate. Maar de retoricus kan met gemak evolueren tot pleitbezorger van regels, en wel in de eerste plaats van zijn eigen regels voor een goed geordende discussie. Daarbij is het onderwijs in de retorica er natuurlijk bij gebaat dat er zo veel mogelijk in de vorm van voorschriften kan worden aangeleerd. Het blijft voorlopig wat merkwaardig dat we zo snel na de eerste wilde jaren van de sofisten de retoricus al aantreffen als vir bonus, honnête homme, want dat wil ook zeggen, wat traditioneel ingesteld, oude-heerachtig. Zo vinden wij de redenaars terug in Cicero's De Oratore. Maar lees de Retorica van Aristoteles, lees Lausberg of Perelman, en het cynisch karakter komt weer bloot. Het gaat nog steeds om het winnen, en de hooggestemde ethiek van Cicero's redenaars is zelf een argument om het winnen te bespoedigen. Cynisch? Maar toch ook alleen voor wie in zijn hart nog andere waarden wil hooghouden? Eeuwige waarheden? |
|