De beschaving
(1983)–J.P. Guépin– Auteursrechtelijk beschermd[12]
| |
[pagina 83]
| |
lijk hebben als we onze indeling van familierelaties volgens afstamming van de man de natuurlijke vinden; talloze volkeren hanteren in hun nomenclatuur een heel ander indelingsprincipe, waarin bij voorbeeld de indeling in generaties overheerst.Ga naar eind1 In hoeverre weerspiegelt dan onze zoölogische of plantkundige piramide de werkelijkheid? Voor zover de geschiedenis deze classificatie rechtvaardigt. De overeenkomsten van de walvis met de zoogdieren zijn niet alleen een kwestie van karakteristieke trekken, het linnaeïsche criterium van de manier van voortplanting blijkt inderdaad essentieel te zijn en wel omdat de zoölogische classificatie door een historische ontwikkeling kan worden verklaard. Een taxonomie is pas reëel als hij het gevolg is van een onomkeerbare afsplitsing in een historische ontwikkeling. Om de zelfde reden is, op menselijk terrein, de stamboom van de Indo-europese talen werkelijk, en de verwantschap van die alfabetten - van Ierland tot India - die van het Fenicische alfabet afstammen. Wordt niet naar de historische afstamming gekeken, dan is de vergelijking tussen de verschillende alfabetten even willekeurig als vroeger de etymologische verklaringen. Maar daarmee is het wel zowat bekeken.Ga naar eind2 Alle andere indelingen, hiërarchisch geordend of niet, worden alleen op pragmatische gronden gerechtvaardigd, en dat wil gewoon zeggen dat iemand in een debat mag opmerken dat hij met die indeling oprecht in moeilijkheden komt, bij voorbeeld met de indeling in lichaam en geest als er te veel psychosomatische ziekten ontstaan. Deze gedachtengang heeft onder andere gevolgen voor het bedrijven van een geschiedenis die meer is dan het weergeven van wat mensen nu eenmaal dachten. Een werkelijke classificatie van culturen of een indeling in perioden is onmogelijk, omdat daar elementen op de meest onverwachte momenten kunnen verdwijnen, weer opleven, uit andere culturen worden overgenomen. Elke historische menswetenschap is onuitputtelijk omdat het iedereen vrij staat in zijn betoog welk aspect dan ook als hoofdzaak naar voren te halen en overeenkomsten en verschillen in het licht te stellen. Consensus in de menswetenschap berust op consensus over hoofdzaken. Er is echter een uitzondering op, namelijk die onomkeerbare veranderingen die te vergelijken zijn met historische veranderingen in het alfabet, en, wat taal betreft, met klankverschuivingen, opgevat als statistisch gemiddelde van napraterij. Dat moeten dan wel die aspecten zijn waar de taalgebruikers zo weinig belang aan hechten | |
[pagina 84]
| |
dat ze het niet de moeite waard vinden zich ertegen te verzetten. Ik denk nu aan de pretentieuze aspiratie in het Hoogduitse ‘Wilhelm’ tegenover ons platte ‘Willem’. Dat soort voor de gebruiker onbelangrijke aspecten wordt voor de beschouwer verradende indices. Door alle bewust aangebrachte effecten te negeren en op een vreemd geschilderd oor te letten of op het ‘handschrift’ van een penseelvoering - de methode van Morelli - kan de kunsthistoricus een werk aan periodes, zelfs aan kunstenaars toeschrijven. In de literatuur - zeker de gedrukte - is dat veel moeilijker. De vervalser - bij voorbeeld van Meegeren - valt natuurlijk precies op die punten door de mand waar hij niet aan gedacht heeft. Dus is de vervalsing ook te dateren. De vraag is echter of een stilistiek die zich uitsluitend op verradende indices concentreert, zich wel op iets belangrijks richt. Wat zoekt men; kijkt men door het kunstwerk heen naar het karakter van de kunstenaar of naar de eigenaardigheden van zijn tijd? De analogie met de grafologie is doeltreffend: de grafoloog let niet op de boodschap.Ga naar eind3 |
|