| |
| |
| |
Hoofdstuk IX
De laatste etappe
Die ochtend was het Powpi die als eerste wakker werd. Hij keek om zich heen, waarbij zowel Opuku als Yaw-Rashid nog in diepe slaap waren.
Het eerste wat hij deed, nadat hij zijn hangmat verlaten had, was een beetje extra hout op het vuur zetten. Powpi schatte dat het omstreeks half zes moest zijn. Na zich in stromend water van de waterval te hebben gewassen, zette Powpi koffie op vuur.
Hij voelde aan dat het een bijzondere dag zou worden. In de eerste plaats zou hij in Pelele Tepu aankomen.
De plaats waar hij een belangrijk deel van zijn leven had doorgebracht. Zou de school nog dezelfde zijn, als toen hij Pelele Tepu verliet? De waterkant met hoge kokosbomen. De mensen van wie hij hield, misi Sasa en May, de moeder van alle kinderen van zijn straat.
Zij was moeder van groot en klein, vanwege haar hoge leeftijd en haar kennis van de geschiedenis en de kultuur van Pelele Tepu.
Powpi kon zich nog herinneren hoe May vaker in de klas gehaald werd bij de geschiedenislessen.
Na school zaten hij en Hemmend en nog vele anderen bij May om meer te horen over een bepaald onderwerp. Of om zomaar een tori uit haar mond te horen.
‘Goedemorgen, ben je al lang op?’
Het was Yaw-Rashid die gesproken had.
‘Maar je ziet het toch, de koffie staat al klaar’, glimlachte Powpi.
‘Dan zal ik maar gauw gaan baden.’ Bij deze woorden stapte Yaw-Rashid met grote stappen naar de waterval.
De enige die nog in zijn hangmat lag was Opuku. ‘Dit had ik van Opuku niet gedacht’, zei Powpi zachtjes. ‘Opuku lijkt mij iemand die niet zoveel slaap nodig heeft en in alles haantje de voorste is. Laat mij toch even kijken of alles met hem in orde is’, dacht hij bij zichzelf.
Hij stond dan ook op en liep naar de hangmat van Opuku.
| |
| |
Opuku lag met de kleine kalebas en een pruim tabak erin, in zijn handen gevouwen. Zijn ademhaling was regelmatig.
Popwi vertrouwde het niet, maar dacht: ‘Ach, die jongen zal wel moe zijn, en ik weet trouwens niet hoe laat hij gisterenavond is ingeslapen.’
Zijn handen gingen in de richting van Opuku zijn schouder om deze wakker te schudden. Plotseling zei een stem in hem: ‘Laat die jongen nog even slapen.’ ‘Als hij nog een half uurtje slaapt kan het geen kwaad’, sprak hij in zich zelf terwijl hij rechtsomkeer maakte.
Het duurde niet lang of Yaw-Rashid kwam bibberend terug. ‘En hoe was het?’ informeerde Powpi. ‘Za-a-a-a-lig’ bracht Yaw-Rashid bibberend er uit. Ze moesten beiden lachen. Nadat ze gegeten hadden en alles hadden ingepakt, werden de reisplannen voor die dag doorgenomen. ‘Maar wacht eens even’, bedacht Yaw-Rashid zich.
‘Nu hebben we Opuku echt nodig. Hij kent de streek zeer goed.’ Opnieuw liep Powpi naar de hangmat waarin Opuku lag toe. ‘Opuku... Opuku wordt wakker.’ Van Opuku echter kreeg hij geen enkele reaktie.
‘Opuku’, zei hij opnieuw, terwijl hij hem aan zijn schouder probeerde wakker te schudden. Yaw-Rashid kwam erbij staan, daar hij dit niet langer vertrouwde.
‘Vrienden, ik moet weg. Het beste en ga door met jullie strijd’, hoorden zij Opuku zachtjes zeggen terwijl hij nog steeds sliep.
Powpi die dacht dat hij droomde, schudde hem nogmaals bij de schouder.
‘Wordt wakker Opuku, we hebben alles al ingepakt en het wachten is op jou.’
‘Ik zal de groeten van jullie aan Powpi overbrengen, vaarwel Hemmend’, zei Opuku weer zachtjes hoorbaar.
Powpi en Yaw-Rashid keken elkaar verwonderd aan.
Nu trok Powpi zijn benen op, vervolgens gingen zijn ogen open.
Hij was klaar wakker.
‘Waarom moesten jullie mij tijdens mijn meditatie storen?’
| |
| |
‘Hoe konden wij weten dat jij aan het mediteren was? En trouwens wij begonnen ons ongerust te maken dat je door bleef slapen.’
Yaw-Rashid had zich even verwijderd om enkele ogenblikken later een kalebas geurige koffie aan Opuku aan te bieden.
Na twee lange teugen ging deze rechtop in zijn hangmat zitten.
‘Jullie moeten mij niet kwalijk nemen’, sprak hij. ‘Ik heb een hele verre reis ondernomen. Powpi je broer maakt het goed. Evenals Shanti. Iedereen van NANGA MAKANDRA maakt het goed. De strijd ontwikkelt zich goed, in die zin dat de belastingsmaatregelen zijn ingetrokken.
De Maharaja heeft persoonlijk belooft alles in het werk te zullen stellen om de problemen waarmee men kampt, zoals wateroverlast, op te lossen.
De mensen echter eisen nog meer. Zij willen dat de Maharaja zich ontdoet van zijn voornaamste adviseurs.
De reden hiervan is de corruptie die er in de top heerst.
Dat lijkt een beetje moeilijker, omdat in de wandelgangen verteld wordt dat de Maharaja erg oud is geworden, en eigenlijk de gevangene is van zijn adviseurs. Het laatste nieuws wil dat de opstand is overgeslagen naar de omliggende steden. Het lijkt erop dat Maharaja Watra de troon zal overdragen aan zijn zoon. Maar dit lijkt onwaarschijnlijk, daar in geen twintig jaren iets is vernomen van de zoon van de Maharaja.
Men heeft hem nooit meer in het openbaar gezien.’
Powpi kuchte ‘eehmm’. Duidelijk was dat hij deze informatie diep in zich opnam. Het liefst was hij erbij geweest, om persoonlijk aan de strijd leiding te geven. Opuku ging verder: ‘Hemmend en de overige mensen hebben mij gevraagd jou te zeggen om je geen zorgen te maken. Ze doen hun uiterste best, alles een gunstig verloop voor het volk te laten hebben, net zoals jij dat graag zou willen.’
Toen Powpi dit hoorde, verscheen er een glimlach om zijn mond. Zijn ogen lachten meer dan hij met zijn gelaatsuitdrukking wilde laten blijken.
| |
| |
‘Opuku, hartelijk dank voor je hulp. Je kunt je niet voorstellen hoe blij ik ben met deze informatie.’
‘Hiervoor hoef je mij echt niet te bedanken, Powpi. Vergeet niet dat jij een vriend bent van de Sabilos. Dus waar nodig zullen wij ons vereerd voelen onze diensten aan te bieden.’
Bij deze woorden gaf Powpi Opuku een stevige handdruk.
Jullie moeten me niet kwalijk nemen, ik ben nu veel te moe om de reis met jullie voort te zetten. Ik ga nu eerst een beetje uitrusten, om mij later bij jullie te voegen. Halverwege Pelele Tepu kom je een berg tegen. Aan de linkerkant van de berg heb je een pad. Ga je via dit pad, dan zul je een halve dag reizen winnen. Ik voeg me bij jullie ter hoogte van Pelele Tepu.
Ik wil ook zo graag kennis maken met de moeder voor wie jij zoveel over hebt. Hoe was haar naam weer?’
‘Misi Sorayma noemen Hemmend en ik haar.’
‘Misi Sorayma’, herhaalde Opuku.
‘Ja, je zult haar mogen. Ze is een erg lieve vrouw die weet met mensen om te gaan. Ze zal alles doen om jou op je gemak te stellen. En ze bezit veel menselijke wijsheid.’
‘Het is aan haar zoon te zien dat ze iemand is die goed met haar medemens leeft’, lachte Opuku.
‘Jij moet nu maar gaan uitrusten jongen, straks zien we jou wel.’
‘Goede reis, Yaw-Rashid en Powpi.’
Het laatste deel van de reis naar Pelele Tepu kon beginnen.
En na Opuku nogmaals gegroet te hebben, vertrokken de twee.
Powpi was zeer op zijn gemak gesteld na het laatste nieuws uit Carolina. Het was aan zijn gehele doen te zien dat de berichten hem opgevrolijkt hadden. Onderweg zong Powpi dan ook verschillende liederen. Als Yaw-Rashid een lied kende, neuriede hij mee of zong hij uit volle borst mee.
Een lied dat die ochtend steeds weer bij Powpi opkwam was het lied:
| |
| |
Aanvankelijk kende Yaw-Rashid dit liedje niet. Reden waarom hij het een vreemd liedje vond. Maar omdat hij het, op eenzelfde dag vaak hoorde, leerde hij de melodie kennen.
Op een bepaald moment neuriede hij ook mee.
Toen hij had opgemerkt dat hij automatisch was gaan meezingen, vroeg Powpi: ‘Hoe kom jij aan dit lied?’
Powpi antwoordde: ‘In de stad Pelele Tepu kent elk kind dit lied. Van kleinsaf word je met dit lied in slaap gesust. Naderhand ga je op de maat van de melodie spelen. De aftelspelletjes en nog veel meer. Dit lied maakt me blij. En ik weet zeker dat de eerste die het voor mij gezongen moet hebben, misi Sorayma is geweest.
Als ik dit lied zing, moet ik aan mijn moeder denken. En dat stimuleert om nog meer haast te maken, opdat we gauw in Pelele Tepu zijn.’ Ze lachten, terwijl ze verder gingen.
Tegen dit uur van de dag werden de dieren in het bos veel aktiever. Je zag soms een groep papegaaien of parkieten langsvliegen of andere vogelsoorten. Een hert kruiste zo nu en dan het bospad, nieuwsgierig de reizigers observerend.
Tegen het uur dat de zon de hoogste stand bereikte, waren ze de van Loonbergi dicht genaderd. Net zoals Opuku hen had aageduid, reed Yaw-Rashid links op, om het pad te ontdekken.
Na even zoeken vonden ze het pad. Het pad was een beetje verborgen in de berg achter enkele bomen. Indien je het niet wist, zou je niet zien dat aan de ene zijde van de berg een pad was aangelegd. De reis via het bergpad verliep voorspoedig tot het plotseling begon te regenen. Hoewel er genoeg grotten in de berg waren, die beschutting tegen de regen zouden bieden, was het Powpi die opmerkte: ‘Zullen we maar doortrekken?
Deze regenbui beschouw ik als een zegenbui.’
Kletsnat bereikten de beide jongens dan ook de andere kant van de berg. Nog ongeveer twee uren reizen en ze zouden de stad Pelele Tepu bereiken.
| |
| |
‘Laten we niet stoppen maar doorreizen.’ Powpi had gesproken en als reaktie op deze opmerking had Yaw-Rashid zijn paard de sporen gegeven. De regen was intussen opgehouden, net zoals het begonnen was... plotseling.
Uit de verte zag Powpi twee koningspalmen. Bij deze palmen aangekomen hield Powpi zijn paard in. Hij pakte het laatste restje water dat hij bij zich droeg en goot aan de stam van beide bomen een scheutje terwijl hij een gebed prevelde.
Vervolgens nam hij een slok die hij met kracht van de longen uitspuugde, daarbij zijn lippen tot een roos vormend, zodat het water in de lucht opgelost raakte.
Iemand die net voorbij kwam, had hierover opgemerkt dat het niet kon gaan om iemand die helemaal vreemd was met de gebruiken van Pelele Tepu.
‘Welkom vriend’, zei hij. ‘Dank u wel’, zei Powpi.
‘Bij wie moet je zijn jongeman?’
‘Ik zou graag naar de boerderij van misi Sorayma willen gaan.’
‘Misi Sorayma, die woont ongeveer een kilometer verder op. Daar waar je een grote bungalow ziet omgeven door schaduwrijke amandelbomen en een boerderij met herten, pingos en andere diersoorten.
De bungalow is groen geschilderd. Het is de einge in zijn soort in Pelele Tepu. Veel succes.’
‘Dank u wel meneer.’
‘Maar wacht eens even. Ben jij niet Powpi?’
Powpi keek even naar de man. ‘Omu Tanake’, bracht hij uit.
Ze grepen elkaar iets boven de heupen vast, en maakten een vreugdedans.
‘Ay, Powpi, wat zal misi Sorayma blij zijn je weer te zien. We dachten dat jij en Hemmend ons vergeten waren. We zijn jullie in ieder geval niet vergeten. Elke dag noemt jouw moeder jullie namen. Nogmaals welkom mijn jongen. En dat geldt ook voor jou, vriend van Powpi.’
Powpi besloot om de laatste kilometer naar zijn moeders huis te voet af te leggen.
Onderweg maakte hij babbeltjes met vooral de ouderen.
| |
| |
| |
| |
Het nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje dat Powpi, de zoon van misi Sorayma na 3 jaar zijn moeder was komen zien.
‘Powpi, we hebben Opuku niet gezien’, merkte Yaw-Rashid op.
‘Over Opuku moet jij je geen zorgen maken. Hij redt het wel. Misschien is hij vanwege de vermoeidheid langer blijven slapen. Maar hij komt wel.’
Het was Powpi opgevallen dat hij voornamelijk kinderen en oudere mensen gezien had, maar dat jongeren en andere volwassenen beneden de 35 jaar weinig voorkwamen. Ik zal straks het fijnere ervan horen, dacht hij met zijn paard verder lopend. Op een afstand van ongeveer 200 meter zag hij de groen-rode bungalow van misi Sorayma. Naarmate Powpi dichterbij kwam, leek het wel of de bauxietklei onder zijn sandalen hem het lopen moeilijker maakte.
Zo zwaar leken zijn schoenen. Yaw-Rashid die opgemerkt had dat de passen van Powpi trager werden moedigde hem aan: ‘Kom op, Powpi, we zijn er zo jongen.’
Zij waren de bungalow tot op een vijftig meter genaderd. Nu zag Powpi verschillende mensen op het balkon zitten, waaronder een grijze vrouw, een jongere dame en een man die de vijftig nog niet gepasseerd was.
Toen de mensen op het balkon zagen dat twee jongemannen met de teugels van hun paarden in de hand recht op de woning afkwamen, hielden zij hun blikken op dit tweetal gericht. Powpi en Yaw-Rashid die wisten waar ze naar toe gingen, keken ook steeds in de richting van de woning.
Op een bepaald moment stond de man uit het gezelschap op, maakte een paar stappen naar voren en vroeg: ‘Goedemiddag heren, wie zoekt u?’
Uit de opmerking kon Powpi opmaken dat deze man niet van de streek afkomstig was. Hij sprak ook zo netjes. ‘Goedemiddag, ik ben op zoek naar mijn moeder.’ Op dat moment keken de man en de oudere vrouw elkaar zeer betekenisvol aan. De vrouw stond op: ‘U bedoelt misi Sorayma, is het niet? Komt u door, ik zal haar even waarschuwen.’ Met deze woorden maakte de vrouw
| |
| |
rechtsomkeer en ging de lange gang op. Steeds roepend: ‘Gonni, er is bezoek voor je!
Gonni!’
Van het erf kwam het antwoord: ‘Joehoe!’
‘Er is iemand voor jou!’
Inmiddels waren Powpi en Yaw-Rashid gaan zitten op een bank die de meneer hen had aangeboden.
‘Jullie komen van heel ver lijkt me,’ zei de man nadat Yaw-Rashid en Powpi even waren bijgekomen.
‘Ja, dat heeft u heel goed gezien.’
‘En al die tijd te paard?’ vroeg de man.
‘Neen, wij zijn oorsprokelijk met de boot vertrokken uit Poyka. Vanaf Boslanti zijn we te paard gegaan.’
‘Dat is een moedige reis geweest, jongeman.’
‘Jawel, dat deed ik, omdat ik mijn moeder, misi Sorayma, wilde zien.’
‘Oh Powpi’, klonk het vanuit de deuropening.
‘Mama’ bracht Powpi uit. Hij sprong op en omhelsde zijn moeder innig.
Ze begonnen beiden te huilen.
‘Ach Powpi, wat ben ik blij je weer te zien. Hoe maken Hemmend en Dah-lia het.’
Ze maken het goed, mama. We kwamen samen hierheen. Maar vanwege andere dringende omstandigheden moest Hemmend terugkeren.
Dah-lia stuurt de hartelijke groeten voor u.’
‘Zeker vanwege jullie NANGA MAKANDRA dat Hemmend niet kon meekomen.’
Popwpi knikte. ‘Laat mij jullie voorstellen aan de mensen die je verder ziet.
Dit is mama Gron, een heel goede en oude vriendin van me.’
‘Mama Gron’, herhaalde Powpi terwijl hij de vrouw een stevige handdruk gaf. Aan de manier hoe zij hem een handdruk gaf, wist hij dat het een voorname persoon moest zijn.
Deze naam had hij eerder gehoord. Maar van waar. In elk geval wist hij dat hij deze vrouw op het eerste gezicht direkt mocht, al had hij niet zoveel op met voorname mensen.
| |
| |
Vervolgens stelde misi Sorayma Powpi voor aan de man en de jonge vrouw die ook op het balkon waren: ‘Dit is meneer Kwasi en deze is juffrouw Shermila. Beiden zijn met mama Gron meegereisd.’
‘Laat mij u ook voorstellen aan mijn gids, die mij voortreffelijk hier naar toe heeft begeleid.’
Yaw-Rashid stelde zich aan het gezelschap voor. ‘Aan de naam te horen kom je uit het midwesten van Sra’, concludeerde mama Gron.
‘Dat is correct mevrouw.’
‘Jullie zullen wel uitgehongerd zijn. Kom door naar de keuken, laat mij iets voor jullie klaarmaken.’
Powpi liep gelijk achter misi Sorayma aan, want hij had haar zoveel te vragen.
Na een lekker glas tamarindesiroop gedronken te hebben, en wat fruit gegeten te hebben, stelde Powpi voor om een wandeling door de tuin te maken en de boerderij van misi Sorayma te bezichtigen.
Misi Sorayma ging direkt hierop in, daar zij wist dat Powpi haar veel te vertellen en te vragen had.
En ook omdat dit hun eerste moment alleen zou zijn sinds de komst van Powpi.
‘Powpi wat ben je mager geworden, let je wel op je voeding?’ ‘Mama over mijn eetgewoontes hoef jij je echt geen zorgen te maken. Het is wel zo dat ik het laatste jaar enkele kilo's ben afgevallen. Maar dat is vanwege de drukte van het werk. Soms slaap ik maar vier uurtjes per nacht.
‘Je bedoelt zeker het werk van NANGA MAKANDRA. Vertel mij iets meer hierover?’
‘Moeder, dat is een lang verhaal. Daar vertel ik jou morgen meer over.
Wat ik wilde vragen, wie zijn die vrouw en die andere twee mensen?
En wat doen ze hier?’
‘Jongen, dat zijn twee vragen. Maar de antwoorden kunnen lang worden.
Ken je die tamarindeboom nog? Laten we daar even gaan zitten.’
| |
| |
Natuurlijk kende Powpi deze boom. Hier had hij vele uren doorgebracht.
Aan Hemmend en Dah-lia had hij hier zijn diepste geheimen prijsgegeven. Als hij iets gedaan had dat niet mocht of als hij verdriet had, zoals toen zijn hond Layka was overleden. De tamarindeboom stond zo fier alsof deze nog honderd jaren zou meegaan.
Misi Sorayma nam als eerste plaats.
‘Mama Gron en ik kennen elkaar sinds onze studententijd. We studeerden altijd samen. Samen maakten wij onze toekomstplannen. Wij zwoeren elkaar trouw tot de dood. Op een bepaald moment scheiden onze wegen zich. Ik trouwde iemand uit het zuiden. Zij trouwde een heel lieve man, onze koning, Maharaja Watra.’
Powpi schrok op. Nu wist hij het ja. De vrouw was de Maharani. Hij ging anders zitten.
‘Het heeft zeer lang geduurd, voordat uit het huwelijk een kind werd geboren. Toen deze zoon geboren werd, wilde het echtpaar dat hun kind als elk ander kind van Sra zou opgroeien. Weg van de beschermde wereld van het koninklijk paleis. Zij vroegen mij om hun kind op te brengen. Ik was de enige aan wie die belangrijke taak werd toevertrouwd.
Dat kind ben jij Powpi. Jij bent Raj Powpi, voorbestemd om aan ons land leiding te geven.’
Powpi zat als verstijfd. Dit was duidelijk te veel voor hem geworden. Hij hoorde al niets meer wat misi Sorayma vertelde. Het is een samenloop van omstandigheden, dat jullie elkaar hier aantreffen. Geen toeval, maar het lot heeft dat bepaald.
‘Mama Gron kwam naar me toe, daar zij wilde hebben dat jij je ware identiteit zou kennen. En ook omdat de Maharaja de macht wil overdragen aan zijn zoon, jij Powpi. En ik kan je zeggen, jouw land heeft jou nodig. Meer dan ooit.’
‘Oh moeder, hou me vast, alstublieft. Ik wil weten of dit de werkelijkheid is. Weet je wat van mij gevraagd wordt?’
‘Ja jongen, ik weet precies wat op dit moment in je omgaat.’
Ze hielden elkaar nog zo lang vast, terwijl ze beiden de tranen de vrije loop lieten.
| |
| |
Powpi Maharaja van Sra. Wat zou dat allemaal voor hem in de toekomst kunnen betekenen.
Moest hij de keuze maken om de troon te bestijgen?
Kon hij afstand doen van de troon? Wat zou er worden van NANGA MAKANDRA? Hoe moest het verder met de wanpraktijken in het land? Met de corruptie onder de adviseurs van de koning? Maar wacht eens even!
Dan was Dah-lia niet zijn werkelijke zus. Dah-lia voor wie hij in het geheim zoveel liefde gekoesterd heeft.
Hij dacht aan de droom die hij enkele dagen geleden had. En de uitleg van Ba Syaki dat hij een probleem alleen zou moeten oplossen. Deze zou duidelijk de keuze van zijn leven worden.
‘Ik wilde jullie niet storen. Maar er is iemand voor jou aan de deur, Powpi. Hij heet Opuku. Een heel lange jongeman. Hij zegt dat het dringend is.’
‘O ja, Opuku’, zei Powpi.
Langzaam lieten Powpi en misi Sorayma elkaar los. Hij keek recht in de ogen van mama Gron.
‘Ik neem aan dat jij nu alles weet. Jullie zijn zo lang in de tuin gebleven. Powpi mag ik jou even bevoelen?’, vroeg mama Gron van onderwerp veranderend.
Ze wachtte het antwoord niet af, maar begon zijn schouders te betasten, zijn haren, zijn neus. Vervolgens ging ze met haar handen terug naar zijn schouders, zijn armen, zijn handen.
‘Jij bent mijn zoon.’
Zij omhelsden elkaar. Opnieuw begon Powpi te huilen. Voor de derde keer binnen enkele uren. En hij had in geen tientallen jaren gehuild.
Echter, dit waren tranen van blijdschap. Hij wist het thans vrijwel zeker. Hij zou Maharaja van Sra worden. Maar een heel ander soort Maharaja dan het land tot nu toe gekend had.
Hij zou zich niet laten opsluiten in zijn paleis. Zijn keuze lag bij de armen. Hij zou het land democratiseren.
Democratiseren. Werkelijke democratie, het enige wapen om corruptie en vriendjespolitiek uit te bannen.
Democratie, het enige middel dat leidt tot ontwikkeling!
|
|