voor een nieuw schoolgebouw dat tevens als gemeentehuis diende. In 1863 richtte hij samen met anderen het Provinciaal Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde in Limburg op. In 1871 werd hij lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. Slanghen was meer dan een kwart eeuw burgemeester van Hoensbroek. De wegen in de gemeente waren zo slecht, dat men ze. noch te voet noch met een rijtuig kon gebruiken; sinds de Franse Revolutie waren ze niet meer onderhouden. Burgemeester Slanghen was de eerste bestuurder in Limburg, die de wegen in zijn gemeente duurzaam liet verbeteren. De belastingen werden naar draagkracht over de inwoners verdeeld. De inwoners vonden hem een knap en waardige burgemeester met een helder hoofd en een degelijk karakter. Hij was zeer gezien in Hoensbroek. Jos Habets (zijn moeder was een neef van Egidius), de eerste rijksarchivaris van Limburg, die in 1851 voor de eerste maal met hem kennis maakte schreef over Slanghen het volgende: ‘Sedert die eerste ontmoeting heb ik eene warme genegenheid voor dien langen, mageren neef, met dat kaal voorhoofd en dien zwarten knevel gekoesterd, die weinig sprak en bijna nooit lachte, al liep het gesprek ook over een humoristisch onderwerp’. Slanghen had grote belangstelling voor de regionale en plaatselijke geschiedenis. Bij voorkeur maakte hij gebruik van onuitgegeven stukken, hij putte maar weinig uit gedrukte bronnen. Het doel dat hij voor ogen had, was niet een geschiedenis van Limburg te schrijven, maar losse bouwstoffen te leveren. De gegevens haalde hij uit de archieven van kasteel Hoensbroek en kasteel Aldenghoor; tevens had hij inzage in het slotarchief van graaf Oscar d'Ansembourg in Neubourg bij Gulpen. Zijn bekendste historische werken zijn: Het Markgraafschap Hoensbroeck gevolgd door Geschiedkundige aanteekeningen over het voormalige land van Valkenburg( 1859). Hij bespreekt de heerlijkheid Hoensbroeck, het gerecht, het leenhof, de
parochie, de gemeente, de heren van Hoensbroeck, Ter-Wyer en Laer, alsook Vaesrade en Valkenburg en Bijdragen tot de geschiedenis van het tegenwoordige hertogdom Limburg, 2 delen (1865). Ook schreef hij een aantal artistement in de Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Duché de Limbourg. Ze staan afgedrukt in de delen 6, 7, 9, 14, 15 en 16 (1869-1879). Bovendien schreef hij in De Maasgouw, Weekblad voor Limburgsche geschiedenis, Taal- en Letterkunde, 28 kleine artikelen in de jaren 1879-1982. Zijn belangstelling ging verder uit naar oudheidkundige voorwerpen uit