te vinden. Van 1825 tot 1843 verschenen zonder onderbrekingen vele geschriften van zijn hand. Zijn eerste werk dat in 1825 verscheen was de geschiedenis van de Munsterkerk van Aken en de Heiligdomsvaart. Daarna volgde in 1828 de geschiedenis van het kasteel Frankenberg bij Aken. Niet minder aantrekkelijk zijn de in datzelfde jaar verschenen publicaties over de koninklijke kapel van Lodewijk de Vrome en het nonnenklooster op de Salvatorberg bij Aken. Verder de parochie het H. Kruis en de voormalige kanunnikdij van de Akener Kruisheren, maar vooral het Necrologium Ecclesiae beatae Mariae Virginis, uit de 13e en 14e eeuw, een overzicht van het kerkelijk denken over in hoog aanzien staande personen, Duitse heersers, vorsten en prelaten. In 1830 was hij in contact gekomen met Johann Friedrich Böhmer. Deze ‘hat verschiedene seiner Monographien über die Aachensche Geschichte mit vielem Vergnügen gelesen und erwartet von ihm einen Codex diplomaticus’. In 1832 komt zijn Historisch-topographische Beschreibung Burtscheids uit, die in 1834 gevolgd wordt door de Geschichte der Reichs-Abtei Burtscheid. In 1833 wordt hij benoemd tot stadsbibliothecaris. Het jaar daarna liet hij een catalogus drukken en ordende hij het archief. Zijn geschiedenis van de St. Peterskerk in Aken in het jaar 1836 is belangrijk vanwege de mededelingen over het met belangrijke privileges toegekende Aachener Synodalgericht. Naast de geschiedenis van verschillende kastelen verscheen in 1837 een belangrijke historisch-topografische beschrijving van de omgeving van Eupen. De tot nu toe beschreven literaire werkzaamheden kunnen beschouwd worden als een voorbereiding tot zijn hoofdwerk: ‘Geschichte der Stadt Aachen’, band I 1840 en band II 1841, die een periode beschrijft tot 1350. Tot het midden van de 14e eeuw reikt ook zijn Codex diplomaticus aquensis met zijn 354
oorkonden. Quix schreef ook een zevental studieboeken over: Feldmaüse, Hamsters, Würme, Stralenthiere, Spinnen, Scorpionen, Krebse, un geflügelte Kerfe, Walbdeckflügler, Käfer, Zweiflügler, Want- Grad- und Netzflügler, Schmetterlingen, Conchilien, Fische, Reptilien, Vögel und Säugtiere. De laatste van Quix uitgegeven geschriften zijn: Gerard Chorus, der hervorragendste Bürger Aachens im 14. Jahrhundert, aan wie de verbouwing van het gothische Munsterkoor wordt toegeschreven, het raadhuis en de buitenste ringmuur van de stad en Die Geschichte Melatens, een ziekenhuis dat oorspronkelijk gebouwd was voor leprazieken. Ondanks zijn veelzijdig werk ondervond Quix tijdens zijn leven niet de sympathie