Het getijdenboek van Geert Grote
(1940)–Geert Grote– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
InleidingI. De Getijdenvertaling van Geert Grote en haar bestudering totnogtoeIn 1880 verscheen in de uitgaven der Amsterdamse Akademie de studie van W. Moll, getiteld: Geert Groote's Dietsche Vertalingen, beschreven en toegelicht. Door J. van Vloten was Moll's aandacht gevestigd op een Middelnederlands getijdenboek, zich bevindende in de Paulinische bibliotheek te Munster, dat aan het eind der vigiliën - welke het laatste deel van dit handschrift vormen - deze mededeling bevat: Hier ghaet wt die vigilie ouergheset wt den latine in duusche van meister gheride den groten. Ende waert gheeindet doemen screef. Mo CCCo ende. XCVIIJ. des saterdaghes na sunte pawels bekeringe des god ghelouet si in ewicheit . vor weliken scrijver ic beghere werden ghebeden op dat ons god alle moet bekeren. AmenGa naar voetnoot1). Door deze aantekening worden de mededelingen van Rudolf Dier, Johannes Busch, Thomas a Kempis en Petrus Horn bevestigd, volgens welke Geert Grote in de laatste periode van zijn leven, toen hem het prediken verboden was, de verschillende teksten, die men in een horarium (getijdenboek) pleegt aan te treffen, uit het Latijn in de landstaal zou hebben vertaald. Dier spreekt van de Getijden der H. Maagd, de zeven Boetpsalmen - waarbij G.G. de Litanie zelf zou hebben vervaardigd - en de Vigilie der Doden; Joh. Busch vermeldt de Getijden der H. Maagd, die van de H. Geest en van de Eeuwige Wijsheid, de Boetpsalmen en de Vigilie, ‘ceteraque similia’; Thomas a Kempis noemt speciaal de Getijden der H. Maagd; het overige vat hij samen in de woorden ‘cum quisbusdam aliis horis’; en in P. Horn's Vita magistri Gerardi Magni worden de Getijden der H. Maagd, die van de H. Geest, van het H. Kruis, de Boetpsalmen en de Vigilie als door Geert Grote vertaalde teksten genoemdGa naar voetnoot2). Dier en Horn maken ook | |
[pagina 2]
| |
melding van glossen, die de vertaler aan zekere moeilijk verstaanbare plaatsen zou hebben toegevoegd. Inderdaad bevat het bovengenoemde Munsterse handschrift ettelijke glossen, die een nieuwe bevestiging zijn van de mening, dat wij hier inderdaad Geert Grote's vertaling vóór ons hebben. Dat de vertaalarbeid in of nabij Deventer verricht is, blijkt uit het feit, dat de glossator, toen hij voor een verduidelijkend voorbeeld een stad in de lage landen nodig had, speciaal de stad Deventer koos: in een uitvoerige glosse bij psalm XLI, die opgenomen is in de Vigilie, lezen wij, dat de woorden van den psalmist betreffende die douwe des berghes herman, die neder comt in den berch van syon, niet letterlijk zijn op te vatten, daar Hermon lager ligt dan Sion; het ware net zo als of men seghede . die douwe ofte dat water omme deuenter neder ghenghe in die stat van coelneGa naar voetnoot1). De Getijden van Geert Grote zijn in de vijftiende eeuw het meest gelezen boek geweest in de Noordelijke Nederlanden; ook in Noord-Duitsland werden zij overgeschreven en door devote lieden als gebedenboek gebruikt, minder was dat het geval in de Zuidelijke Nederlanden. Er zijn honderden exemplaren van bewaard; ik meen, dat De Vreese mij eens verteld heeft, dat hem ongeveer 800 van deze getijdenboeken bekend waren. Eén zodanig handschrift, van 1476, werd in 1893 fraai uitgegeven door K. de Gheldere: Ghetiden Boec. Naar een handschrift der XVe eeuw (Gent). De uitgever wist blijkbaar niet, hoe talrijk de handschriften van dit devotieboek zijn, en evenmin schijnen hem de gegevens betreffende de persoon van den vertaler bekend te zijn geweest; anders zou hij waarschijnlijk wel een ander handschrift voor zijn uitgave hebben uitgezocht, conservatiever en oosteliker, taalkundig dichter staande bij de oorspronkelijke tekst. En, had hij van het bestaan der glossen geweten, die slechts in zeer weinig handschriften bewaard zijn, dan zou hij zich zeker moeite hebben gegeven om zulk een handschrift op te sporen. Dit doet echter niets af aan het feit, dat van 1893 tot nu toe De Gheldere's Ghetiden Boec de enige moderne uitgave is geweest, waaruit men | |
[pagina 3]
| |
de samenstelling van het zo vaak afgeschreven en zoveel gelezen Middelnederlandse Getijdenboek kon leren kennen. Wie zich niet voor de taal, maar alleen voor de compositie van de tekst interesseert, vindt bij Moll en De Gheldere al wat hij nodig heeft. Achtereenvolgens bevat het door De Gheldere uitgegeven handschrift, behalve de kalender, waarmee het begint: de Getijden der H. Maagd (blz. 21-60), die der E. Wijsheid (blz. 60-81), de Lange Getijden van het H. Kruis (blz. 81-105), de Getijden van de H. Geest (blz. 105-127), de 7 Boetpsalmen (blz. 127-136), de Litanie (blz. 136-147), de Vigilie (147-184); er volgen nog enige gebeden (blz. 185-190). Het register bij deze uitgave licht ons o.a. in over de herkomst van hymnen, lessen enz.; de nummers van de psalmen, in de verschillende delen van het Getijdenboek voorkomend, zijn èn in de rand naast de tekst èn in het register te vinden. Een overzicht van de inhoud van het gehele Getijdenboek en een uitvoeriger ‘schema’ van de Getijden der H. Maagd geeft Maria Meertens in het eerste deel van haar werk: De Godsvrucht in de Nederlanden. Naar handschriften van gebedenboeken der XVe eeuw (1930), blz. 10-20Ga naar voetnoot1)Ga naar eind*. Deel VI van dit werk (1934) bevat de beschrijving van een aantal handschriften van onze tekst, grotendeels bewaard in Belgische biblotheken. Maria Meertens maakt t.a.p. I, 11 de opmerking, dat Geert Grote's redactie niet overeenkomt met het ‘Romeinsch gebruik’; voorzover ik weet heeft niemand totnogtoe uitgemaakt, welke ‘usus’ aan de vertaling ten grondslag ligt. Toen ik ongeveer 30 jaar geleden veel op dit terrein werkte, heb ik ‘usus’ van verschillende diocesen en ordes met de Middelnederlandse tekst vergeleken, maar zonder resultaat. In de passage, door P. Horn gewijd aan Geert Grote's vertalingen, lezen wij de woorden: Nam antea hee Hore in teutonico non tam perfecte habebantur translate sicut hodieGa naar voetnoot2). De vraag komt op, of er inderdaad een andere, oudere vertaling bestaan heeft. Men zou hier kunnen denken aan de horae-tekst, mij bekend uit | |
[pagina 4]
| |
hs. 296 van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. Dit handschrift bestaat, afgezien van de gebeden op fol. 14-26, die met een andere hand geschreven zijn, een afwijkend versieringstype vertonen en blijkbaar Hollands van taal zijn, uit een kalender (f. 1v-13r; 13v een later geschreven gebed), die zeer lijkt op die van Kamerijk - Korte Kruisgetijden (f. 27r-30v) - Getijden der H. Maagd (f. 31r-76v) - Boetpsalmen met Litanie (f. 77r-93v; daarna nog Credo, Magnificat, Nunc dimittis, in het Latijn, later met andere hand bijgeschreven). De aanvang der verschillende onderdelen en ook stukken middenuit ontbreken. De samenstelling der Getijden der H. Maagd verschilt van die bij Geert Grote; te oordelen naar M.R. James, A descriptive Catalogue of the Manuscripts in the Fitzwilliam Museum (Cambridge 1895) XXVIII lijkt de usus dezer horae op die van Amiens; ook is er gelijkenis met die van DoornikGa naar voetnoot1). Die stukken, welke in beide getijdenboeken voorkomen, zijn op verschillende wijze vertaald. Zo begint in Ltk. 296, f. 50v, de prima: God dincke in mijn hulpe . here haesti om mi te hulpene, Geert Grote vertaalt: God wilt denken in mine (mijn) hulpe. Here tot (to?) mi te (to?) helpen(e) haesteGa naar voetnoot2), - het begin van het Benedicite luidt in Ltk. 296, f. 43r: Benediet alle des heren werken den here loeftene ende (43v) verheftene in die ewelijcheit: G. Gr. Benediet den here alle werke des heren louet ende ouerhoghet hem in ewicheiden (f. 25v), - de eerste mettenles Ltk. 296, 37r: Heylighe maria maghet der magheden moeder ende dochter des conincs van allen coninghen sent ons dinen troest: G. Gr. Heylighe maria ioncfrouwe alre ioncfrouwen moder ende dochter des conincs van al . sent in ons dinen troest (19r v, eveneens de eerste les), - enz. Het is duidelijk, dat hier een andere vertaler aan het woord is; daar het handschrift Ltk. 296, afgezien van fol. 14-26, een bladversiering heeft van Noordfrans type, daar het schrift een ouderwetse indruk maakt (eind XIV.-begin XV. e.) en de taal een zuidelijk karakter heeft (es voor is; bestu enz.), is het zeer goed mogelijk, zij 't ook | |
[pagina 5]
| |
niet zeker, dat wij hier een Zuidnederlandse vertaling van Getijden der H. Maagd voor ons hebben, die ouder is dan die van Geert Grote; en omdat hetzelfde handschrift ook de boetpsalmen in een afwijkende vertaling bevatGa naar voetnoot1), kunnen wij vermoeden, dat de Zuidnederlandse Maria-getijden vanouds verbonden waren met boetpsalmen plus litanie; of zich hierbij nog andere getijden en de vigilie aansloten, daarvan weten wij niets. De korte Kruisgetijden, die op f. 27r-30v van het Leidse handschrift staan, vertonen, behoudens enige varianten, dezelfde vertaling, die in de getijdenboeken van het Geert Grote-type te vinden is, - hoewel er wel degelijk andere Middelnederlandse vertalingen bestaan hebben; zie M. Meertens, t.a.p. I, 15 vlg., noot 63 (bij de daar genoemde hss. is nog te voegen hs. XXXVI der Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, f 1r-7r). |
|