Hoe hoort het eigenlijk?
(1939)–Amy Groskamp-Ten Have– Auteursrecht onbekend
[pagina 315]
| |
credietbrieven of reischèques. Het is niet verstandig al het geld, dat men denkt noodig te hebben in baar bij zich te dragen. De bagage voor een zeereis dient beknopt te zijn en praktisch. Zij, die aan boord een hut deelen met een medereiziger(ster) dienen er voor alles op bedacht te zijn, dat een mede-passagier(e) zoo weinig mogelijk hinder ondervindt. Men late geen kleeren of schoeisel slingeren, gebruike geen scherp riekende haarwaters e.d. en gebruike onder geen enkel voorwendsel iets, dat aan den ander toebehoort. Ook rooke men nimmer in de hut, die men met een ander deelt. Zij, die reizen op een vrachtboot met passagiers accomodatie zijn vanzelf min of meer op hun medepassagiers aangewezen, daar er meestal niet meer dan hoogstens twaalf of vijftien zijn, doch zij, die op een der groote stoombooten reizen zijn volstrekt niet genoodzaakt kennis te maken met hun medereizigers. Komt men met elkander in kennis dan merkt men gewoonlijk al gauw genoeg of het ‘botert’. Doet het dit niet dan is het veel verstandiger zich niet op te dringen. Zij die veel gereisd hebben zijn gewoonlijk degenen, die zich wat afzijdig houden en die niet gemakkelijk kennis maken met vreemden. Het spreekt vanzelf, dat het voor een reisje van Rotterdam naar Southampton nauwelijks de moeite waard is kennis aan te knoopen met medepassagiers die wellicht tot Oost-Indië gaan. Op een reis van langeren duur vormen zich vanzelf groepjes. Zij die deelnemen aan de dekspelen en die gebruik maken van het zwembad aan boord hebben vanzelf veel meer gelegenheid tot ongedwongen kennismaking. Bij dansavonden aan boord geldt dezelfde étiquette als voor dansavonden in een hotel: Jongemeisjes en getrouwde vrouwen dansen niet met heeren, die niet aan haar zijn voorgesteld door een wederzijdsche bekende of door den ceremoniemeester. De étiquette eischt, dat jongemeisjes na het invallen van de duisternis niet alleen of in gezelschap van een jongeman gezien worden op de bovendekken. Hoeveel vrijheid in den omgang er tegenwoordig ook heerscht, de étiquette aan boord verbiedt een alleen reizende vrouw een medereiziger in zijn hut op te zoeken terwijl zij evenmin een medereiziger kan ontvangen wanneer zij niet over een aparten salon of zitkamerhut aan boord beschikt. Wanneer men kennissen van kennissen of kennissen van familie of familie van kennissen aan boord ontmoet is er niets tegen dat men desgewenscht zich aan deze voorstelt. | |
[pagina 316]
| |
Aan boord geldt hetzelfde wat in alle zomer- en winterhotels geldt: iedereen wake er angstvallig voor zich aan nieuw gemaakte kennissen op te dringen of uren achtereen beslag op hen te leggen. Aan boord heeft men geen middagkleeren noodig. Sport- en strandkleeren worden den ganschen dag gedragen en eerst voor tafel verwisselt men deze voor avondkleeding. Avondkleeding wil niet altijd zeggen: smoking en avondjapon, hoewel dit in de eerste klasse, na het aandoen der Engelsche kust, meestal wel de gewoonte is. De avondjaponnen der dames mogen aan boord nooit echte baljaponnen zijn. Dit geldt als snobbistisch. De heeren dragen des avonds een donker pak of smoking; nooit rok. Het geldt niet voor goede smaak om - tenzij men tenniskampioene is - in shorts (kort wijd tennisbroekje) rond te loopen aan dek. Dat staat alleen passend voor heel jonge meisjes. Hetzelfde geldt voor de strandpyama, die wanneer zij door vrouwen boven de 16 gedragen wordt onberispelijk van coupe dient te zijn. Alleen zeer slanke figuren kunnen zich hieraan wagen. Het verdient aanbeveling om alle consumptie, die men aan dek bestelt - buiten en behalve hetgeen inbegrepen in de reissom geboden wordt - contant te betalen. Men kan ook bonnetjes schrijven, maar ziet zich dan bij aankomst van de boot in de plaats van bestemming soms voor aller onaangenaamste verrassingen geplaatst als het bedrag schrikbarend opgeloopen blijkt. Het getuigt van wellevendheid, bij het verlaten van de boot de stewardess of linnenjuffrouw de hand te drukken en te bedanken voor hare goede zorgen. Ook van den eersten en tweeden officier, zoowel als van den kapitein neemt men persoonlijk afscheid. Gewoonlijk zal het door deze heeren op prijs gesteld worden, wanneer men niet tot het laatste oogenblik hiermede wacht, doch den dag voor aankomst deze kleine plichtpleging, die uit niet meer dan enkele welgekozen woorden behoeft te bestaan, volbrengt. |
|