thuis, dan is er geen oogenblik twijfel wie van beiden uiteindelijk zal slagen.
Een werkgever en een compagnon hebben in de allereerste plaats iemand noodig, die werk verzet en die dat goed doet. De werkende vrouw en de zakenvrouw dienen zich onder alle omstandigheden voor te houden, dat hare hoogste troeven in het gezelschapsleven niet meer dan bijkomstigheden (behooren te) zijn in het zakenleven.
Fabrieksdirecteuren, uitgevers, chefs van groote winkelzaken, lunchrooms enz. enz. vragen werkprestaties.
Vakbekwaamheid en werkprestaties zijn nummer één. Al het andere is bijzaak. Bij die werkprestaties behoort vanzelf een welverzorgd uiterlijk, een beschaafde spraak, behoorlijke omgangsvormen enz. Nog teveel meenen sommige zakenvrouwen en werkende vrouwen, dat zij uit hoofde van hare sexe een uitzonderlijke en bevoorrechte positie in kunnen nemen.
Dit standpunt is ten eenenmaal verkeerd. De zakenvrouw, die gewapend met een vriendelijke glimlach, een welverzorgd uiterlijk en een melodieuze stem aan den arbeid trekt, behoeft volstrekt niet hare sexe ook nog op andere in het oog loopende wijze onder de aandacht van event. werkgevers, klanten e.d. te brengen. Al wat zij zegt en doet zal een beschaafd en vrouwelijke cachet dragen, dat zijn invloed niet zal missen op hen, die met haar in aanraking komen. Voor het begrip sexe is in het zakenleven geen plaats.
Zij, die arbeid zoeken met andere doelmerken dan arbeid, komen altijd bedrogen uit.
Het is eveneens een verkeerd standpunt, dat de zakenvrouw zich krachtens haar beroep allerlei vrijheden kan permitteeren, waarop zij als mevrouw X. of IJ. nimmer aanspraak zal maken. De zakenvrouw, die naar haar zin nooit genoeg den nadruk kan leggen op haar staat van werkende vrouw, welke staat zij met alle mogelijke uiterlijke middelen poogt te afficheeren, geeft blijk van slechten smaak. Onopvallend en tot in de puntjes verzorgd zij uiterlijk, gedrag en conversatie van de werkende vrouw.