Blette: snijbiet.
côtes de blettes en branche: snijbietstelen klaargemaakt als asperges.
Boeuf: ossevleesch. (spr. uit: buif)
Bouilli: soepvleesch. (spr. uit: boe-jie)
Boeuf à la mode: gemarineerd gebraden staartstuk.
filet de boeuf à la Béarnaise: ossehaas met béarnaise saus.
(contre-filet: tegenhaas; entre côte: tusschenrib).
Bombe: ijspudding.
Bouchée: pasteitje.
bouchée Bouquetière: pasteitje met groenten.
bouchée Grand Duc: pasteitje met asperges.
bouchée Isabelle: pasteitje met ossetong.
bouchée à la Reine: pasteitje met kip.
Bouillabaisse: Zuid Fransche vischsoep.
à la jardinière als toevoeging beteekent altijd: met groenten.
à la paysanne als toevoeging beteekent altijd: met groenten.
à la fermière als toevoeging beteekent altijd: met groenten.
bouquetière als toevoeging beteekent altijd: met groenten.
Julienne als toevoeging beteekent altijd: met groenten.
Brandade de morue à la Française: ragout van zoute visch in olie en kookroom.
Brioche: botervlinder of zoet broodje. (spr. uit: brie-osje)
Brochet: snoek. (spr. uit: bro-sjè)
brochet en robe: snoek in deeg.
pain de brochet: pudding v. snoek.
Beurre noire of beurre noisette: bruine boter (met peterselie).
Beafsteak: (spr. uit biefstek).
beafsteak à la Nelson: b. in vuurvasten schotel met ui, champignons en augurken.
beafsteak à la Tartare: rauwe geschaafde biefstuk met rauwe eidooier.
Hot buns: (lett. heete broodjes) geroosterde broodjes.
Cabillaud: kabeljauw. (spr. uit: ka-bie-jo)
cocotte de cabillaud: gestoofde kabeljauw met spek, uien en aardappelen.
(cocotte: porceleinen vuurvaste stoofpot).
cabillaud à la Suisse: idem in witte wijn met peterselie.
cabillaud à l'Italienne: idem met rijst en tomatenpuree.