Gierigheid.
Gierigheid is een afschuwelijke ondeugd.
Dat de man of de vrouw met de zeer smalle beurs zich noodgedwongen moet onthouden van liefdadigheidsfeesten, dure ontspanningen, sport e.d. zal niemand hun ooit kwalijk nemen en in het beste gezelschap klinkt het heden ten dage heel gewoon wanneer iemand zegt: het spijt mij maar dit of dat kan ik mij niet veroorloven, het schikt mij niet.
Dit is echter heel iets anders dan de man, die stilletjes probeert voor niets met de tram mee te rijden als de conducteur hem vergeet, of de man die snel een zijstraat inslaat om een collectant te ontloopen, of de jongeman, die den verjaardag van zijn gastvrouw opzettelijk vergeet, een bedelaar afscheept met een cent e.d.
Gierigheid, hoe zorgvuldig ook gecamoufleerd, kan nooit op den duur verborgen blijven.
De jonge man, die steeds klaar staat om bij anderen mee te profiteeren, hetzij van rookgerei, tennisveld, auto, concertabonnement, of zeilboot en die altijd grif een excuus bij de hand heeft om niets terug te doen, terwijl zulks hem financieel best schikt, die zal het nooit en te nimmer ver brengen in de maatschappij, hoe kundig en vakbekwaam hij overigens ook moge zijn.
Gierigheid is niet anders dan hebzucht en dat is behalve een ernstige karakterfout een eigenschap, die een hinderpaal vormt voor het beoefenen der goede omgangsvormen.