Inleiding
Een taal leert men niet alleen met een spraakkunst en een woordenboek, omdat de geest van de taal zich daarin niet laat grijpen. Die geest woont in de mond van de mensen, die de taal spreken, of liever, daar komt hij uit. Maar niet iedereen heeft het vermogen of de gelegenheid om die waar te nemen. En wanneer er dan geen geschreven woord is, of slechts schaars voorhanden, heeft de vreemdeling in den lande een bijna niet te overkomen hindernis voor zich. Dit is de voornaamste reden, waarom wij dit boekje het licht doen zien. Vier van deze vijf korte verhalen zijn indertijd door ons in het nederlands geschreven en vandaaruit door de heer E. Figueira in het N.E. omgezet in zeer vrije vertaling. Deze vertaling is daarna wederom, maar nu zo letterlijk mogelijk, in het nederlands terugvertaald. Wanneer dit niet mogelijk bleek wegens al te grote misvorming van de nederlandse tekst, werd er gebruik gemaakt van tekst tussen haakjes of voetnoten. Het verhaal ‘de kleermaker in de hemel’ is een vertaling van een sprookje van Grimm. Zij, die het N.E. als moedertaal hebben, zullen het wellicht kunnen waarderen als een poging om iets bij te dragen tot meerdere achting voor de eigen taal, die weliswaar een z.g. mengtaal is, maar hierin niet verschilt van andere talen, die thans het etiket van ‘moderne taal’ dragen. Hoelang het duren zal, totdat de creolentaal van Suriname dit etiket krijgt opgeplakt, is niet te zeggen. Het meest nodige hiervoor is in ieder geval, dat men achting heeft voor het eigene. De ondervinding zal ons verder wijs maken: ondrofeni sa leri ju.
De Samenstellers.