Spanhoek van de oude tijd
Een man had een vrouw en vijf kinderen. Het was in de moeilijke tijd van Suriname. Op een avond ging hij wat rondlopen. Maar denk niet, dat hij dat voor zijn plezier deed. Neen. Maar het werd hem in huis te heet, zodat hij de straat op moest om zijn gedachten te verdrijven.
Terwijl hij zo rondkuierde, begon het te regenen en hij ging schuilen onder een balkon, dichtbij de Spanhoek. Daar trof hij twee mannen aan, die met elkaar aan 't praten waren. Hij hoorde de een tegen de ander zeggen, dat de duivel 's nachts om twaalf uur kwam neerdalen op de Spanhoek, om geld te lenen. Hijzelf had al geld bij de duivel geleend. Je moet dan precies midden op de hoek gaan staan, even voor twaalven, zwaaien dan met een rode vlag; zo ziet hij, dat je hem nodig hebt en komt hij naar beneden om te kijken, wat je verlangt.
De man liep vlug naar huis om dat aan zijn vrouw te vertellen.
De vrouw zeide: ‘denk je, dat de duivel je geld zal lenen zonder vergoeding? Onmogelijk!’ De man zeide, dat hem dat niets kon schelen; geld moest hij hebben, hij kon met die armoede niet meer leven.
De volgende avond ging de man er op uit. Naar de Spanhoek moest hij; hij kon niet meer zonder geld blijven. Even voor twaalf uur begon hij met de rode vlag te zwaaien. Nauwelijks sloeg de klok 12 uur, of hij hoorde de ketting van de duivel naar beneden vallen. Voordat hij in de houding kon gaan staan, stond de duivel al voor hem.
Toen hij tegen de duivel zeide, dat hij dertig-duizend gulden wilde lenen, stak de duivel zijn hand in zijn zak en betaalde hem uit. Maar toen de man wilde heengaan, riep de duivel hem terug om hem te vragen, welke vergoeding hij hem voor het geleende geld zou geven. De man vroeg welke betaling hij dan verlangde. De duivel antwoordde: ‘wel, je hebt vijf kinderen, ik zal er ieder jaar een komen halen.’ De man antwoordde: ‘nee-nee, kameraad, dat is te kras, neem je geld terug.’ De duivel zeide: ‘wat ik gegeven heb, neem ik niet meer terug.’
De man moest ervoor zorgen om vandaag over een jaar om twaalf uur 's nacht een van de kinderen te brengen, op zo'n en zo'n plaats.
De man kon niet zien, waar de duivel gebleven was.
Toen hij met het geld thuiskwam, was de vrouw zo bedroefd, maar er was niets aan te doen. Een jaar later brachten zij het eerste kind naar de duivel. De rekel duivel draalde niet en nam zijn prooi. En zo nam hij vier van de kinderen. Geld was er nu wel, maar als je de moeder