Gedichten(1971)–Maria de Groot– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 124] [p. 124] Ballade van het eschaton Wat zal ik zeggen dat ik zie in deze wereld? De radarschermen druipen van intriges en wat onschuldig lijkt is niet onschuldig. Het paard van Troje is een aardig sprookje. Wat zal ik zeggen dat ik zie? Mijn ogen zijn zwart van staren in het zonnestelsel. Ik zal mij op de liefde concentreren. Niets is er waar ik meer van smelt, vergeten omvat ik met mijn dijen wijder hemel dan waar de sterren schokkend in verbranden. Ik word met jou de enige de ander totdat wij tastend in elkaar ontspannen. En buiten zal ik zeggen zijn de dieren die in hetzelfde vlees hun branding breken. Waar ik mij onderscheid word ik geboren - maar zwijgend lig ik onder jou, geen teken dan in mijn bloed het bonzen van symbolen die ik niet als mijn nageslacht kan baren. Wat zal ik overhandigen en zeggen aan alle anderen? Dat zeldzaam brandglas hoe krijg ik het in handen om de fakkels van geest en hartstocht helder te ontsteken? Een rein geloof bestaat niet en de schede kan zich van zwaard noch van geslacht onthouden. Ik heb niet en ik zal ook nooit bezitten de sleutel tot een wereld om te wonen en tot een ziel om mij in uit te vieren teneinde hem te zien. Tot hij zal komen strompelt mijn tong tussen de beide zonnen, de ene droom en wat ik zeg verwondert. Vorige Volgende