Methodologie
(1961)–A.D. de Groot– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
1;2 Hogere ervarings-processen: denken, scheppen, begrijpen1;2;1 De algemene middel-doel-cyclus.Het fundamentele belang van de empirische cyclus is minder onmiddellijk evident voor andere ‘hogere’ vormen van denken, met name wanneer zowel het probleem als de empirische gegevens abstracter worden. De verscheidenheid van problemen, die men door denken of door denkend handelen kan proberen op te lossen is zeer groot. Het kan voorkomen, dat het niet gaat om de oplossing van een keuze-probleem, zoals in het schaakspel, maar om het uitwerken van een logische ontwikkeling, om het analyseren van een praktisch probleem, om het vinden van een adequate uitdrukking van een gedachte of idee, om het tot stand brengen - produceren, creëren - van iets nieuws, of om het zich inwerken in een complex gebied, bijvoorbeeld een geheel van menselijke gedragsprodukten. Bijvoorbeeld: de oplossing van een zuiver logisch, begripmatig of wiskundig vraagstuk; het vinden van een defect aan een motor; het schrijven van een essay of van een roman; het componeren van een symfonie; het ontwerpen van een theorie of van een mathematisch model; het bestuderen, leren begrijpen en interpreteren van menselijke uitingen, of van een historische ontwikkeling. In zulke hogere processen, zo uiteenlopend als zij zijn, speelt de empirische cyclus toch ook een prominente rol. Dit is minder moeilijk aan te tonen, dan het op het eerste gezicht lijkt. Men zou daartoe kunnen verwijzen naar de algemene toepasselijkheid ook op creatieve denkvormen van de eerste principes van een theorie over het denken als die van Otto Selz (selz 1922, 1924). Het denkproces wordt daarin namelijk uitdrukkelijk gezien als een opeenvolging van recurrerende cycli, geleid door anticipaties, en telkens met een controle-proces (toetsing, evaluatie) aan het einde. Het is echter niet nodig er psychologische theorieën op na te slaan. Een eenvoudige (logische) analyse, gebaseerd op bekende feiten en gezond verstand, is voldoende. In alle genoemde gevallen van gericht (creatief, of analyserend, of begrijpend) denken is er een doel, dat het denkende subject wil trachten te bereiken. Het bereiken van dit doel is een probleem voor hem - we veronderstellen immers dat er denkarbeid voor nodig is. Vragen wij | |
[pagina 11]
| |
waarom het een probleem is, dan is het antwoord: omdat de middelen om het doel te bereiken niet zonder meer gegeven en beschikbaar zijn, zij moeten nog worden gevonden en/of uitgewerkt. Wanneer men nu het gehele gerichte proces van opeenvolgende denken handelings-stappen bekijkt, dan kan men iedere uitwerkings-stap in dit proces zien als het toepassen van een middel om het einddoel of om een intermediair doel (sprong van doel op middel) te verwezenlijken. Deze middelen kunnen van zeer uiteenlopende aard zijn, en zij kunnen ook meer of minder adequaat zijn; de bedoeling is echter dat iedere stap naar het doel toe voert. Karakteristiek voor een proces van denken of denkend handelen, op welk gebied dan ook, is verder, ten eerste, dat het subject een zekere vrijheid heeft: er zijn verschillende wegen waarlangs hij kan trachten zijn doel te bereiken; en ten tweede, dat er bij het kiezenGa naar voetnoot1 van een bepaalde weg, d.i. van een bepaald middel, veelal een betrekkelijke onzekerheid zal bestaan of het middel wel adequaat is. De vraag of een middel tot het doel voert of bijdraagt wordt in het proces beantwoord doordat het subject een tentatieve keuze doet en het middel proberenderwijs toepast, hetzij in de werkelijkheid, hetzij in de voorstelling en het vervolgens op zijn doeltreffendheid toetst. Dit proces, gekarakteriseerd door de begrippen-reeks doel-probleem-middelen-vrijheid-onzekerheid-kiezen-proberen-toetsen herhaalt zich telkens, in een reeks op elkaar aansluitende cycli. Het zal duidelijk zijn, dat wij opnieuw, in zeer algemene termen ditmaal, een empirische cyclus hebben-beschreven. Naar het doel geformuleerd, zijn de verschillende hogere processen, die wij nu op het oog hebben, in eerste instantie géén keuze-problemen. Zodra wij echter één ‘sprong van doel naar middel’ hebben gemaakt, is het proces weer te beschrijven als een reeks opeenvolgende rationele keuzen, analoog aan het denkproces van de schaker (vgl. ook newell, shaw en simon 1958b). ‘Proberen’ is | |
[pagina 12]
| |
blijkbaar een zeer algemene methode, ook binnen het actieloze denken; en zeker in het scheppen en bij het leren begrijpen. De middelen waartussen gekozen wordt, kunnen naar gelang van het geval van zeer uiteenlopende aard zijn: verschillende manieren om het probleem aan te pakken, verschillende werk-principes, c.q. -hypothesen, verschillende oplossings-, onderzoek-, toetsings-, controlemethoden, benaderingswijzen, uitdrukkingswijzen, vormgevingsalternatieven, interpretaties, etc. - dit alles zowel bij belangrijke keuze-beslissingen in direct verband met het heefdprobleem, het einddoel, als bij ondergeschikte detailproblemen, d.i. in verband met middelen van de zoveelste orde met betrekking tot het einddoel. Het behoeft geen nader betoog, dat de empirische cyclus in de hogere processen, die wij hier besproken hebben, in sterke mate de kenmerken van een cyclus met reflectie draagt. Met name is het wisselspel van veronderstellingen, verwachtingen, proberen-of, toetsingen van resultaten en bewuste evaluaties hier van groot belang. De grote, regulerende betekenis van anticipaties in dergelijke processen is trouwens ook empirisch aangetoond; daarvoor kan weer naar het werk van O. Selz en zijn leerlingen worden verwezen (selz 1913, 1922, 1924). Telkens zullen de uitkomsten van de evaluatie der resultaten van de vorige cyclus weer worden teruggekoppeld om bij te dragen tot de input-gegevens waarmee een volgende cyclus zal beginnen. En zo voorts. Men kan dus ook hier spreken van een spiraalsgewijze ontwikkeling van het probleem, respectievelijk van de oplossing of van het produkt. | |
1;2;2 De creatieve en de hermeneutische cyclus.De bovenstaande algemene ‘armchair analysis’ van het produktieve denken moge, naar de schrijver hoopt, op zichzelf reeds overtuigend genoeg zijn, het is toch nuttig de uitkomsten ervan te toetsen aan experimentele onderzoekingen en aan de meningen van anderen. Op de bevindingen van Selz en zijn school werd reeds herhaaldelijk gewezen. Het is echter de moeite waard het werk van Julius Bahle over de muzikale compositie in één opzicht nog iets nader te bezien. Daarnaast zal in het volgende de aandacht worden gevraagd voor Karl Jaspers' ideeën over de ‘hermeneutische cirkel’ van het begrijpen (Verstehen). Beide terreinen - uitgesproken creatief respectievelijk uitgesproken interpretatief denken - zijn zo ver als maar denkbaar is verwijderd van eenvoudige processen van | |
[pagina 13]
| |
problem solving of van rationele keuze; de overeenstemming, die kan worden aangetoond, heeft dus extra betekenis. Bahle voerde, op basis van experimenten enerzijds, van historischbiografische onderzoekingen anderzijds, een bijzonder degelijke descriptieve analyse uit van het creatieve proces bij de componist (bahle 1930, 1936, 1939). Zijn resultaten zijn geheel in overeenstemming met onze analyse. In het bijzonder heeft Bahle uitvoerig beschreven, hoe bij het componeren resultaten van tentatieve uitwerkingen van de creatieve idee - de grondgedachte, de doelstelling - telkens weer worden teruggevoerd (teruggekoppeld) om te worden getoetst aan die idee, d.i. aan de intenties van de componist. Hij legt er de nadruk op, dat deze evaluatie niet alleen kan leiden tot aanvaarding of afwijzing van de uitwerking (het middel) en tot een bijbehorende specificatie van het doel, maar ook tot, soms zeer ingrijpende, modificaties van het doel. Met andere woorden: partiële resultaten - of effecten ΔS van de reacties van ‘de wereld’ - worden niet alleen geëvalueerd in relatie tot een betrekkelijk constant gedachte ‘schematische anticipatie’, zoals Selz had gesteld (selz 1922, 1932); de veranderingen in de probleem-situatie die zij teweegbrengen (S→S′→S″, enz.), kunnen ook het subject brengen tot wijzigingen van de oorspronkelijke doelstelling, met bijbehorende anticipaties. Bahle merkt op, dat deze interactie tussen partiële resultaten en totale doelstelling - tussen ‘deel’ en ‘geheel’, in zijn terminologie - creatief denken onderscheidt van eenvoudige vormen van problem solving en hij noemt dit wisselwerkingsprincipe het principe van de scheppende vormgeving (‘Prinzip der schöpferischen Gestaltung’). Bezien we dit principe echter nader, dan verdient het stellig niet zo'n verheven naam. Niet alleen werkt hetzelfde principe ook in het denken van de schaker (de groot 1946, p. 196 e.v.), dat toch niet creatief genoemd kan worden (op. cit., p. 269), maar het is ook aanwijsbaar in primitiever vormen van de cyclus, zelfs in die zonder reflectie. Een dergelijke wisselwerking zal altijd optreden, wanneer maar aan de voorwaarde is voldaan, dat opgedane ervaring met de reacties van ‘de wereld’ de kans krijgt de doelstelling te beïnvloeden. Dit moge niet het geval zijn bij kunstmatig met een star doel opererende laboratorium-experimenten met problem solving en met schoolse opgaven (b.v. wiskunde-sommen); in de ervarings-processen in het gewone leven, zowel ‘hogere’ als ‘lagere’ is dit eerder regel dan uitzondering. Wat Bahle gedaan heeft komt er op | |
[pagina 14]
| |
neer, dat hij op zeer gedegen wijze een bepaalde vorm van de empirische cyclus (met modificeerbaar doel) in het muzikale scheppingsproces heeft beschreven - en centraal heeft gesteld. Een soortgelijke overschatting van de specificiteit, ditmaal met name van de spiraalsgewijze ontwikkeling zoals die kan worden opgemerkt op een speciaal terrein van menselijk denken, vinden we in Jaspers' analyse van het proces van het (leren) begrijpen (‘Verstehen’) van complexe menselijke of culturele verschijnselen (jaspers (1913), 1959, 2. Teil I, 5). Jaspers' analyse is niet op experimentele onderzoekingen gebaseerd, maar wel op een uitgebreide persoonlijke ervaring en op een grondig doordenken. Het gaat hem erom te beschrijven, hoe bijvoorbeeld de psychiater langzamerhand begrijpend (verstehend) doordringt in de mentaliteit of in het wereldbeeld behorende bij een ziektebeeld of karaktertype of van een individuele patiënt, of: hoe een historicus of een cultuurfilosoof complexe patronen van menselijke interacties gaandeweg probeert te doorzien. Het zijn dus uitgesproken interpretatieve activiteiten (‘Empirisches Verstehen ist Deuten’, p. 296-297), waarop hij de aandacht richt. In zijn beschrijving nu stelt hij de steeds weerkerende hermeneutische (interpretatieve) cirkel van het verstaan (‘der hermeneutische Zirkel des Verstehens’) centraal en legt hij de nadruk op de volgens hem hiervoor kenmerkende ‘spiraalsgewijze’ voortgang van het proces. Jaspers' taal is zo moeilijk, ‘geesteswetenschappelijk’, en hier en daar zelfs bewust-transcendent naar het filosofische, dat een nauwkeurige vertaling in onze terminologie en vergelijking met onze bevindingen, ons te ver zou voeren. De geïnteresseerde lezer beproeve dit voor zichzelf. Wàt hij beschrijft is echter in ieder geval het recurrerende wisselspel van waarnemingen, vermoedens (tentatieve interpretaties), daarop gebaseerde verwachtingen en toetsingen aan nieuwe gegevens en evaluaties, die dan weer leiden tot nieuwe, meer gegevens (input) omvattende interpretaties, enzovoort. Kortom, Jaspers heeft, als Bahle, een bepaalde vorm van de empirische cyclus beschreven, namelijk die van het interpretatieve proces. Beide onderzoekers hebben de specificiteit van hun bevindingen overschat. Voor ons is echter van groot belang, dat zij de cyclus, in de door hen gevonden vorm en voor hun speciale studiegebied - respectievelijk creatief en interpretatief denken - centraal hebben gesteld. | |
[pagina 15]
| |
1;2;3 Veelheid van cyclusvormen.Het feit, dat het mogelijk is gebleken, de empirische cyclus voor alle ervaringsprocessen, die wij hier hebben onderzocht, in één algemene terminologie - doel, middelen, keuze, vrijheid, waarnemen, proberen, resultaten, evalueren, terugvoeren, nieuwe input, etc. - te beschrijven, mag ons niet de ogen doen sluiten voor de verschillen, die er bestaan. Weliswaar zijn wij nu niet geïnteresseerd in een verfijnde psychologische analyse; maar er zijn ook uitwendige, formele verschillen, die tenminste moeten worden genoemd. Sommige onderscheidingen zijn in het voorgaande al aangeroerd zoals bijvoorbeeld die tussen: mikro- en makro-cycli, waarbij de laatste veelal substructuren van kleinere cycli omvatten; cycli met en zonder reflectie, de reële en de mentale, voorgestelde, probeer-cyclus (ervarings-leren tegenover -denken). Er zijn echter meer onderscheidingen te maken, bijvoorbeeld tussen een proberen, dat door de levenssituatie aan het organisme min of meer wordt opgedrongen of dat eenvoudig ‘gebeurt’, en een opzettelijk proberen, georganiseerd met het doel er wijzer van te worden. Vele van deze onderscheidingen houden verband met verschillen tussen enerzijds, ervaringsprocessen, die ook voor een dierlijk organisme mogelijk zijn en, anderzijds, exclusief menselijke vormen. Een belangrijk criterium, dat nog niet werd uitgewerkt, ligt in het antwoord op de vraag hoe ‘de wereld’ er uitziet, die de resultaten van het proberen oplevert. Bij het primitieve verwerven van ervaring zonder reflectie (maar niet alleen daar) is dit eenvoudig de werkelijkheid, zoals die zich aan het organisme voordoet; bij het proberen in de voorstelling, zoals in het denken van de schaker, is het ‘resultaat’ telkens slechts mentaal gegeven, via de voorstelling van een schaakstelling, die door het subject werd afgeleid uit de actuele situatie op het bord. Maar er zijn meer variaties dan die tussen reële en voorgestelde wereld. Een voor hogere, exclusief menselijke cyclusvormen kenmerkende variant is deze, dat het proberen noch zonder meer in de werkelijkheid noch zonder meer in het hoofd plaatsvindt, maar in een representatief model van de werkelijkheid. De ingenieur bouwt niet eerst de dijk of de brug om dan te proberen of hij tegen de erop werkende krachten bestand is; hij probeert dit in een model van de werkelijkheid, hetzij in een concreet model (b.v. in het waterloopkundig laboratorium) hetzij in een abstract mathematisch model, via sterkte- en spannings-berekeningen. De huisvader, die wil weten of hij de koop van een nieuw huis kan be- | |
[pagina 16]
| |
kostigen, probeert dit niet maar in de werkelijkheid, maar door een (tentatieve) berekening van inkomsten en uitgaven op papier. Proberen op papier, met behulp van berekeningen, formules, grafieken, schema's; proberen met behulp van een min of meer concreet model van de werkelijkheid of in een gesimuleerd proces; en tenslotte, proberen in het kader van een scherp gerichte en gecontroleerde experimentele opzet: het zal duidelijk zijn dat dit belangrijke en typisch menselijke variaties zijn. Met (proberend) nagaan van consequenties op papier kan men vaak onvergelijkelijk veel verder komen dan uit het hoofd mogelijk is; en tegenover het proberen in de werkelijkheid heeft het model het enorme voordeel dat men het kan manipuleren en instellen, en dat men de experimentatie ermee naar believen kan herhalen en variëren. Tenslotte stelt proberen in een model ons vaak in staat het gestelde probleem in veel algemenere zin op te lossen. De wiskundige, die een formule-gelijkheid of een theorema heeft opgesteld en wil weten of deze juist is, zal niet, althans niet alleen gaan proberen of willekeurige substituties uitkomen, maar liever proberen zijn stelling algemeen te bewijzen. Op soortgelijke wijze kunnen doeltreffend ingerichte kunstmatige experimenten vaak op veel algemenere vragen antwoord geven dan door middel van observeren en proberen in de natuurlijke werkelijkheid mogelijk zou zijn. Met name kan dit het geval zijn als de gebruikte experimentele modellen van de werkelijkheid in een nauwkeurig afgewogen verband staan met logische modellen, d.i. met theorieën en hypothesen over de werkelijkheid - maar daarmee zijn we dan ook in de wetenschap aangeland (vgl. in dit boek o.a. 2;3;1, 7;2;3, 7;2;4, 9;3;3 en 9;3;4). In het algemeen geldt trouwens voor het gebruik van modellen van de werkelijkheid, zelfs voor de eenvoudigste vormen van ‘op papier’ proberen, die ook in het dagelijks leven voorkomen, dat zij de geest van tenminste toegepaste wetenschap verraden. | |
1;2;4 Onmisbaarheid van de cyclus.Hoewel de zojuist besproken verschillen tussen cyclus-vormen groot en fundamenteel zijn, lijkt het toch gerechtvaardigd de diverse typen te zien als uitdrukkingen van eenzelfde grondverschijnsel. Naast het reeds genoemde punt, dat het blijkbaar mogelijk is ze alle in één terminologie te beschrijven, is een belangrijk argument hiervoor, dat alle ervaringsprocessen, als men ze bijvoorbeeld in een elektronische rekenmachine wii | |
[pagina 17]
| |
simuleren, aanleiding geven tot principieel dezelfde cyclische opzet (vgl. b.v. wiener 1948; en miller, galanter en pribram 1960). Weliswaar moet men bij het pure denken ‘de wereld’, die de empirische resultaten oplevert, geïncorporeerd denken in het organisme (mechanisme) zelf, terwijl bij het actuele proberen de wereld veeleer als een aan het organisme gekoppeld mechanisme moet worden gedacht, maar dit verschil is voor het cyclische mechanisme zelf niet essentieel. Accepteren wij de conclusie, dat we met eenzelfde grondfenomeen te maken hebben, dan is dit grondfenomeen klaarblijkelijk alomtegenwoordig in alle ervarings-processen. De idee van herhaalde en op elkaar aansluitende empirische cycli die leiden tot een ‘spiraalsgewijze’ toename van ervaring (c.q. kennis) komt op de meest uiteenlopende terreinen telkens weer naar voren. Zowel de theoretici van het leren (pavlov 1927; thorndike 1932; vgl. hilgard 1958) als die van het denken (selz 1924), zowel bahle als jaspers (1;2;2) hebben inderdaad een belangrijk ‘laatste principe’ gevonden - alleen is dit principe van een veel grotere algemeenheid dan althans de beide laatstgenoemden dachten. De empirische cyclus is een onmisbare structurele eenheid. Men zou dit als een algemene wet kunnen formuleren. Het ziet er echter naar uit, dat we vooral ook te maken hebben met een denknoodzakelijkheid, met een logisch onmisbaar denk-model, waarnaar wij het verwerven van ervaring, doelgericht gedrag, leren, problem solving, gericht denken en scheppen, wel moeten opvatten en begrijpen, ongeacht of het subject wordt gezien als een hoog gewaardeerd, bewust denkend en handelend menselijk wezen, als een zich gedragend dier, als een zenuwstelsel - of als een machine. Weliswaar zijn de uitwerkingen van de empirische cyclus op verschillende gebieden niet precies hetzelfde en misschien moeten wij zelfs zeggen dat de ‘principes’ toch verschillen, maar dan is in ieder geval het principe van die principes - waarschijnlijk het meest economisch belichaamd in de terugkoppeling, de ‘feedback loop’ - op alle gebieden hetzelfde. Voor ons onderwerp hebben wij vooral te maken met de ‘hogere vormen’ van de empirische cyclus, d.w.z. met die vormen, waarbij het subject: werkelijk ervaring aan de buitenwereld opdoet (1;1;1), door reflectie beseft, dat hij dit doet (1;1;2), het vinden van middelen als probleem stelt en tracht op te lossen (1;l;3), een deel van het proberen | |
[pagina 18]
| |
mentaal verricht (1;1;4) met het oog op complexe, abstracte, door de cultuur bepaalde doelstellingen (1;2;1 en 1;2;2), eventueel met behulp van concrete of abstracte modellen van het stuk ‘wereld’ waar het om gaat (1;2;3) - en waarbij het subject, tenslotte, met anderen in communicatie treedt over zijn ervaringsproces. Het laatstgenoemde aspect is nog niet besproken; het komt hieronder aan de orde (1;2;5). | |
1;2;5 De empirische cyclus; in de rapportering.Voordat wij ons gaan bezighouden met wetenschappelijke probeer-procedures moet nog één voorbereidende stap worden gemaakt. Karakteristiek voor de wetenschappelijke werkwijze - maar niet uitsluitend daarvoor - is dat het subject zich niet alleen rekenschap geeft (in de reflectie) van zijn ervaringsproces, maar dat hij daarover ook rekenschap aflegt. De ervaring wordt niet alleen proberend verworven en denkend verwerkt maar ook beredenerend verwerkt. Wie redeneert of iets beredeneert treedt voor het forum. Hij bindt zich tot op zekere hoogte aan zijn formuleringen, en hij kan kritiek verwachten niet alleen op zijn ervarings- of kennis-uitkomsten, op de door hem gestelde samenhang, maar ook op de wijze waarop hij tot het stellen van die samenhang is gekomen. In zijn beredenering rechtvaardigt en verdedigt hij wat hij gedaan heeft; en tevens stelt hij zich door zijn mededelingen open voor mogelijke op- en aanmerkingen: hij treedt in het sociale veld van de gedachtenwisseling. Het beredeneren van via ervaringen verworven kennis geschiedt zelden tijdens het opdoen van die ervaringen. Het staat er min of meer los van, het volgt in ieder geval niet alle cycli van het ervaringsproces zelf. Geschiedt het echter in de vorm van een verslaggeving achteraf over de ontwikkeling van het probleem tijdens dit proces, dan zien wij niettemin, in een groter verband en in een andere betekenis, de cyclus weer naar voren komen. Bepaalde waarnemingen, aldus de rapporteur, hebben hem aanleiding gegeven tot vermoedens, tot bepaalde veronderstellingen over samenhangen; als die juist waren, dan was dus te verwachten...; en die verwachtingen konden nu getoetst worden aan nieuwe gegevens (c.q. resultaten van actief proberen); deze toetsing leverde op..., zodat het ernaar uitziet dat men kan concluderen... (evaluatie). Klaarblijkelijk is een veel gebruikte en onmiddellijk aansprekende vorm van rapporteren: het volgen van een empirische cyclus. Deze | |
[pagina 19]
| |
bevinding is opnieuw van belang als argument om bij de analyse van het empirisch-wetenschappelijke denken en handelen, waarin doelmatige rapportering van zo eminente betekenis is, de empirische cyclus centraal te stellen. |
|