Stellingen
I.
Schaakmeesterschap is in de eerste plaats kennerschap op schaakgebied; d.w.z. de
verklaring der bijzondere prestaties van den schaakmeester moet niet zoozeer
gezocht worden in allerlei speciale, in beginsel aangeboren ‘vermogens’
(combinatievermogen, voorstellingsvermogen, enz.), die direct in bijzondere
kenmerken van het denkproces tot uiting zouden komen, als wel in het
uitgebreide, ver gedifferentieerde systeem van kennis en ervaring, waarover de
meester beschikt.