Het recht van oorlog en vrede
(1993)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermdProlegomena & Boek I
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. De oorlog van onderdanen tegen overheden[Inhoud]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Inleiding]§1. [1] Een oorlog kan worden gevoerd door particulieren tegen elkaar, zoals een reiziger [zich verweert] tegen een rover, maar ook door wie de hoogste macht hebben tegen elkaar, zoals [de oorlog van koning] David tegen de koning van de Ammonieten.Ga naar eind[1.] Een oorlog kan eveneens worden gevoerd door particulieren tegen hen die wel de hoogste macht bezitten, maar van wie zij geen onderdanen zijn,Ga naar eind[2.] zoals Abraham tegen de koning van Babylonië en [de] naburige vorsten,Ga naar eind[3.] en [omgekeerd ook] door hen die de hoogste macht hebben tegen particulieren, ofwel tegen hun onderdanen, zoals David tegen Isobet, ofwel tegen particulieren die niet hun onderdanen zijn, zoals de Romeinen tegen de piraten. [2] Hier gaat het slechts om de vraag of het aan particulieren of aan overheidspersonen is toegestaan oorlog te voeren tegen hen aan wier hoogste of minder hoge macht zij onderworpen zijn.Ga naar eind[4.] Vooreerst [moet worden opgemerkt] dat het buiten kijf staat dat zij die op het gezag van de hoogste macht [daartoe] bewapend worden, ten strijde mogen trekken tegen ondergeschikten, zoals Nehemia gewapend werd tegen naburige koninkjes op grond van een edict van Artaxerxes [Artachsasta].Ga naar eind[5.] Zo stonden de Romeinse keizers aan de eigenaars van een landgoed toe om afpalers te verdrijven.Ga naar eind*6.* De vraag is echter of de oorlog ook is toegestaan tegen de hoogste macht of tegen een minder hoge macht die echter handelt op gezag van de hoogste macht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Overheidsbevelen die indruisen tegen het natuurrecht of de goddelijke wet, zijn moreel (in foro interno) niet bindend][3] Bij alle rechtschapenen staat dit buiten kijf, namelijk dat men niet moet gehoorzamen aan de bevelen van hogere machthebbers, die in strijd zijn met het natuurrecht of met de goddelijke voorschriften. Want toen de apostelen zeiden dat men eerder aan God dan aan de mensen moet gehoorzamen,Ga naar eind[7.] deden zij een beroep op een onomstootbare regel die in ieders hart gegrift staat en die men met ongeveer even zovele woorden bij PlatoGa naar eind[8.] uitgedrukt vindt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Toch mag men zich niet verzetten tegen overheidsbevelen. In alle burgergemeenschappen wordt weerstand tegen het openbaar gezag bestraft]Als ons echter om een dergelijke [ongehoorzaamheid], of meer nog, omdat het de machthebber zo behaagt, geweld mocht worden aangedaan, dan moeten we dat ondergaan liever dan ons er met geweld tegen te verzetten.
§2. [1] Sterker nog, zoals we eerderGa naar eind[9.] hebben gezegd, heeft ieder van nature het recht om weerstand te bieden. Maar vanaf het moment dat een burgergemeenschap is ingesteld om de rust te bewaren, ontstaat er onmiddellijk een bepaald groter recht van de burgergemeenschap over ons en onze bezittingen en wel voor zover deze [superioriteit] voor dat doel [van de burgergemeenschap] noodzakelijk is. Bijgevolg kan de burgergemeenschap dit gemeenschappelijke recht om weerstand te bieden terwille van de openbare vrede en orde verbieden. En er bestaat geen twijfel over dat zij dit [verbod] effectief ook gewild heeft, daar zij anders haar doel niet zou kunnen bereiken. Want mocht dit gemeenschappelijke recht om weerstand te bieden blijven bestaan, dan zou er zeker geen burgergemeenschap meer bestaan, maar wel een verdeelde menigte mensen, zoals die bij de Cyclopen: ‘Iedereen spreekt recht zowel over [zijn] kinderen als over [zijn] echtgenoten.Ga naar eind[10.] Rondzwervende groepen: absoluut niemand luistert naar een ander.’Ga naar eind*11.* <En bij de Aborigines, die volgens het verhaal van SallustiusGa naar eind[12.] een ras van ruwe mensen zijn, zonder wetten, zonder bestuur, vrij en ongebonden. Dezelfde auteur heeft het op en andere plaatsGa naar eind[13.] over de Getuliërs, die noch door gewoonten, noch door wetten of het bestuur van iemand worden geregeerd.>Ga naar eind[14.] [2] En zó, als ik zei, zijn de zeden van alle burgergemeenschappen. AugustinusGa naar eind[15.] zegt: ‘Het is een algemene overeenkomst van de menselijke gemeenschap om te gehoorzamen aan koningen.’ Aeschylus schrijft:Ga naar eind[16.] ‘De koning heerst op harde wijze, zonder rekenschap verschuldigd te zijn.’Ga naar eind[17.] En Sophocles:Ga naar eind[18.] ‘{Want} zij [Menelaos en Agamemnon] zijn de heersers, waarom zou men voor hun bevelen niet wijken?’ Euripides schrijft:Ga naar eind[19.] ‘Men moet de dwaasheden {onwetendheid} van de heersers verdragen.’ Voeg [daar nog] bij wat wij eerderGa naar eind[20.] uit Tacitus met betrekking tot deze zaak citeerden. Van dezelfde auteur is ook het volgende citaat:Ga naar eind[21.] ‘Aan de vorst gaven de goden de opperste vrije beschikking over de zaken, aan de onderdanen werd de glorie van het gehoorzamen overgelaten.’ En deze laatste schreef ook: ‘De onwaardige daden van een koning moeten als waardig worden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beschouwd.’Ga naar eind[22.] SenecaGa naar eind[23.] schrijft: ‘Je moet zowel de rechtvaardige als de onrechtvaardige heerschappij van een koning verdragen.’ Dit heeft hij uit SophoclesGa naar eind[24.] overgenomen, die geschreven had: ‘Maar wie een stad heeft aangesteld [als koning], aan hem dient men te gehoorzamen, zowel in de kleine als in rechtvaardige zaken en ook in wat [daaraan] is tegengesteld.’ En bij SallustiusGa naar eind[25.] luidt het als volgt: ‘Ongestraft doen wat je wilt, dat is koning zijn.’Ga naar eind*26.* [3] Vandaar dat overal de majesteit, dat wil zeggen de waardigheid hetzij van een volk, hetzij van de éne hoogste machthebber, door zovele wetten en straffen wordt gewaarborgd. Deze [majesteit] kan immers niet in stand blijven, indien het recht om weerstand te bieden zou blijven bestaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[De Romeinse wetgeving]Een [Romeins] soldaat die weerstand zou bieden aan een honderdman die hem wil straffen, degradeertGa naar eind[27.] indien hij de commandostaf [van de honderdman] tegenhoudt. Breekt hij de staf moedwillig of slaat hij de hand aan de honderdman, dan krijgt hij de doodstraf.Ga naar eind*28.* En bij AristotelesGa naar eind[29.] staat er: ‘Als een gezagdrager iemand heeft geslagen, dan mag hij niet op zijn beurt worden geslagen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[De Hebreeuwse wet]§3. In de Hebreeuwse wetGa naar eind*30.* wordt met de dood bestraft hij die niet gehoorzaamt aan de hogepriester <of aan de vooraanstaanden uit de volksvergadering>Ga naar eind[31.] of aan hem die buiten de gewone orde door God als leidsman van het volk werd aangesteld. Wat echter in het boek SamuëlGa naar eind*32.* over het recht van de koningGa naar eind[33.] wordt gezegd, blijkt overduidelijk - voor wie [die tekst] op de juiste wijze onderzoekt - niet als een echt recht te moeten worden opgevat, dat wil zeggen de bevoegdheid om iets op rechtmatige en gerechtvaardigde wijze te doenGa naar eind[34.] (in dat deel van de wet waarin de plichten van de koning worden opgesomd,Ga naar eind*35.* wordt de koning immers een totaal verschillende levenswijze voorgeschreven) en [moet] evenmin [worden verstaan] als een loutere feitelijkheid [zonder normatieve gevolgen] (daarin zou immers niets buitengewoons liggen, daar ook particulieren elkaar onrecht plegen aan te doen), maar [moet wel worden opgevat] als een feit met zekere normatieve gevolgen, namelijk het verbod om [er] weerstand [aan] te bieden.Ga naar eind*36.* Het is daarom dat [de profeet] eraan toevoegt dat het volk dat onder die onrechtvaardigheden gebukt gaat, de hulp van God zal af- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
smeken,Ga naar eind[37.] omdat er geen enkele menselijke hulp voorhanden is. Alzo wordt dit dus recht genoemd, in dezelfde betekenis als dat men van de praetor zegt dat hij recht spreekt, ook wanneer hij een onbillijk vonnis velt.Ga naar eind*38.* | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Het Nieuwe Testament]§4. [1] In het Nieuwe Testament schrijft Christus voor aan Caesar te geven wat Caesar toebehoort.Ga naar eind[39.] Hiermee bedoelde Hij dat van de volgelingen van zijn leer geen mindere, zoniet een grotere gehoorzaamheid aan de hoogste machthebbers, die zo nodig met geduld gepaard gaat, wordt gevergd, dan van de Hebreeën jegens hun koningen [werd gevergd]. De apostel Paulus, de zeer goede vertolker van Christus, licht deze woorden wat ruimer toe wanneer hij de plichten van de onderdanen uitvoerig beschrijft.Ga naar eind[40.] Hij schrijft onder andere: ‘Wie zich tegen het gezag verzet, verzet zich [dus] tegen Gods verordening. Zij die zich verzetten, zullen voor zich een veroordeling ontvangen.’ Hij voegt er even verder aan toe: ‘Hij die de macht voor uw goed uitoefent, is immers een dienaar van God.’ En verder: ‘Daarom is het nodig dat gij U onderwerpt, niet alleen uit vrees voor de straf, maar ook terwille van een goed geweten.’ De onderwerping bevat volgens de apostel ook de noodzaak om geen weerstand te bieden; [een noodzaak] die niet alleen uit de vrees voor een groter kwaad ontstaat, maar uit het plichtsbesef zelf voortvloeit en ons niet alleen jegens de mensen, maar ook jegens God verplicht. Hij voegt er twee redenen bij. Vooreerst omdat God deze ordening van bevelen en gehoorzamen zowel eertijds in de Hebreeuwse wet als nu in het evangelie goedgekeurd heeft. En daarom moeten wij deze openbare macht opvatten alsof deze door God zelf was ingesteld. Wij maken immers datgene waaraan wij onze volmacht verlenen, tot het onze. Een tweede reden is dat deze ordening ons ten goede komt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Dat de staat wel vaart, is noodzakelijk voor de welvaart van particulieren][2]. Welnu, zal iemand misschien zeggen, onrecht ondergaan dient tot niets. Hierop antwoorden sommigen - waarlijk meer terzijde dan volgens de gedachte van de apostel - dat ook onrecht ondergaan nuttig is voor ons, omdat dit dulden eens zal worden beloond. Mij schijnt het [immers] toe dat de apostel het universele doel van die ordening voor ogen heeft gehad, namelijk de publieke vrede,Ga naar eind*41.* waarin ook de private vrede wordt begrepen. En er moet voorwaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet aan getwijfeld worden dat we in de meeste gevallen dit goed [namelijk de private vrede] dankzij de openbare macht bereiken. Niemand wil immers zichzelf kwaad doen. Het geluk van de gezagdrager bestaat echter in het geluk van [zijn] onderdanen.Ga naar eind[42.] ‘Men moet mensen hebben aan wie men beveelt’Ga naar eind*43.* is een oud gezegde. <Bij de Hebreeën bestaat het spreekwoord:Ga naar eind[44.] ‘Was er geen openbare macht, dan zou de ene de andere levend verscheuren.’ Chrysostomus zegt in dezelfde zin: ‘Wanneer je de bestuurders van steden zou wegnemen, zullen wij een leven leiden dat nog redelozer is dan [dat van] dieren, elkander bijtend en verscheurend. {Waren er geen staatsmannen, dan zouden we een nog wilder leven leiden dan [dat van] de wilde dieren en elkaar niet alleen bijten maar ook verscheuren.}’Ga naar eind*45.*>Ga naar eind[46.] [3] En wanneer leiders dan soms, onder de invloed van een al te grote angst, woede of andere passies, van het rechte pad dat leidt naar een rustig leven afdwalen, dan moet men dit beschouwen als uitzonderingen die, zoals TacitusGa naar eind[47.] zegt, worden gecompenseerd door betere handelingen. De wetten beperken hun tussenkomst tot de normale gevallen, dit zei TheophrastusGa naar eind*48.* en daarop hebben ook de volgende woorden van Cato betrekking: ‘Geen enkele wet is volkomen geschikt [om alle bijzondere gevallen op te lossen]; van de wet wordt slechts gevraagd dat zij voor de meerderheid van de gevallen en de belangrijkste zaken nuttig is.’Ga naar eind*49.* Wat zich echter zeer zelden voordoet, moet nochtans door algemene regels beteugeld worden; want alhoewel er geen bijzondere rechtsgrond bestaat in die bijzondere gevallen, blijft er toch een rechtsgrond in zijn algemeenheidGa naar eind[50.] bestaan en kunnen de bijzondere gevallen daaraan onderworpen worden. Dit is inderdaad beter dan zonder enige norm te leven of de normen over te laten aan het oordeel van om het even wie. SenecaGa naar eind*51.* maakt hierover de volgende zijdelingse opmerking: ‘Het was beter dat weinigen een legitieme verschoningsgrond niet kunnen inroepen, dan dat iedereen zulk een verschoningsgrond zou nastreven.’ [4] Het past ook hier een plaats te verlenen aan die nooit genoeg vermelde zienswijze van Pericles [die] bij Thucydides [te vinden is]:Ga naar eind*52.* ‘Zo ben ik van oordeel dat het ook voor particulieren nuttiger is [te leven in] die staat die in haar geheel gezond is, liever dan dat zij zich voor het belang van particulieren zou gaan onderscheiden, maar [er] dan zelf als geheel onder zou lijden. Wie immers zijn vermogen in veiligheid heeft gebracht, moet [tenslotte] zelf ten onder gaan wanneer het vaderland te gronde wordt gericht. Daartegenover staat echter dat, zelfs indien iemand in een welvarende staat weinig voorspoedig is, hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
evenwel veel gemakkelijker door haar wordt beschermd. Waardoor de staat wel de tegenslagen van particulieren kan opvangen, [maar] de particulieren dit niet voor de staat kunnen doen. Waarom zou het dan niet nodig zijn gezamenlijk voor haar te zorgen en haar te beschermen en niet te doen wat gij doet, die, als het ware verbijsterd door het verlies van uw persoonlijke bezittingen, het staatsbelang verraadt?’ LiviusGa naar eind*53.* drukt dit kernachtig als volgt uit: ‘Een gezonde staat bewaart ook gemakkelijk de privé-vermogens. Door de staatszaken te verwaarlozen, zul je tevergeefs je particuliere zaken trachten te bewaren.’ Plato schreef in boek iv van De wetten:Ga naar eind[54.] ‘Het gemeenschappelijke is wat steden {staten} samenbrengt, het particuliere scheidt ze en het is voor beide, het gemeenschappelijke {publieke} zowel als het particuliere, nuttig {nuttiger} dat het gemeenschappelijke {publieke} meer dan het particuliere wordt verzorgd.’ <Xenophon’Ga naar eind[55.] schreef: ‘Wie in een oorlog tegen de legerleiding in opstand komt, komt in opstand tegen zijn eigen heil.’Ga naar eind[56.]>Ga naar eind[57.] Het volgende citaat van JamblichusGa naar eind[58.] heeft op hetzelfde betrekking: ‘Het belang van particulieren staat niet los van het publieke belang, integendeel, het particuliere goed ligt ook besloten in het gemeenschappelijke {bonum commune}. En zoals dit het geval is bij de levende wezens en alle overige dingen, zo ligt in de staat het welzijn van de delen ook in het geheel besloten.’ [5] Nu is in het publieke [leven] zonder twijfel de ordening van bevelen en gehoorzamen, waarover ik gesproken heb, het belangrijkste. Maar deze [ordening] kan niet samengaan met het recht om weerstand te bieden van particulieren. <Graag verduidelijken we dit met deze bekende passage van Dio Cassius:Ga naar eind[59.] ‘Ook ik ben helemaal niet van oordeel dat het juist is dat een staatsleider voor zijn ondergeschikten onderdoet, noch dat er ooit een heil [te vinden] zou zijn als hij, die aangewezen is om te gehoorzamen, zou trachten over hem te heersen. Bedenk wat er van de orde in een huisgezin zou worden als de volwassenen de oudsten zouden misprijzen; wat er van de scholen zou worden als de scholieren hun opvoeders zouden veronachtzamen; wat er van de gezondheid van de zieken zou worden als de zieken de geneesheren in niets zouden gehoorzamen; wat er van de veiligheid van de zeevaarders zou worden als de matrozen niet luisterden naar hun stuurlui. Als er iets van nature noodzakelijk en heilzaam is onder de mensen [dan is het dat] aan de ene is opgelegd te besturen en aan de andere bestuurd te worden.’Ga naar eind[60.]>Ga naar eind[61.] [6] Laten wij [nu] als gezel van Paulus de volgende woorden van PetrusGa naar eind*62.* erbij voegen: ‘Eert de keizer. Slaven, aanvaardt met gepaste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderwerping het gezag van uw meesters, niet alleen als ze goed en rechtvaardig zijn, maar ook als ze hardvochtig zijn. Want het is iets schoons wanneer iemand met God in [zijn] gedachten onverdiend slagen ondergaat. Is er iets roemrijks als u vuistslagen krijgt als u hebt gezondigd? Maar als u zich goed gedraagt en toch geduldig een slechte behandeling ondergaat, dat verdient voor u genade bij God.’Ga naar eind*63.* Even verder bevestigt de apostel dit door Christus' voorbeeld. <Dezelfde gedachte wordt in de Constituties van ClemensGa naar eind[64.] met de volgende woorden uitgedrukt: ‘De slaaf dient welwillend te zijn jegens zijn meester, in de vreze Gods, ook al is hij gewetenloos en onrechtvaardig.’>Ga naar eind[65.] Hierbij moeten twee dingen worden opgemerkt. [Ten eerste] moet wat gezegd werd met betrekking tot de onderdanigheid aan de meester, ook al is die hardvochtig, ook op koningen worden toegepast. Want wat volgt als de bovenbouw van dit fundament, heeft niet minder betrekking op de plichten van de onderdanen dan [op] die van de slaven. [Ten tweede moet opgemerkt worden] dat van ons een onderdanigheid wordt gevraagd, die van dien aard is dat zij gepaard gaat met het dulden van onrechtvaardige bejegeningen. <Zo pleegt men over ouders te zeggen:Ga naar eind[66.] ‘Houd van je ouder als hij rechtvaardig is, en zo niet, verdraag hem dan.’Ga naar eind*67.* En een zekere jongemanGa naar eind[68.] uit Eretria, die lang school had gelopen bij [de stoïcijn] Zeno, antwoordde toen men hem vroeg wat hij daar had geleerd: ‘de gramschap van [mijn] vader te verdragen.’ En JustinusGa naar eind*69.* zegt over Lysimachus: ‘Hij verdroeg grootmoedig de onrechtvaardige behandeling van de koning [Alexander de Grote], als die van zijn ouder.’ En bij LiviusGa naar eind*70.* staat er: ‘Zoals de gestrengheid van de ouders moet worden verzacht door die geduldig te verdragen, zo [moet men] ook [handelen ten overstaan van] de gestrengheid van het vaderland.’ Bij TacitusGa naar eind*71.* staat: ‘Men moet het aangeboren karakter van vorsten verdragen,’ en op een andere plaats:Ga naar eind*72.* ‘Men moet zich goede keizers toewensen, [maar] men moet ze verdragen, hoe ze ook zijn.’ ClaudianusGa naar eind[73.] spreekt met lof over de Perzen: ‘Men gehoorzaamt zijn superieuren, ook al zijn ze wreed.’>Ga naar eind[74.] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[De gewoonten van de eerste christenen]§5. [1] Van deze wet van de Heer wijkt ook de gewone levenswijze van de eerste christenen,Ga naar eind*75.* die de beste interpretatie biedt van die wet, niet af. Want alhoewel dikwijls zeer slechte mensen de macht in Rome in handen hadden en [er] geen lieden ontbraken die, onder de dekman- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tel van de staat te helpen, zich tegen die [heersers] verzetten, hebben de christenen zich echter nooit bij die pogingen aangesloten. In de Constituties van Clemens staat: ‘Het is niet volgens de goddelijke wet {zondig} zich te verzetten tegen de koninklijke macht.’ Tertullianus schrijft in zijn Apologeticum:Ga naar eind[76.] ‘Maar vanwaar komen mensen zoals Cassius, Niger en Albinus? Vanwaar komen zij, die tussen de twee laurieren de keizer beloeren?Ga naar eind[77.] Vanwaar zijn zij, die de worstelkunst beoefenen door hem de keel toe te knijpen? Vanwaar zijn zij, die gewapend het paleis binnendringen op een nog vermeteler wijze dan alle zo talrijke SigeriiGa naar eind*78.* (zo staat het uitdrukkelijk in het manuscript dat zich bevindt bij de met alle lof beklede jongelingen du Puy) en Parthenii?Ga naar eind[79.] Zij zijn, als ik me niet vergis, [allen voortgekomen] uit de Romeinen, dat wil zeggen uit niet-christenen.’ Wat deze auteur zegt met betrekking tot de worstelkunst slaat op de dood van [keizer] Commodus, voltrokken door de hand[en] van een worstelaar op bevel van Aelius Laetus, de kapitein van de praetoriaanse wacht. Toch was er nauwelijks een groter misdadiger <en groter christenvervolger.>Ga naar eind[80.] Parthenius, wiens daden door Tertullianus eveneens worden verfoeid, was de man die de zeer slechte keizer Domitianus had vermoord. Hij vergelijkt deze met Plautianus, de kapitein van de praetoriaanse wacht, die het plan opvatte om de zeer bloeddorstige keizer Septimius Severus in [zijn] paleis te vermoorden. Tegen dezelfde Septimius Severus hadden Pescenius Niger in Syrië en Clodius Albinus in Gallië en Brittannië de wapens opgenomen, zogenaamd uit vaderlandsliefde. Ook hun daden werden door de christenen afgekeurd, wat TertullianusGa naar eind[81.] ook Scapula naar het hoofd slingert: ‘Men maakt ons verdacht [tegenstanders te zijn] van de majesteit van de keizer. Nochtans kon men onder de christenen nooit iemand vinden, die een aanhanger was van Albinus, Niger of Cassianus.’ De aanhangers van Cassianus waren zij die AvidiusGa naar eind[82.] Cassius, een zeer verdienstelijk man, hadden gevolgd. Nadat deze in Syrië de wapens had opgenomen, wendde hij voor dat hij optrok om de staatszaken, die door M[arcus Aurelius] Antoninus werden verwaarloosd, te herstellen.Ga naar eind[83.] [2] Alhoewel Ambrosius van oordeel was dat niet alleen hijzelf, maar ook zijn kudde en Christus onrecht leden door Valentinus, de zoon van [keizer] Valentinianus, heeft hij geen gebruik willen maken van de emoties van [zijn reeds] vrij opgewonden volk om [tegen de keizer] weerstand te bieden. ‘Alhoewel ertoe gedwongen,’ zei hij,Ga naar eind*84.* ‘kon ik geen weerstand bieden.Ga naar eind*85.* Ik zal bedroefd kunnen zijn, ik zal kunnen wenen en zuchten. Tegen wapens, soldaten, ook tegen de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Goten, zijn mijn tranen de enige wapens. <Dat is immers de wapenrusting van de priesters.>Ga naar eind*86.* Ik mag noch kan op een andere manier weerstand bieden.’ En even verder:Ga naar eind[87.] ‘Men eiste van mij dat ik de volkswoede bedwong. Daarop antwoordde ik dat het in mijn macht lag [het volk] niet op te hitsen, maar dat het in Gods handen lag om het tot bedaren, te brengen.’Ga naar eind*88.* Dezelfde Ambrosius weigerde de troepen van [keizer] Maximus in te zetten tegen deze keizer, al was hij én ariaan én een grote kerkvervolger.Ga naar eind*89.* Zo werd [keizer] Julianus de afvallige door de tranen van de christenen afgehouden van zijn zeer snode plannen. Dit zegt [Gregorius van] NazianzeGa naar eind*90.* en de auteur voegt daaraan toe: ‘Omdat dit het enige verweermiddel was tegen de vervolger.’ Welnu, zijn leger bestond bijna uitsluitend uit christenen. Daarbij komt nog dat, zoals dezelfde [Gregorius van] NazianzeGa naar eind[91.] opmerkt, deze wreedheid van keizer Julianus niet alleen de christenen onrechtmatig behandelde, maar ook de staat in het grootste gevaar had gebracht. <Gelieve hieraan nog het volgende citaat van AugustinusGa naar eind*92.* toe te voegen, waarin hij die [besproken] passage van de apostel uit de Romeinenbrief uitlegt: ‘Met betrekking tot dit leven is het noodzakelijk dat wij worden verplicht onderdanig te zijn door geen weerstand te bieden als zij (de leiders) [ons] iets zouden willen afnemen.’>Ga naar eind[93.] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Kritiek op de monarchomachen; lagere gezagdragers hebben evenmin als particulieren een recht om weerstand te bieden tegen de hoogste machthebber]§6. [1.] In onze eeuw zijn er voorwaar die bekende en geleerde mannenGa naar eind[94.] te vinden, die echter al te zeer in dienst stonden van hun tijd en de plaats [waarin zij leefden] en die (zo meen ik immers) eerst zichzelf en daarna de anderen overtuigden dat datgene wat men zegt te gelden voor particulieren,Ga naar eind*95.* niet geldt voor lagere gezagdragersGa naar eind*96.* die, naar hun oordeel, wél weerstand mogen bieden tegen onrecht dat hen door de hoogste machthebbers werd aangedaan; meer nog, zij die niet zo zouden handelen, zouden te kort schieten [in hun plicht]. Deze opvatting kan echter niet worden aanvaard. Want zoals in de logica een middensoort {species intermediaGa naar eind*97.*} ten overstaan van het geslacht {genus} een soort {species} is, maar ten overstaan van een lagere soort een geslacht [is], zo worden overheidspersonen ten overstaan van de minder hoge als publieke personen beschouwd, maar zijn ze particulieren vanuit het standpunt van [hun] superieuren. Want alle bestuursbevoegdheden van de staatsambtenaren zijn zozeer onderworpen aan de hoogste macht, dat al wat zij tegen de wil van de hoogste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
machthebber doen, door diens bevoegdheid alle rechtsgrond {facultas} mist en bijgevolg moet worden beschouwd als de handeling van een particulier. Hier is immers ook het gezegde van filosofenGa naar eind*98.* op zijn plaats [namelijk] dat er geen ordening bestaat, tenzij met betrekking tot iets wat het eerste komt. [2] Zij die met mij niet akkoord gaan, lijken me [hier op aarde] een toestand in te voeren zoals de ouden in hun fabels vertelden, [namelijk] dat er in de hemel een dergelijke [toestand] heeft bestaan vóór het ontstaan van de opperste majesteit, in een tijd waarin, naar hun zeggen, de lagere goden voor Jupiter niet onderdeden. De ordening en de subordinatie {ὑπαλληλισμὸς (hupallèlismos)}Ga naar eind*99.* waarover ik gesproken heb, worden niet alleen door een gangbare mening opgemerkt, zoals blijkt uit het volgende citaat:Ga naar eind*100.* ‘Elk koningschap is ondergeschikt aan een belangrijker koningschap’, en uit de verzen van Papinius [Statius]:Ga naar eind[101.] ‘Alles regeert en wordt op zijn beurt geregeerd.’ En een beroemde passage van AugustinusGa naar eind*102.* luidt:Ga naar eind*103.* ‘Bemerk de gradaties in de menselijke wereld. Wat een opziener beveelt, moet je doen. Men moet dit echter niet doen als de proconsul het tegenovergestelde mocht bevelen, of als een consul iets zou bevelen en de keizer iets anders. Door zo te handelen minacht men voorwaar de macht niet, maar verkiest men een hogere macht te dienen. Vandaar dat een mindere zich niet kwaad moet maken als een hogere [macht] de voorkeur geniet.’ Sprekende over Pilatus zegt dezelfdeGa naar eind*104.* [kerkvader]: ‘De macht die God hem immers had gegeven was van dien aard dat hijzelf ook onder de macht van de keizer stond.’ [3] Maar ook het goddelijk gezag bewijst dit.Ga naar eind[105.] Want de prins van de apostelenGa naar eind*106.* wil dat wij op de ene wijze aan een koning zijn onderworpen en op een andere wijze aan de staatsambtenaren. Aan een koning [moeten wij ons onderwerpen] als aan iemand die boven alles staat, dat wil zeggen zonder enige uitzondering, behalve voor die zaken die God rechtstreeks gebiedt. God keurt het goed dat wij het onrecht verdragen, maar Hij verbiedt dit onrecht niet. Aan de staatsambtenaren [moeten wij gehoorzamen] als aan de gezondenen door de koning, dat wil zeggen, als aan mensen die hun macht van de koning betrekken. En als PaulusGa naar eind[107.] wil dat elke mens aan de hoogste machthebbers onderworpen is, dan heeft hij [hier] ook de lagere machthebbers ingesloten. Ook bij het Hebreeuwse volk, dat zovele koningen telde die het goddelijke en het menselijke recht naast zich neerlegden, heeft men nooit lagere staatsdienaren gehad - zeer velen onder hen waren rechtschapen en dapper - die het recht naar zich toe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trokken door geweld te gebruiken tegen hun koning, tenzij zij een speciale opdracht hadden gekregen van God, die de opperste rechtsmacht over koningen heeft. Integendeel, wat de plicht is van de vooraanstaandenGa naar eind[108.] toonde SamuëGa naar eind*109.* toen hij voor de ogen van de vooraanstaanden en het volk aan Saul, die reeds op totaal verkeerde manier heerste, de gewone eerbewijzen betoonde. [4] En wat meer is, ook de organisatie van de publieke eredienst is zonder uitzondering steeds afhankelijk geweest van de koning en het Sanhedrin. Het feit immers dat de staatsdienaren, samen met het volk en na de koning, aan God beloofden trouw te zijn, moet begrepen worden [onder de restrictie]: ‘voor zover het in de macht van elkeen zou liggen’. En we lezen [in de bijbel] dat men niet eens de beelden van de valse goden, die in het publiek stonden [opgesteld], ooit heeft omvergeworpen, tenzij op bevel van het volk tijdens de vrije republiek of op dat van de koningen tijdens het koningschap. En als er soms enig geweld tegen koningen werd gepleegd, dan wordt dit [in de bijbel] verteld als getuigenis van de goddelijke voorzienigheid, die dit toeliet, niet als goedkeuring van een menselijke handeling. [5] De tegenstanders van mijn stelling plegen [de volgende] woorden van Trajanus aan te halen [die hij uitsprak] toen hij aan de kapitein van de praetoriaanse wacht een dolk overhandigde: ‘Gebruik dit om mij te ondersteunen als ik rechtvaardig beveel, gebruik het tegen mij als ik slecht regeer.’Ga naar eind[110.] Men moet echter weten dat Trajanus, zoals uit Plinius' PanegyricusGa naar eind[111.] blijkt, steeds enkel om dit bekommerd is geweest[, namelijk] niets koninklijks te tonen, maar zich als een ware leider te gedragenGa naar eind[112.] en bijgevolg onderworpen [te zijn] aan het oordeel van de senaat en het volk. De kapitein moest hun beslissingen uitvoeren ook tegen zijn [eigen] keizer in. Iets gelijkaardigs lezen wij ook over M[arcus Aurelius] Antoninus, die de staatskas niet wilde aanraken zonder eerst de senaat te hebben geconsulteerd.Ga naar eind[113.] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Mag in geval van hoge nood weerstand worden geboden tegen de (hogere) overheid?]§7. [1] Belangrijker is de kwestie of het verbod om weerstand te bieden ook geldt in het geval van zeer acuut en zeker gevaar. Want zelfs sommige wetten van God bevatten de stilzwijgende uitzondering van de hoogste nood, al zijn zij in zeer algemene bewoordingen uitgevaardigd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nood bereekt wet: voorbeelden]Deze uitzondering werd ten tijde van de Hasmoneeën door de [Joodse] geleerden bepaald met betrekking tot de sabbat<: vandaar het bekende gezegde: ‘[Elk] levensgevaar heft de sabbat[wet] op.’ De Jood bij SynesiusGa naar eind[114.] verwoordt als volgt de reden van zijn sabbatverzuim: ‘Wij lopen duidelijk levensgevaar.‘Ga naar eind[115.] Christus heeft deze uitzondering zelf ook aanvaard, zoals ook [de uitzondering] met betrekking tot die andere wet, die verbood om het uitgestalde brood te eten.Ga naar eind[116.] De Hebreeuwse rabbijnen voegden aan de wetten met betrekking tot de verboden vleessoorten en aan niet weinige andere, op gezag van een oude traditie, dezelfde uitzondering toe, en wel terecht.>Ga naar eind[117.] Niet dat God niet het recht zou hebben ons te verplichten een gewisse dood te ondergaan, maar wel dat sommige wetten een dergelijke inhoud hebben, dat het ongeloofwaardig is dat zij met een zo onverbiddelijke wil zijn uitgevaardigd. Bij menselijke wetten gebeurt dat nog meer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[In het positieve recht geldt de plicht om zijn leven te riskeren voor het vaderland alleen in geval van hoogste nood][2] Ik ontken niet dat ook sommige menselijke wetten daden van moed kunnen opleggen, die een zeker risico voor het leven inhouden, zoals de verplichting [in het leger] om een wachtpost niet te verlaten.Ga naar eind[118.] Men neemt echter niet lichtvaardig aan dat dit de [vermoedelijke] wil van de wetgever is geweest en de mensen schijnen ook niet - noch voor zichzelf noch voor de anderen - een dergelijk recht te hebben aanvaard, tenzij voor zover de hoogste nood dit eist. Mensen plegen en moeten immers ook wetten maken, rekening houdend met de menselijke zwakheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[De al dan niet toelaatbaarheid van weerstand tegen de overheid betreft echter de wil van hen die oorspronkelijk de burgergemeenschap hebben gevormd. Hun vermoedelijke wil kan enkel zijn geweest het recht om weerstand te bieden alleen toe te staan in hoogste nood voor zover dit het algemene doel van de burgergemeenschap, namelijk de publieke veiligheid, niet in het gedrang brengt]Deze wet echter, waarover wij het hebben,Ga naar eind[119.] lijkt af te hangen van de wil van degenen die zich als eersten tot een burgerlijke gemeenschap hebben verenigd en van wie de heersers dit recht vervolgens in handen krijgen. Als men echter aan hen zou vragen of zij deze zware taak, namelijk liever te sterven dan ooit het geweld van [hun] superieuren met de wapens af te slaan, aan ieder zouden willen opleggen, dan weet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik niet of zij positief zouden antwoorden, tenzij men er misschien de restrictie aan toevoegt dat men geen geweld zou kunnen plegen als dit een zeer grote beroering in de staat of de dood van zeer vele onschuldigen tot gevolg zou hebben. Wat de [christelijke] liefde in een dergelijke omstandigheid zou aanbevelen kan ook in de menselijke wet worden ingevoerd, daaraan twijfel ik niet. [3] Iemand zou kunnen zeggen dat die onverbiddelijke verplichting liever de dood te ondergaan dan ooit een onrecht van de overheid af te weren niet uit een menselijke maar uit een goddelijke wet voortvloeit. Maar hierbij moet worden opgemerkt dat de eerste mensen niet op een voorschrift van God, maar uit zichzelf {sponte} ertoe gebracht werden in een burgerlijke gemeenschap samen te komen. Zij werden hiertoe gebracht door de ervaring van de onmacht van verspreide families [om zich te beveiligen] tegen geweld. Dit is de oorsprong van de burgerlijke macht, die PetrusGa naar eind*120.* daarom een menselijke ordening noemt, alhoewel zij op een andere plaatsGa naar eind[121.] ook een goddelijke ordening wordt genoemd, omdat deze heilzame menselijke instelling door God werd goedgekeurd. Als God nu een menselijke wet goedkeurt, dan wordt Hij geacht deze als menselijke wet en met menselijke maatstaven goed te keuren. [4] [William] Barclay,Ga naar eind*122.* een zeer felle verdediger van het koninklijk gezag, gaat echter zo ver dat hij het [hele] volk - of [althans] een belangrijk deel ervan - het recht geeft om zich te verdedigen tegen een onmenselijke wreedheid [van zijn vorst], alhoewel hijzelf nochtans toegeeft dat het volk aan de koning onderworpen is. Wat mij betreft begrijp ik gemakkelijk dat, naarmate datgene wat men wil beschermen van groter waarde is, de billijkheid, die een uitzondering biedt op de letter van de wet, des te groter is. En toch zou ik echter die particulieren of die minderheidsgroep van het volk nauwelijks zonder enig onderscheid hebben durven veroordelen omdat zij het laatste hulpmiddel in nood eens gebruikt hebben[, maar wel op voorwaarde] dat zij oog hebben gehad voor het gemeenschappelijk goed. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Volgens het Oude Testament mag men enkel vluchten voor het onrecht van machthebbers. Alleen om zijn leven te beveiligen mag men zich verdedigen tegen aanvallen]Want David,Ga naar eind*123.* die - afgezien van enkele weinig talrijke uitzonderingen - volgens de getuigenissen voor een wetsgetrouw man doorging, had rond zich eerst vierhonderd gewapende mannen en later [zelfs] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wat meer. Waarvoor [moesten dezen dienen] tenzij om hem te verdedigen in het geval dat hij werd aangevallen? <Op datzelfde tijdstip zegt een wijze vrouw [Ibgaïl] dat David godsoorlogen, dat wil zeggen heilige oorlogen voert.Ga naar eind*124.* Ten onrechte betrekken velen dit alleen op de vroegere oorlogen, daar waar dit eerder een correctie is op wat Nabal [haar man] had gezegd, namelijk dat vele knechten van hun meester weggelopen zijn. Om dit te corrigeren zegt Ibgaïl dat de oorlogen van David heilig zijn omdat zij niet ondernomen werden met de bedoeling af te vallen, maar enkel om zijn leven te beschermen.>Ga naar eind[125.] Maar tegelijk moet worden genoteerd dat David dit slechts deed, nadat hij op aanwijzing van Jonathan en nog meer andere zeer duidelijke aanwijzingen nauwkeurig had achterhaald dat Saul hem naar het leven stond. Daarna viel hij geen steden aan en heeft hij de gelegenheden om te vechten niet gezocht, maar zocht hij schuilplaatsen, nu eens op afgelegen plaatsen, dan weer bij vreemde volkeren en [hij deed dat] met het plichtsbesef zijn volksgenoten nooit schade toe te brengen. [5] Men kan de daad van de Makkabeeën als gelijkaardig beschouwen. Want het voorwendsel waarmee sommigen hun gewapend optreden willen rechtvaardigen, namelijk dat Antiochus geen koning maar een [vreemde] invaller was,Ga naar eind[126.] vind ik ongegrond. In heel het verhaal noemen de Makkabeeën en hun volgelingen Antiochus met een andere titel dan die van koning. En zij deden dat voorwaar terecht, daar de Hebreeën sinds lang het bestuur van de Macedoniërs hadden erkend, van wier rechtsmacht Antiochus de [wettige] opvolger was. Het wettelijk verbod om een vreemdeling aan het hoofd van het volk te stellen moet worden begrepen betrekking te hebben op een vrije verkiezing en niet op die [situatie] waartoe een volk zou worden gedwongen, ertoe genoodzaakt door de tijdsomstandigheden. Wat betreft de bewering van anderen, [namelijk] dat de Makkabeeën gebruik hebben gemaakt van het recht van een volk waaraan men zelfstandigheid {αὐτονομία (autonomia)} verschuldigd is, is dit niet eens een sluitend argument. Want de Joden, die eerst volgens het oorlogsrecht door Nabuchodonozor waren overwonnen, kwamen door datzelfde recht onder het gezag van de Meden en de Perzen, de opvolgers van de Chaldeeërs. Heel het rijk van de Meden en de Perzen kwam in handen van de Macedoniërs.Ga naar eind*127.* Vandaar dat de Joden door TacitusGa naar eind*128.* genoemd worden: ‘het meest verachtelijke slaven[volk] toen het Oosten werd onderworpen door de Assyriërs en [later] door de Meden en de Perzen.’ Niet de minste voorwaarde hebben zij van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alexander [de Grote] en diens opvolgers bedongen, maar zonder de minste voorwaarde kwamen zij onder hun macht, zoals ze vroeger onder die van Darius waren geweest. En als de Joden dan soms de toestemming kregen om openlijk hun eredienst te beoefenen en hun wetten te laten gelden, dan gebeurde dit op grond van een precair recht, dankzij een gunst van de koningen, en niet op grond van een wet die door een rechtsmacht was verleend. Er is dus niets dat [de handelwijze van] de Makkabeeën rechtvaardigt, tenzij een zeer groot en zeer acuut gevaar, zolang zij zich [maar] binnen de grenzen van de zelfverdediging gedroegen en zich, naar het voorbeeld van David, terugtrokken naar afgelegen plaatsen om er de veiligheid op te zoeken, [en dit] zonder de wapens te gebruiken, tenzij ze zonder reden werden aangevallen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Alleszins moet de persoon van de koning gespaard worden][6] Ondertussen moet men de volgende voorzorgsmaatregel in acht nemen: ook in een dergelijk gevaar moet men de persoon van de koning sparen. Wie van oordeel is dat David ditGa naar eind[129.] niet uit plichtsbesef deed, maar vanuit een meer verheven houding, vergist zich. David zegt immers openlijkGa naar eind*130.* dat niemand die zich aan de koning vergrijpt, onschuldig kan zijn. Natuurlijk wist hij wat in de wet geschreven staat:Ga naar eind*131.* ‘Je zult de goden (dat wil zeggen de opperste rechters) niet lasteren en evenmin de leider van uw volk.’Ga naar eind*132.* In deze wet toont de bijzondere melding van die zeer verheven machten aan dat er iets bijzonders wordt voorgeschreven. <Daarom zegt Optatus van MileviëGa naar eind*133.* bij de bespreking van deze handeling van David: ‘Hij werd tegengehouden toen hij zich ten volle de geboden Gods herinnerde.’Ga naar eind*134.* Hij legt David de volgende woorden in de mond: ‘Ik wilde [mijn] vijand overwinnen, maar het is belangrijker de goddelijke geboden te onderhouden.’>Ga naar eind[135.] [7] Nu is het niet eens toegestaan om over een particulier lasterlijke dingen rond te strooien. Als het over een koning gaat, moet men zich dus onthouden van kwaad te spreken, zelfs al gaat het om reëel kwaad. De reden hiervoor is, zoals de auteur van de Problemata, [een werk] dat men aan AristotelesGa naar eind*136.* toeschrijft, zegt: ‘Wie een gezagdrager beschuldigt, vergrijpt zich aan de stad[staat]. {Wie kwaad spreekt over een gezagdrager, is onrechtvaardig jegens de staat.}’Ga naar eind*137.* En als hij niet met de mond gekwetst mag worden, dan zeker [nog] veel minder met de hand. Vandaar dat we [in de bijbel] lezenGa naar eind*138.* dat ook David door berouwGa naar eind[139.] werd gegrepen, omdat hij de mantel [van Saul] had bescha- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
digd: zo hoog schatte hij de onschendbaarheid van deze persoon. En dit deed hij niet onterecht. Het kan immers niet dat de hoogste macht blootstaat aan de haatgevoelens van velen,Ga naar eind*140.* vandaar dat de veiligheid van de persoon die de macht bekleedt bijzonder wordt beschermd. Dit bepaalden de Romeinen zelfs voor de volkstribunen, zodat ze ἄσυλοι (asuloi), dat wil zeggen onschendbaar waren. Onder de uitspraken van de Essenen [was er één die bepaalde] dat men koningen als onschendbaar moest beschouwen. Buitengewoon [mooi] zijn de volgende verzen van Homerus:Ga naar eind[141.] ‘Want hij [Antilochus] {vreesde} voor [Menelaos] de herder van het volk dat hem iets zou overkomen.’Ga naar eind*142.* En niet ten onrechte, zoals bij [Quintus] CurtiusGa naar eind[143.] te vinden is: ‘vereren volkeren, die onder koningen leven, de naam van de koning als een God.’ De Pers ArtabanusGa naar eind*144.* zei: ‘Onder de vele en goede wetten die wij hebben is dit de beste, namelijk dat wij de koning moeten dienen en vereren als de afbeelding van God, die alles in stand houdt.’ <Plutarchus zegt in zijn Levensbeschrijving van Agis:Ga naar eind[145.] ‘Het is niet geoorloofd een aanslag te plegen op het leven van de koning.’>Ga naar eind[146.] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Ook in het Nieuwe Testament is enkel de vlucht toegestaan][8] Ernstiger is de vraag [die nu komt, namelijk] of datgene wat aan David en de Makkabeeën toegestaan was, ook aan christenen toegestaan is, wier leraar zo dikwijls heeft bevolen om [zijn] kruis te dragen,Ga naar eind[147.] waardoor Hij een veel grotere graad van geduld lijkt te eisen. Voorzeker <staat ChristusGa naar eind[148.] toe dat christenen die wegens hun godsdienst door de overheden met de dood worden bedreigd, vluchten,Ga naar eind[149.] voor zover de noodzaak van hun ambt hen aan geen enkele plaats bindt. [Maar] meer dan de vlucht staat Hij niet toe. PetrusGa naar eind*150.* echter zegt dat Christus ons door zijn lijden een voorbeeld heeft nagelaten, dat wij moeten navolgen. Hij was vrij van zonde en van alle bedrog. Hij beantwoordde beschimpingen niet met beschimpingen en uitte geen dreigementen gedurende [zijn] lijden. Hij liet [zijn] zaak over aan Hem die rechtvaardig oordeelt. Dezelfde [apostel] zegt dat de christenen verheugd moeten zijn en dat zij God moeten danken wanneer ze om hun christen-zijn worden gestraft.Ga naar eind[151.] En het is vooral door dat geduld dat de christelijke godsdienst sterk is geworden, zo lezen wij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[De eerste christenen wensten zich niet te verdedigen tegen het geweld van de machthebbers][9] Vandaar>Ga naar eind[152.] dat ik van oordeel ben dat de eerste christenen, bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wie de leer van de apostelen en de apostolische mannen nog vers in het geheugen lag en die [daarom] de voorschriften beter begrepen en volmaakter uitvoerden [dan latere christenen], een zeer zwaar onrecht wordt aangedaan door hen die van oordeel zijn dat hen de krachten maar niet de wil heeft ontbroken om zichzelf te verdedigen in het zekerste levensgevaar. Schaamteloos voorwaar en onvoorzichtig zou TertullianusGa naar eind[153.] zijn geweest, indien hij ten overstaan van keizers, die toch niet onwetend konden zijn van de ware toedracht, zo zelfverzekerd had durven liegen [toen hij de volgende woorden schreef]: ‘Wanneer wij immers ook als openlijke vijanden [en] niet alleen als heimelijke wrekers wilden optreden, zouden ons dan de [nodige] kracht van het getal en de troepen ontbreken? Zouden dan de Mauri [Moren], de Marcomannen en de Parthen, of welke grote volkeren dan ook, die nochtans een eenheid vormen en hun eigen grenzen hebben, talrijker zijn dan geheel de wereld? Wij zijn vreemdelingenGa naar eind[154.] en we hebben al wat van U is overspoeld, uw steden, uw eilanden, versterkingen en ‘municipia’,Ga naar eind[155.] uw vergaderplaatsen, zelfs uw vestingen, uw districten, afdelingen, paleizen, senaat en het forum; alleen uw tempels hebben we U gelaten. [...] Voor welke oorlog zouden wij niet bekwaam en bereidwillig zijn geweest, zelfs bij ongelijke troepenmacht, wij die ons zo bereidwillig laten afslachten, was het niet dat die leer ons eerder toestaat ons te laten doden dan zelf te doden?’ Ook hier volgt CyprianusGa naar eind*156.* zijn leermeester en zegt hij duidelijk: ‘<Vandaar dat niemand van ons zich verzet als hij wordt aangehouden.>Ga naar eind[157.] <Evenmin wreekt ons volk zich tegen uw onrechtvaardig geweld, al is het groot en talrijk. De zekerheid van een latere straf maakt [ons] geduldig.>Ga naar eind[158.] Onschuldigen wijken voor wie [hen] schade toebrengen.’Ga naar eind*159.* <LactantiusGa naar eind*160.* schrijft: ‘Wij vertrouwen immers op de majesteit van Hem die evenzeer de Hem aangedane minachting kan wreken dan het lijden en onrecht dat zijn dienaren wordt aangedaan. En daarom zullen wij ons niet eens met woorden verdedigen wanneer wij zo misdadig behandeld worden, maar vertrouwen wij de wraakneming aan God toe.’>Ga naar eind[161.] En AugustinusGa naar eind*162.* doelde op niets anders daar waar hij zegt: ‘Bovenal moet een rechtschapen man in deze aangelegenheden bedenken dat hij slechts de oorlog onderneemt als hij oorlog mag voeren. Dit is immers niet iedereen toegestaan.’ Dezelfde auteur schrijft het volgende:Ga naar eind*163.* ‘Telkens wanneer keizers zich vergissen, maken zij wetten om die dwaling te handhaven tegen de waarheid in. Door [deze wetten] beproeven zij de rechtvaardigen en kronen zij hen [met de krans der martelaren].’ Op een andere plaatsGa naar eind[164.] zegt hij: ‘Zó moeten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volkeren [hun] heersers en moeten slaven [hun] meester [ver]dragen, dat onder de beoefening van het geduld het tijdelijke [leed] wordt verdragen en het eeuwige [heil] wordt verwacht.’ <Dit verduidelijkt hij op een andere plaatsGa naar eind*165.* door het voorbeeld van de eerste christenen als volgt: ‘Alhoewel de stad van Christus op aarde zich nog in den vreemde bevindt, maar toch reeds beschikt over zo grote volksscharen tegen haar ongelovige vervolgers, heeft zij [toch] niet voor haar tijdelijk heil gestreden, maar veeleer haar eeuwig heil nagestreefd en geen verzet geboden. Zij werden geboeid en opgesloten, zij werden geslagen, gefolterd, verbrand, uiteengereten en gedood... en [hun aantal] bleef steeds maar groeien. Voor hun heil te strijden betekende voor hen niets anders dan terwille van hun [eeuwige] heil het [tijdelijke] heil te misprijzen.’ [10] Niet minder uitmuntend zijn de woorden van CyrillusGa naar eind[166.] met betrekking tot de passage uit het Johannesevangelie over het zwaard van Petrus.>Ga naar eind[167.] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Het relaas van het martelaarschap van het Thebaanse legioenGa naar eind[168.]]Het Thebaanse legioen bestond, zoals we uit de handelingen [van zijn martelaarschap] kunnen leren, uit 6666 soldaten, allemaal christenen. Toen keizer Maximianus zijn leger nabij Martignac {Octodurus} dwong te offeren aan de heidense goden, trok dit [Thebaanse legioen] eerst naar Saint Maurice {Agaunum}. En toen de keizer [daarheen] een bode had gezonden met het bevel dat zij moesten offeren, hebben zij dit geweigerd. Daarop beval Maximianus dat elke tiende [soldaat] door de staatsdienaren zou worden gedood. Deze [laatsten] hebben het [keizerlijk] bevel zonder problemen uitgevoerd, daar niemand weerstand bood. [11] Mauritius,Ga naar eind*169.* de bevelhebber van dat legioen <naar wiens naam Agaunum later werd omgedoopt tot het dorp van Saint Maurice,>Ga naar eind[170.] heeft - zo leest men in het relaas van Eucherius, bisschop van Lyon - in die tijd zijn strijdmakkers als volgt toegesproken: ‘Hoezeer vreesde ik dat iemand [onder U] - zoals dat gemakkelijk gaat in het leger - onder het mom van zelfverdediging zou proberen de zeer zalige dood af te wenden. Om U van deze zaak af te houden, had ik [voor U] reeds het voorbeeld van onze Christus voorbereid, Hij die het zwaard van de apostel dat reeds uit de schede was getrokken door het bevel van zijn eigen stem weer liet opbergen. Hierdoor leerde Hij [ons] dat de christelijke deugd van het vertrouwen sterker is dan alle legers [tezamen], opdat niemand zich met menselijke middelen tegen een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
menselijk werk zou verzetten, [maar] integendeel, ieder met een bestendig plichtsbesef het aangevatte werk zou voltooien.’ Na deze executie beval de keizer aan de overgeblevenen precies hetzelfde als [wat hij] eerder [had bevolen] en allen antwoordden als volgt: ‘Uw soldaten, keizer, zijn wij voorwaar en wij hebben ons in het leger ingelijfd om de Romeinse staat te verdedigen. Wij zijn nooit oorlogsdeserteurs geweest en evenmin verraders van militaire geheimen,Ga naar eind[171.] nooit verdienden wij schande van[wege onze] laffe vrees. En aan uw bevelen zouden wij ook gehoorzamen, ware het niet dat de christelijke geboden, waarin wij werden onderricht, ons gebieden de demonencultus en de altaren die steeds met bloed zijn besmeurd, te mijden. Wij weten met zekerheid dat U zich hebt voorgenomen ófwel de christenen te bezoedelen door heiligschennende handelingen, ófwel hen wilt afschrikken met het voorbeeld van de gedecimeerden. Zoek niet verder naar [christenen] die [hun overtuiging] verborgen houden, weet dat we allen christenen zijn. U zult de lichamen van ons allen [aan U] onderworpen vinden, maar U zult zich nooit meester kunnen maken van onze zielen, die steeds gericht zijn naar Christus, die hun leraar is.’ [12] Volgens hetzelfde relaas heeft de vaandeldrager van het legioen, Exuperius, dit [legioen] als volgt toegesproken: ‘Gij ziet, dierbare wapenbroeders, dat ik de tekens draag van voorwaar wereldse oorlogen. Het is echter niet tot deze wapens en niet tot dit [soort van wereldse] oorlogen dat ik uw gemoed en geweten oproep. Jullie moeten een andere soort van oorlogen kiezen. Het is niet met deze zwaarden dat gij u kunt spoeden naar het hemelse koninkrijk.’ Vervolgens vraagt hij aan de keizer het volgende te melden: ‘Niet tegen U, keizer, heeft de wanhoop, die zeer dapper is in gevaren, ons bewapend. Zie, wij hebben de wapens [in onze handen], maar we zullen geen weerstand bieden,Ga naar eind*172.* want we verkiezen de dood boven de overwinning, we verkiezen onschuldig te sterven liever dan als schuldigen te leven. [...] Wij werpen [onze] wapens af. Uw handlanger zal onze handen voorwaar ongewapend vinden, maar ons hart gewapend met het katholieke geloof.’ [13] Hierop volgt de moord op [soldaten] die zich niet verweerden. Dit zijn de woorden in het relaas van [deze] slachting door Eucherius: ‘Hun grote aantal verhinderde niet dat zij, alhoewel onschuldig, werden gestraft, daar waar het nochtans gebruikelijk is dat wat een groot aantal misdoet ongestraft blijft’ (verkeerdelijk staat er ‘van velen’). In een oud martelarenboek wordt dezelfde gebeurtenis als volgt verhaald: ‘Ze werden dus zonder onderscheid met het zwaard omge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bracht, zonder te protesteren. Ongewapend boden zij aan hun vervolgers hun nek of ontblote borst aan. Zij werden niet gedreven door het gebruik van de wapens in een poging om met het zwaard een gerechtvaardigde zaak te beslechten. Zij waren slechts begaan met de [ene] gedachte dat zij Hem beleden, die zonder protesteren naar de dood werd geleid en als een lam zijn mond niet opende. En zo lieten ook zij zich als een kudde schapen van de Heer door de aanvallende wolven verscheuren.’ [14] Keizer ValensGa naar eind*173.* trad op een goddeloze en wrede wijze op tegen hen die, in navolging van de Heilige Schrift en de traditie van de kerkvaders, de consubstantialiteitGa naar eind[174.] {τὸ ὁμούσιον (to homousion)} beleden, alhoewel een zeer groot aantal onder hen zich nooit met de wapens verdedigde. [15] Het is voorzeker zo dat een oproep tot geduld dikwijls vergezeld gaat van het na te volgen voorbeeld van Christus,Ga naar eind*175.* van wie het geduld tot de dood reikte. In het geval van het Thebaanse legioen hoorden we dat dit voorbeeld werd aangehaald. <Deze navolging geldt zeker, telkens wanneer we voor het ware geloof ter dood worden veroordeeld.>Ga naar eind[176.] Maar wie op die manier [zijn] leven verliest, van hem zegt Christus dat hij haar in waarheid heeft gewonnen. <[Zelfs] indien we graag toegeven dat het hier om een raadgeving gaat en niet om een voorschrift, dan is het toch veiliger voor God die keuze te doen. Ook al was hun toegestaan te vluchten of hun mond te houden, de eerste christenen hebben zich dikwijls voor een zo eervolle dood aangeboden, in het rotsvaste geloof dat zij die op die manier getuigden voor hun geloof, ook al hun zonden werden vergeven en dat de glorie die na de verrijzenis wordt verwacht, in zekere zin dadelijk werd verwezenlijkt en dat voor daarna geweldige beloningen werden beloofd.>Ga naar eind[177.] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Besluit: weerstand tegen de hoogste machthebber is verboden]Wij hebben [dus] gezegd dat men niet legitiem weerstand mag bieden aan wie de hoogste macht draagt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Onderzoek van een aantal bijzondere gevallen]Nu zijn er echter enkele zaken waarop wij de lezer attent moeten maken, opdat hij niet zou denken dat deze wet wordt overtreden in gevallen waarin dit in werkelijkheid niet zo is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Het geval van een vorst die ondergeschikt is aan zijn volk en dus niet de hoogste macht uitoefent]§8. Een eerst opmerking is de volgende. Vorsten die ondergeschikt zijn aan het volk - hetzij dat zij vanaf het begin een dergelijke [ondergeschikte] macht kregen, hetzij [deze ondergeschiktheid] later werd gestipuleerd, zoals in het geval van SpartaGa naar eind*178.* - mag men niet alleen met geweld verstoten, maar [mag men], als het nodig is, [zelfs] met de dood straffen wanneer zij zich vergrijpen aan de wetten en de staat. Dit was het lot van Pausanias, koning der Lacedaemoniërs.Ga naar eind[179.] <Van dien aard waren [ook] de oudste koningschappen van Italië. Het is daarom niet verwonderlijk dat Vergilius,Ga naar eind[180.] na verteld te hebben over de zeer wrede misdaden van [de Etruskenkoning] Mezentius, hieraan toevoegt: ‘Heel Etrurië stond dus met recht en rede woedend opGa naar eind*181.* tegen de koning en eiste dat hij terstond de doodstraf zou ondergaan.’>Ga naar eind[182.] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Het geval van een vorst die zijn heerschappij heeft opgegeven]§9. Ten tweede: wanneer een koning of een andere [machthebber] afstand heeft gedaan van zijn macht of deze duidelijk opgeeft, dan mag men daarna tegen hem alles doen wat tegen een particulier toegestaan is. Men mag echter helemaal niet oordelen dat hij die zijn macht op al te slordige wijze uitvoert, deze als opgegeven beschouwt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Het geval van een vorst die zijn heerschappij wil vervreemden]§10. Ten derde: wanneer een koning zijn koningschap zou vervreemden of aan iemand anders ondergeschikt zou maken, dan verliest hij volgens BarclayGa naar eind*183.* zijn rijk. Wat mij betreft, twijfel ik hier. Want wanneer de koninklijke macht door verkiezing of door een wet van erfopvolging wordt gegeven, is een dergelijke daad nietig. Welnu, nietige daden hebben ook geen enkel juridisch gevolg. Vandaar ook dat de stelling van de rechtsgeleerdenGa naar eind*184.* over de vruchtgebruiker, die wij hebben vergeleken met dergelijke koningen, mij meer waarheid lijkt te bevatten, [namelijk de stelling] dat indien de vruchtgebruiker zijn recht aan een vreemdeGa naar eind[185.] afstaat, zijn daad nietig is. De wetsbepalingGa naar eind*186.* die zegt dat het vruchtgebruik terugkeert naar de eigenaar, moet worden verstaan als ‘keert terug op de legitieme tijd’.Ga naar eind[187.] Mocht nochtans een vorst van plan zijn om zijn rijk ook daadwerkelijk te vervreemden of ondergeschikt te maken, dan twijfel ik er niet aan dat men hem dat kan beletten. Zoals we reeds zeiden,Ga naar eind[188.] is de heerschap- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pij immers iets anders dan de wijze waarop men die bezit. Tegen een veranderen van dit laatste kan het volk zich verzetten omdat het recht om iets te wijzigen aan de machtsuitoefening niet begrepen is in de macht[stitel zelf]. Het volgende citaat van SenecaGa naar eind*189.* heeft betrekking op een gelijkaardig geval en zou je hier niet slecht [kunnen] aanpassen: ‘Al moet men in alles aan [zijn] vader gehoorzamen, dit is niet [meer] het geval voor dat [bevel] waardoor bewerkt wordt dat hij geen vader [meer] is.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Het geval van een vorst die openlijk de vijand is van zijn volk]§11. Ten vierde verliest, volgens dezelfde Barclay, een koning zijn koningschap wanneer hij door een werkelijk vijandige geesteshouding aanstuurt op de ondergang van heel [zijn] volk.Ga naar eind*190.* Ik beaam dit, want de wil om [een volk] te besturen en de wil om het te vernietigen kunnen niet samengaan. Vandaar dat hij die zich tot vijand van het hele volk verklaart, door dit feit het koningschap verzaakt. Maar dit lijkt [mij] nauwelijks te kunnen gebeuren bij een koning die gezond van geest is en die slechts één volk onder zijn macht heeft. Mocht hij echter over meerdere volkeren heersen, dan kan het gebeuren dat hij in het voordeel van het ene de ondergang van het andere wil,Ga naar eind[191.] om daar kolonies te stichten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Het geval van verval van het koningschap]§12. Ten vijfde: wanneer het koningschap vervalt, ofwel wegens ontrouw [van de vazal] jegens [zijn] leenheer, ofwel krachtens een clausule, toegevoegd aan [het document van] de machtsoverdracht waarin staat dat als de koning dit of dat doet,Ga naar eind*192.* zijn onderdanen ontslagen worden van elke plicht tot gehoorzaamheid, dan valt ook de koning opnieuw terug tot [de rang van] een particulier persoon. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Het geval waarin de koning slechts een gedeelte van de hoogste macht bezit]§13. Ten zesde: wanneer de koning slechts een deel van de hoogste macht bezit en het andere deel in handen is van het volk of de senaat,Ga naar eind*193.* dan zal men zich legitiem met geweld mogen verzetten tegen een koning die het deel dat het zijne niet is aanvalt, daar zijn gezag niet zo ver reikt. Dit is, zo meen ik, het geval zelfs indien werd afgesproken dat de macht om oorlog [te voeren] bij de koning zal berusten. Juist | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begrepen betreft deze afspraak alleen een buitenlandse oorlog. Wie immers een deel van de hoogste macht bezit, kan niet anders dan ook het recht hebben om dat deel te beschermen.Ga naar eind[194.] En wanneer dit gebeurt,Ga naar eind[195.] dan kan hij op grond van het oorlogsrecht zelfs zijn deel van de macht verliezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Het geval van contractueel bedongen recht om weerstand te bieden]§14. Ten zevende: wanneer bij de overdracht van de macht werd bedongen dat in een bepaald geval weerstand mag worden geboden tegen de koningGa naar eind*196.* - zelfs al staat [de bepaling uit] deze overeenkomst niet toe een gedeelte van de macht als weerhouden te beschouwen -, dan blijft er zeker [toch] enige natuurlijke vrijheid behouden, die wordt afgenomen van de koninklijke macht. Wie nu zijn recht vervreemdt, kan dit recht contractueel beknotten.Ga naar eind[197.] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Het geval van een feitelijke bezetter na een inval][Inleiding]§15. [1] [In het voorgaande] handelden wij over wie het recht heeft of had om te heersen. Rest ons [nu het geval] van een vijandige invaller van het rijk te beschouwen. [Daarbij gaat het] niet [om het geval van een invaller] die het [bezits]recht heeft verworven na een langdurige bezetting of door een [vredes]verdrag, maar wel [om de feitelijke situatie van een invaller] zolang de bezetting onrechtmatig blijft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Algemene regel: aan een vreemde bezetter moet slechts worden gehoorzaamd om een nog groter onheil te voorkomen]Ook kunnen de handelingen in de uitoefening van de macht tijdens de bezetting bindende kracht hebben, [uiteraard] niet van rechtswege, want er is geen rechtstitel, maar [wel] op grond van het feit dat alles erop wijstGa naar eind[198.] dat de titularis van het legitieme gezag - of het nu het volk of de koning of de senaat is - het beter acht dat zolang de bezetting duurt al wat [de bezetter] beveeltGa naar eind*199.* geldig is, [liever] dan dat de grootste anarchie zou ontstaan door het opschorten van wetten en rechtspraak. Cicero keurde de wetten van Sulla af omdat ze wreed waren jegens de kinderen van vogelvrijverklaarden; wetten die hen uitsloten van ereambten. Toch was hij van oordeel dat ze behouden moesten blijven omdat - volgens zijn zeggen (zoals QuintilianusGa naar eind*200.* ons leert) - door deze wetten de staat van burgergemeenschap {status civitatis} | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behouden bleef. Zouden deze wetten worden opgeheven, dan zou de burgergemeenschap immers geen stand kunnen houden. <FlorusGa naar eind[201.] zegt over de [beleids]handelingen van dezelfde Sulla: ‘Lepidus was van plan om de daden van zulk een man ongedaan te maken. Dit plan was terecht, tenminste als het kon worden verwezenlijkt zonder grote schade voor de staat.’ En hij voegt eraan toe: ‘Het was nodig dat de zieke en gekwetste staat hoe dan ook tot rust kwam, opdat [haar] wonden door de remedie niet weer werden geopend.’>Ga naar eind[202.] [2] In deze gevallen echter, die niet zo [levens]noodzakelijk zijn [voor de staat] en die bijdragen tot de versteviging van de illegale bezetting van de invaller, moet men niet gehoorzamen, tenminste als dit kan zonder groot gevaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Mag een vreemde bezetter worden gedood?]De vraag is nu echter of men zulk een rover van de macht niet met geweld mag ontzetten [uit zijn feitelijke macht] en hem in het uiterste geval [zelfs] doden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Het antwoord is positief wanneer zijn macht alleen op geweld berust]§16. Vooreerst [weze gezegd dat], wanneer hij door een niet-legitieme oorlog waarbij de vormvereisten van het volkenrecht ontbreken,Ga naar eind[203.] de bestuursmacht heeft gegrepen en wanneer er geen minste verdrag op volgdeGa naar eind[204.] of hem trouw werd gezworen, maar de bezetting alleen op geweld berust, [dat dan] het oorlogsrecht nog steeds van kracht lijkt te zijn en dat men bijgevolg tegen hem mag doen wat men tegen [elke] vijand mag doen: hij mag door om het even wie, ook een particulier, op legitieme wijze worden omgebracht.Ga naar eind[205.] TertullianusGa naar eind*206.* zegt: ‘Ieder mens is soldaat ten overstaan van hen die schuldig zijn aan majesteitsschennis en tegenover publieke vijanden.’ Zo staat het [Romeinse] recht aan iedereen toeGa naar eind*207.* om tegen deserteurs wraak uit te oefenen in het belang van de openbare rust en in naam van de gemeenschap. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Het antwoord is eveneens positief wanneer een wet van vóór de inval deze doodslag toestaat]§17. Met Plutarchus, die deze mening deelt in zijn boek over Het noodlotGa naar eind[208.] [opgedragen] aan Piso, moet volgens mij hetzelfde worden besloten, [namelijk dat], wanneer er vóór de inval een publieke wet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bestond, die iedereen machtigt om diegene te doden die één of ander[e handeling] openlijk aangedurfd heeft. Neem [bijvoorbeeld] iemand die zich met een private militie heeft omringd en die als particulier een vesting heeft ingenomen, [of] iemand die een burger zonder veroordeling of wettelijk proces ter dood heeft laten brengen, [of] die ambten heeft gecreëerd zonder wettelijke verkiezingen. Dergelijke wetten kwamen frequent voor in de Griekse stadstaten, waar bijgevolg de moord op zulke tirannen als legitiem moest worden beschouwd. <Van dien aard was in Athene de wet van Solon,Ga naar eind[209.] die hernieuwd werd na de terugkeer uit Piraeus [en die gericht was] tegen hen die de volksregering hadden omvergeworpen of die na haar omverwerping ereambten hadden bekleed.>Ga naar eind[210.] Van dien aard was ook de ‘Lex Valeria’Ga naar eind*211.* te Rome tegen wie zonder mandaat van het volk een gezagsfunctie uitoefende. <En de ‘consulaire wet’ die na het bestuur van de tienmannen bepaalde dat het verboden was staatsfuncties te creëren zonder het recht [te voorzien] om in hoger beroep te gaan en dat wie dat toch had gedaan, volgens het menselijke en goddelijke recht gedood mocht worden.>Ga naar eind[212.] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Het antwoord is tenslotte ook positief als er een bevel is van de legitieme machthebber om de tiran te doden]§18. Het zal niet minder toegestaan zijn iemand die zich [onrechtmatig] van de macht meester heeft gemaakt, terecht te stellen, als men er het uitdrukkelijke bevel voor heeft gekregen van de rechtmatige machthebber, zij het de koning, de senaat of het volk. Bij dezen moeten ook de voogden van de kinderen van de koning worden gerekend. Dit was het geval bij Jojada [de voogd van] Joas, toen hij Atalja van de troon stootte.Ga naar eind*213.* | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Besluit: over de opportuniteit van geweld tegen een tiran mogen particulieren niet oordelen]§19. [1] Behalve deze gevallen waarbij het een particulier toegestaan is een usurpator van de macht ten val te brengen of te doden, kan ik geen andere goedkeuren. Het kan zich immers voordoen dat de legitieme titularis van de macht het beter acht om de usurpator in zijn [onrechtmatig] bezit te laten [liever] dan de gelegenheid te scheppen voor gevaarlijke en bloedige onlusten, die meestal plegen uit te breken na de mishandeling of terechtstelling van deze [usurpators], die een stevige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanhang hebben bij het volk of ook bij buitenlandse vrienden. In ieder geval is het onzeker of een koning of een volk de zaak tot zulk een gevaarlijke toestand wil laten komen. Indien men [echter] hun [uitdrukkelijke] wil niet kent, dan is elk gebruik van geweld illegitiem. FavoniusGa naar eind[214.] zei: ‘Een burgeroorlog is nog slechter dan een illegitieme dwingelandij.’Ga naar eind[215.] En CiceroGa naar eind[216.] schreef: ‘Elke vrede die met de burgers wordt gesloten lijkt me nuttiger te zijn dan een burgeroorlog.’ <T[itus] Quintus [Flaminius] zei dat het voordeliger was geweest [de tiran] Nabis in Sparta [ongemoeid] te latenGa naar eind*217.* (hij kon immers op geen andere wijze overmeesterd worden) dan de stad volledig ten onder te laten gaan, [de stad] die in een poging om haar vrijheid te bewaren verloren zou gaan.Ga naar eind*218.* En op niets anders doelde de uitspraak van AristophanesGa naar eind[219.] dat men geen leeuw in de stad moet voeden en als men een leeuw heeft grootgebracht, deze moet worden ondergaan.>Ga naar eind[220.] [2] Daar het voorwaar een bijzonder ernstig [voorwerp van] beraadslaging is of men kiest voor vrijheid of voor vrede, zoals TacitusGa naar eind[221.] zegt, en dit ‘politieke probleem’ volgens CiceroGa naar eind*222.* zeer ingewikkeld is, [namelijk]: ‘of, als het vaderland door een tiran wordt bestuurd {onder een onwettige overheersing gebukt gaat}, men dan alles in het werk moet proberen te stellen {in het werk moet stellen} om die tirannie omver te werpen, zelfs al loopt men het risico hierdoor de stad in zeer groot gevaar te brengen’, mogen particulieren het oordeel [hierover], dat het gehele volk aanbelangt, niet naar zich toetrekken. De volgende [verzen] zijn echter volledig ongerechtvaardigd: ‘Wij onttrekken de machthebbers aan de stad, die paraat is [hen] te dienen.’Ga naar eind*223.* Zo ook antwoordde SullaGa naar eind*224.* op de vraag waarom hij aldus gewapend tegen zijn vaderland optrok: ‘om haar te bevrijden van tirannen’. [3] Meer overtuigend is Plato in zijn brief aan Perdiccas, die CiceroGa naar eind*225.* als volgt in het Latijn vertaalde:Ga naar eind[226.] ‘Streef in de staat [enkel] zoveel na als gij uw medeburgers kunt doen goedkeuren. Het is niet nodig, noch tegen uw vader, noch tegen uw vaderland geweld te gebruiken.’ Bij SallustiusGa naar eind*227.* is dezelfde gedachte terug te vinden: ‘Want waarlijk met geweld zijn vaderland of ouders regeren, hoezeer men daartoe ook in staat moge wezen en hoezeer men dit misdrijf zou kunnen goedpraten, is toch grof, voornamelijk omdat alle omwentelingen de voorbode zijn van doodslag, verbanning en andere vijandelijkheden.’ <In Plutarchus' levensbeschrijving van BrutusGa naar eind[228.] zegt Stallius iets in dezelfde zin: ‘Het past een bedachtzaam en verstandig man niet, terwille van slechten en dwazen, gevaar te lopen of in paniek | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te geraken {zich in de gevaren en de verwarringen te storten}.’>Ga naar eind[229.] Ook het volgende citaat uit AmbrosiusGa naar eind*230.* kan hiermee niet ten onrechte in verband worden gebracht: ‘Dit ook helpt tot het vergroten van [uw] goede naam, [namelijk] als u een behoeftige uit de handen van een machtige redt en een veroordeelde van de dood bevrijdt, voor zover dit echter zonder verwarring kan geschieden. Anders geven we de indruk eerder uit ijdelheid dan uit medelijden te handelen en slaan we diepere wonden, terwijl we eigenlijk kleinere wonden willen helen.’ ThomasGa naar eind*231.* [van Aquino] zegt dat de omverwerping van een regime, zelfs een tiranniek [regime], soms [een] opstandig[e daad] is. [4] Wat Ehud deedGa naar eind*232.* tegen Eglon,Ga naar eind[233.] de koning van Moab, moet ons niet van gedachten doen veranderen. Het staat immers duidelijk in de Heilige SchriftGa naar eind[234.] dat God hem als bevrijder heeft opgeroepen, namelijk door een bijzonder mandaat. Het staat echter niet vast of die koning van Moab geen enkel conventioneel bedongen bestuursrecht zou hebben bezeten. Want ook tegen andere koningen voerde God zijn besluiten door middel van dienaars van zijn keuze uit, zoals Jehu, [die Hij] tegen Joram [gebruikte].Ga naar eind*235.*
§20. Vooral echter in een betwist geval mag een particulier persoon geen beslissing nemen [over de macht], maar moet hij de bezitter [van de macht] gehoorzamen. Zo beval Christus aan de keizer belasting te betalen,Ga naar eind*236.* omdat het geldstuk diens beeltenis vertoonde,Ga naar eind*237.* dat wil zeggen, omdat hij in het bezit was van het bestuursrecht. |
|