Het recht van oorlog en vrede
(1993)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermdProlegomena & Boek I
4. De vertalingDe vertaling die hier wordt ingeleid, is niet de eerste Nederlandse vertaling van De iure belli ac pacis. Reeds in 1626, één jaar dus na de eerste editie van de Latijnse uitgave, verschijnt bij Poppius in Amsterdam een anoniemeGa naar eind113. Nederlandse vertaling. In 1705 verschijnt (bij | |
[pagina 27]
| |
Van der Plaats) in Amsterdam een tweede vertaling door Jan van Gavere(n). Men moet echter wachten tot 1952 voor een nieuwe vertaling. Deze ‘moderne’ vertalingGa naar eind114. van A. Dirkzwager en A.C. Nielson met een toelichting door G. Belzer is echter onvolledig en onkritisch. Alleen de opdracht (aan Lodewijk xiii) en de Prolegomena werden vertaald. Geen enkel van de later aangebrachte citaten en verwijzingen van De Groot werden in de vertaling opgenomen. De Latijnse tekst wordt samen met de Nederlandse vertaling gepubliceerd, zonder enige voetnoot of verwijzing. De inleiding van Dirkzwager en de toelichting van Belzer zijn ronduit ergerlijk. Volgens de vertaler is het project om het hele werk te vertalen gestrand op de constatering dat bij De Groot ‘nergens een origineele of constructieve gedachte’ te vinden is, een stelling die zonder enige bewijsvoering wordt geponeerd. Belzer beaamt deze opvattingGa naar eind115. en bedenkt De Groot met de weinig flatterende kwalificaties ‘onnoozel volkenrechtsleeraar’ (p. 9) en ‘kinderlijke geest’ (p. 24). Belzer besluit zijn toelichting als volgt:Ga naar eind116. ‘Dit neemt niet weg, dat het feit, dat niemand hem nog leest, De Groot steeds beroemder zal maken.’ Gelukkig verscheen in het voorjaar van 1991Ga naar eind117. een nieuwe vertaling door A.C. Eyffinger en B.P. VermeulenGa naar eind118. van de Prolegomena en een aantal kortere passages uit de drie lijvige boeken van De iure belli ac pacis. Vanwege de opzet van de reeks Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland kon deze vertaling slechts een bloemlezing zijn. De beknopte inleiding is zeer degelijk en de vertaling is van noten voorzien. De later door De Groot aangebrachte citaten werden echter niet vertaald. Met deze vertaling wil de vertaler de boven geformuleerde uitdaging van Belzer aannemen. Sedert 1952 is er echter heel wat veranderd. Daar is vooreerst de zogenaamde ‘postmoderne’ instelling, die ook een plaats gunt aan de ‘scriptores minores’ nu de belangstelling voor de ‘grote’ filosofische systemen wat is weggeëbt. Maar vooral heeft het onderwijs in België en Nederland de kennis van het Latijn gemarginaliseerd en voorbehouden aan een kleine minderheid, zodat de oorspronkelijke tekst van De Groot nog slechts voor een zeer beperkte groep mensen toegankelijk is. Geen wonder dat niemand hem nog leest. Een volledige en kritische vertaling van het hele werk is dus een noodzaak. Als jurist en docent wijsbegeerte van het vak natuurrecht is het de vertaler opgevallen hoe belangrijk de scharnierfunctie van dit werk is. Voor een deel is De iure belli ac pacis een soort synthese van het natuur- | |
[pagina 28]
| |
rechtelijke denken van de westerse renaissance-mens en daarom een goede historische inleiding tot het natuurrecht. De vele citaten van De Groot zijn daarom ook zeer belangrijk; precies in die citaten ligt het natuurrechtelijk erfgoed bevat. Anderzijds staat De Groot aan de wieg van de moderne tijd. In De iure belli ac pacis vindt men (zoals bij Suarez) de eerste sporen van de latere contracttheorieën (Locke, Spinoza, Hobbes, Pufendorf, Rousseau); de rede en het natuurrecht worden geseculariseerd. Het voor Hobbes zo belangrijke onderscheid tussen de (natuur)wet, die gebiedt of verbiedt, en het (natuur)recht, dat machtigt, is bij De Groot reeds in de kiem aanwezig. Deze vertaling is gebaseerd op de gezaghebbende tekstuitgave in octavo door B.J.A. de Kanter-van Hettinga Tromp, E.J. Brill, Leiden 1939; dit is ook de meest recente tekstuitgave, waarin de latere toevoegingen van De Groot zelf werden opgenomen. Bij de vertaling werd uiteraard gebruik gemaakt, maar alleen ter controle achteraf, van de gezaghebbende Engelse vertaling door F.W. Kelsey.Ga naar eind119. De Franse vertaling door BarbeyracGa naar eind120. leek te vrij om dienstig te kunnen zijn; met betrekking tot het notenapparaat echter werd uit deze vertaling heel wat informatie gehaald. Om de lectuur niet nodeloos te bemoeilijken werden de referenties van de citaten, die De Groot in de marge heeft aangebracht, alsook de later toevoegde citaten als noten opgenomen. In de tekst kunnen de volgnummers van deze noten worden onderscheiden van de noten van de vertaler, doordat de volgnummers van deze laatste tussen vierkante haken werden geplaatst.Ga naar eind121. In het notenapparaat worden de noten van de vertaler door vierkante haken onderscheiden van die van De Groot, en worden de nummers van deze laatste tussen twee asterisks geplaatst. Alle toevoegingen van na de editie van 1646, zoals de nummerindeling in de Prolegomena en in de paragrafen van de verschillende hoofdstukken,Ga naar eind122. alsook de eigen toevoegingen werden tussen vierkante haken geplaatst. Woorden uit de oorspronkelijke tekst staan tussen accolades. Toevoegingen of wijzigingen die De Groot in latere edities heeft aangebracht, werden in de noot vermeld, met het jaartal van de editie. In de tekst werden later ingelaste woorden of zinnen tussen < en > geplaatst. De Prolegomena en de paragrafen van de hoofdstukken werden van een nieuwe indeling voorzien door middel van titels. De onderverdeling van 1667 werd behouden omdat alle literatuur over De iure belli ac | |
[pagina 29]
| |
pacis citeert op basis van deze indeling. De lezer zal zelf kunnen opmerken hoe de nieuwe indeling niet altijd overeenkomt met de indeling van 1667. De Groot heeft veel Griekse citaten (in de tekst maar vooral in de latere toevoegingen) in het Latijn vertaald.Ga naar eind123. Waar de Latijnse vertaling afweek van de oorspronkelijke Griekse tekst, werd dit aangegeven in een noot ofwel in de tekst tussen accolades. Bij de noten van De Groot, d.w.z. zijn verwijzingen naar de vindplaatsen van citaten en de toevoegingen die hij later aan het einde van elk hoofdstuk aanbracht, werd tussen vierkante haken aangegeven in welke edities de toevoegingen werden ingelast. Correcties en aanvullingen op de referenties van De Groot werden tussen vierkante haken geplaatst. Er werd gepoogd de oorspronkelijke citeerwijze van De Groot zo getrouw mogelijk weer te geven, zodat de lezer zich kan vergewissen van het wispelturige karakter van deze referenties. De naam van de auteur wordt meestal afgekortGa naar eind124. en dat gebeurt niet steeds op dezelfde wijze. De titel van het werkGa naar eind125. ontbreekt soms of wordt willekeurig afgekort. In uitzonderlijke gevallen is de referentie volledig (boek, hoofdstuk, paragraaf of titel).Ga naar eind126. De lezer kan zich ook vergewissen van het monnikenwerk van vertalers en uitgevers bij het nakijken, aanvullen en verbeteren van de referenties. Langere commentaren op een noot van De Groot volgen op die noot tussen vierkante haken. Veel zorg werd besteed aan de auteursindex. Hierin werden alle door De Groot geciteerde auteurs alfabetisch opgenomen. Na de naamGa naar eind127. volgt, voor zover bekend, een aanduiding van geboorte- en sterfdatum, gevolgd door een zeer beknopte typering van de persoon in kwestie. Hierop volgen één of meerdere titels van geciteerde werken. De eerste titel is de oorspronkelijke titel. Deze wordt gevolgd door één of meerdere vertalingen. De titels worden gevolgd door een aanduiding van de vindplaats van de referentie. In tegenstelling tot de voortreffelijke auteursindex bij de Engelse vertaling verwijzen de vindplaatsen der citaten in dit werk niet naar het paginanummer in de vertaling, maar naar het boek, het hoofdstuk, de paragraaf en (in voorkomende gevallen) de paragraafonderverdeling. Voor de aanduiding van de eerste twee werden Romeinse cijfers en voor de overige twee Arabische cijfers gebruikt. In tegenstelling tot de Engelse vertaling werd in de auteursindex ook de manier van citeren van De Groot verwerkt. Zo kan de lezer uit de auteursindex opmaken welke auteurs De Groot citeert, welke auteurs hij het meest citeert, | |
[pagina 30]
| |
voor welke auteurs de referentie (tamelijk) volledig is en voor welke niet (wellicht citeerde hij daarbij uit het hoofd). Voor de lezer die meer vertrouwd is met het onderwerp of met een of andere auteur, zal uit de auteursindex blijken dat de frequentie waarmee De Groot sommige auteurs citeert niet evenredig is met zijn kennis van de auteur in kwestie. Dit geldt zeker voor Aristoteles, van wie De Groot in Prolegomena 36 zelfs een onbestaand werk aanhaalt. Bovendien vereisen de meeste referenties naar deze in Prolegomena 42 zo geprezen filosoof heel wat commentaar en nuancering. Uit dezelfde auteursindex blijkt ook dat sommige auteurs, aan wie De Groot heel wat schatplichtig is, nauwelijks worden geciteerd. Zo wordt Francesco Suarez in de Prolegomena niet en in het eerste boek slechts éénmaal aangehaald.Ga naar eind128. Met betrekking tot de invloed van Suarez op De Groot lijkt er iets aan de hand te zijn. Zo zal men in oudere Nederlandse literatuur weinig referenties naar deze Spaanse geleerde vinden. Zowel Barbeyrac (in 1729) als F.W. Kelsey (in 1925) als B.J.A. de Kanter-van Hettinga Tromp (in 1939) hebben zich heel wat moeite getroost om de verwijzingen naar klassieke auteurs die De Groot over het hoofd had gezien, aan te vullen, maar reppen met geen woord over Suarez. Toch is er enige kentering merkbaar. Schrijven Jan en Annie Romein in 1946 nog dat De Groot zijn voorgangers (onder wie Suarez) niet ‘verstopt’,Ga naar eind129. dan is men nu heel wat voorzichtiger. De daadwerkelijke invloed van Suarez op De Groot ‘is nog steeds onderwerp van discussie’.Ga naar eind130. De Groot is ‘mogelijk geïnspireerd door Suarez’.Ga naar eind131. En in een tijdschriftartikel uit 1982 leest men: ‘Het is dan ook begrijpelijk dat De Groot, die in die tijd afhankelijk was van een door de Franse koning aan hem toegekende toelage, voorzichtigheidshalve al te veelvuldige en nadrukkelijke verwijzingen naar Suarez achterwege heeft gelaten.’Ga naar eind132. Deze verklaring is niet origineel; zij werd reeds in 1929 geformuleerd, maar wel door een Spaanse auteurGa naar eind133. en werd later overgenomen in de inleidende studie op het vierde deel van de Spaanse standaardvertaling en tekstuitgave van Suarez' De legibus.Ga naar eind134. |
|