Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17
(2001)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3264A. 1637 september 22. Aan Bernhard van Saksen-Weimar.Ga naar voetnoot1Doorluchtige, hoochgeboren furst, Ick congratulere uwe furstelijcke Genade van gantscher harte met de nieuwe victorieGa naar voetnoot2 ende bedancke haer seer dienstelijck van den brief die het haer goedertierelijck belieft heeft mij te schrijven den 8e deserGa naar voetnoot3 ende van de advysen mij door d'heer majoor BetsGa naar voetnoot4 gecommuniceert. Ick en heb niet naegelaeten van die treffelijcke victorie daetelijck advys te geven aen de coninginne van Sweden,Ga naar voetnoot5 dewelcke alsoock de heeren administratoors haer daerover ten hoochste sullen verblijden, alsoo de wapenen van uwe furstelijcke Genade nevens de wapenen van Swede de eenige hoope sijn van het herstellen van de saecken van Duitschlant. Monsieur Bets heeft hier seer goede debvoiren gedaen. Ick heb oock uwe furstelijcke Genade geadverteert van de instantie die ick gedaen had voor de saecken van uwe furstelijcke Genade bij den coning, doe sijnde te Chantilly, ende van de goede belofte daerop gevolght.Ga naar voetnoot6 Sedert is d'heer MullerGa naar voetnoot7 hier gecomen ende heeft mij gebracht brieven van onse genaedigste coninginne aen sijne Majesteit van Vrancrijck met nieuwe ende seer expresse ordre om de saecken van uwe furstelijcke Genade ende sijn hoochloffelijck voornemen niet minder als de eigen saecken van de croon van Sweden te recommanderen ende te bevorderen.Ga naar voetnoot8 Waerop ick audiëntie hebbe versocht, maer alsoo sijne Majesteit eenige dagen had genomen tot sijne verlustiging ende om te sijn buiten becommering, soo is mij hoope gegeven dat deselve op Dynxdagh toecomende, wanneer men deselve verwacht | |
tot Saint-Mor, mij de gunste sal doen van mij op dit stuck te hooren; waernae oock d'heer Muller gelijcke instantie sal doen bij mijnheer den cardinael.Ga naar voetnoot9 Nevens de laeste brieven van mijnheer den rijcxcancellier van Swede aen mij is mij gesonden den brief van Averé, agent van Engellant tot Hamburg, aen mijnheer den rijcxcancellier,Ga naar voetnoot10 waervan ick communicatie heb gegeven aen d'heer Muller. Maer 't en behaeght mijnheer den rijcxcancellier niet ten beste dat het tractaet tusschen Vrancrijck ende Engellant, hier te Parijs gemaect, niet en is overgesonden gelijck belooft was, 'twelck reden geeft van achterdencken, te meer alsoo de Engelschen oock in Hollant tot noch toe de communicatie van hetselve tractaet achterhouden.Ga naar voetnoot11 Op de ratificatie van het tractaet van Wismaer hoop ick dat geen swaericheit en sal vallen.Ga naar voetnoot12 Wij hoopen dat Capelle, Dampvillers ende Breda 't einde van October ofte daerontrent sullen overgaen. Venloo is leelijck versuimt ende de burgerie heeft haer getoont seer quaelijck gesint tot den stant der Vereenigde Nederlanden. Ruermond ende CarpenGa naar voetnoot13 sijn gevolcht; Maestricht is wel bezet, maer sal veel costen te bewaeren. Wij hebben noch dese middagh niet naegelaeten met d'heer Muller ende d'heer Betz te drincken de gesontheit ende goede successen van uwe furstelijcke Genade, aen dewelcke ick mij als ten hoochste geobligeert, oock ten hoochste recommandere als sijnde, doorluchtighe, hoochgeboren furst, uwer furstelijcke Genades ootmoedige dienaer,
| |
Tot Parijs, 12/22 September 1637.
Capelle is overgegaen eer als men hoopte,Ga naar voetnoot14 ende mijne audiëntie door 't retardement van sijne Majesteit tot Fontainebleaux, alwaer deselve was om sich te verlustigen, is een dagh ofte twee verachtert. Sal niet naelaeten nae mijne audiëntie uwe furstelijcke Genade vannieus te adverteren.Ga naar voetnoot15 | |
Adres: Doorluchtige, hoochgeboren furst Bernhard, hertogh van Saxen, etc. |
|