1890A. 1633 november 14. Aan V. Fabricius.Ga naar voetnoot1
Grato accepi animo ut tua antehac, mi Fabrici, ita id carmen quo virum ingenio ac eruditione nobilissimum de amissa uxore solatus es.Ga naar voetnoot2 Est id tale, ut et te deceat, magno iam doctorum hominum favore famae fores ingressum, et ipsi, cui scribitur, acri talium censori, displicere non possit. Opto multa nobis mittas, sed argumento feliciore.
| |
In loco librorum meorum secundi de Iure belli ac pacis, de quo consulis,Ga naar voetnoot3 leges civiles intelligere debes non stricte Romanas, sed quorumvis populorum leges, sicut ius civile Atticum, ius civile Lacedaemonium recte dici notant ipsi iuris Iustinianei conditores rubrica Institutionum secunda.Ga naar voetnoot4 Populi autem qui tali iure, ut nunc ea voce abutar, usi sunt, reperiuntur non pauci. De Polonis testem habemus Cromerum,Ga naar voetnoot5 de Saxonibus Crantzium.Ga naar voetnoot6 Ne nunc quidem ubique exsolevit is mos, quem alibi droict de varecq, alibi droict de brix vocant,Ga naar voetnoot7 ortis e Germania ut vocibus ita exemplo. Tamen et in imperio Romano, ubi mitius caelum mitiora instituta postulabat, valuisse aliquando primum ex Constantini discimus lege
quam adduxi,Ga naar voetnoot8 deinde ex Niceta Choniate, qui ἀλογώτατον Ἔθος vocat.Ga naar voetnoot9 Friderici autem constitutio, quam Irnerius Codici Iustinianeo sub de Furtis rubrica inseruit, non ad hoc a me in margine libri posita est,Ga naar voetnoot10 ut eam culparem, - quanquam illud de inimicis christiani nominis, nisi aut hostes intelligantur publici aut ii qui pari more utuntur, ego non defenderim - sed partim ut liquido appareret morem talem fuisse nonnullis in locis, partim ut hoc Friderici non minus quam illo Constantini testimonio firmarem meam de hac re sententiam.
| |
Adres: Magni profectus iuveni Vincentio Fabricio Hamburgensi, Lugduni in Batavis.
|
-
voetnoot1
- Hs. Danzig, Wojewódzkie Archiwum Państwowe, 300r/Nn. 20, f. 67-68, eigenh. oorspr. Zie voor Vincentius Fabricius de brief van 19 juli 1633 (no. 1859A).
-
voetnoot2
- Zie V. Fabricius, Poemata. Editio secunda, Leiden 1638, p. 106-109. Het ‘Silvarum liber unus’ in deze bundel begint met een gedicht op het overlijden van Daniel Heinsius' echtgenote Ermgard Rutgers († 12 september 1633). Heinsius toonde zich ontroerd door de versregels van Fabricius en haalde die voortdurend aan bij bezoekers die hem hun medeleven kwamen betuigen. Vgl. D.J.H. ter Horst, Daniel Heinsius, p. 119.
-
voetnoot3
- In een niet teruggevonden brief had Fabricius een toelichting gevraagd op de woorden ‘leges quasdam civiles’ in Hugo Grotius, De iure belli ac pacis 2, 7, 1 (ed. B.J.A. de Kanter-Van Hettinga Tromp, Leiden 1939; anast. herdruk Aalen 1993, p. 268). Het verzoek van Fabricius was voor Grotius kennelijk aanleiding op deze plaats in de editie van De iure belli ac pacis, Amsterdam 1642 (BG no. 571) een noot toe te voegen.
-
voetnoot4
-
Corpus iuris civilis I, Institutiones (ed. P. Krueger) I, 2, 1-12.
-
voetnoot5
- Martinus Cromerus, De origine et rebus gestis Polonorum libri XXX, Bazel [1558], p. 472-502 (liber XXI).
-
voetnoot6
- Albertus Crantzius (Krantzius), Wandalia, De Wandalorum vera origine ..., Frankfort 1575, p. 314-317 (liber XIII, 40; XIV, I).
-
voetnoot7
- ‘droit de varecq’, ‘droit de brix’. Vgl. A. Furetière, Dictionnaire, s.v. ‘varech’ en ‘bris’: het recht van eigenaren van landerijen aan zee op de aldaar aangespoelde goederen.
-
voetnoot8
-
Codex Iustinianus 11, 6, 1. Deze constitutie staat in de kritische uitgave van P. Krueger (supra, n. 4) op naam van Antoninus (keizer Caracalla) (188-217).
-
voetnoot9
- Niketas Choniates of Akominatos, Historia, De Andronico Comneno II, 3 (PG 139, kol. 684). Grotius had een editie (of handschrift) van Niketas uit de bibliotheek van Friedrich Lindenbrog in leen gehad; vgl. de brief van Lindenbrog van 25 augustus 1632 (no. 1774, in dit supplementdeel).
-
voetnoot10
- In de kantlijn van De iure belli ac pacis staat: ‘Auth. naufragia. C. de furtis’. Gedoeld wordt op de Authentica Navigia, ontleend aan een constitutie van keizer Frederik II van 22 november 1220. De zogenoemde Authenticae waren voor het grootste deel uittreksels, door Irnerius (eerste helft 12e eeuw) en andere Bolognese glossatoren gemaakt uit het ‘Authenticum’ (een Latijnse vertaling van de Justiniaanse Novellae) en door hen verspreid over de Codex van Justinianus. Er zijn echter enkele teksten uit de genoemde constitutie van keizer Frederik II die op dezelfde wijze over de Codex verspreid zijn; pas in de loop van de 13e eeuw heeft men de gehele constitutie (Constitutio de statutis et consuetudinibus contra libertatem ecclesiae editis, ook wel, naar de beginwoorden, Constitutio Ad decus genoemd) aan de handschriften van de Libri feudorum toegevoegd. De Libri feudorum bevatten een
heterogene verzameling van middeleeuwse teksten van niet-Romeinse oorsprong, die vanaf de tweede helft van de 13e eeuw aan het slot van het laatste deel (Volumen parvum) van het toenmalige Corpus iuris civilis voorkomen. In latere gedrukte uitgaven vormt de tekst van de Authentica Navigia de negende paragraaf van de constitutie; als authentica is de tekst sinds de glossatoren geplaatst na Codex Iustinianus 6, 12, 18, in de titel ‘De furtis et de servo corrupto’. Vgl. R. Feenstra, ‘Romeins recht en Europese rechtswetenschap’, in: J.E. Spruit, Coniectanea Neerlandica iuris Romani. Inleidende opstellen over Romeins recht, Zwolle 1974, p. 109 n. 22, p. 110 n. 30 en p. 136 n. 165. Dat Grotius de authentica als ‘Naufragia’ in plaats van ‘Navigia’ aanduidt zal als een drukfout sinds de eerste editie van De iure belli ac pacis of als een - begrijpelijke - verschrijving van de auteur moeten worden beschouwd. Dat Grotius in zijn brief de authentica aan Irnerius toeschrijft is een slordigheid waaraan juristen zich in die tijd wel meer schuldig maakten (Met dank aan R. Feenstra).
|