Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17

(2001)–Hugo de Groot– rechtenstatus



905B. 1624 juni 11. Van J. de Groot.Ga naar voetnoot1 Beasti nos, fili, literis quas Cal[endis] proximis ad fratrem dederas.Ga naar voetnoot2 Absque his foret mirabundi eramus nos, post eas quas 10^o Maii scripseras,Ga naar voetnoot3 nullas accepisse. Scripsi abhinc octiduoGa naar voetnoot4 Petrum vestrum nec minus nostrumGa naar voetnoot5 ventri bovillo cum excrementis collotenus inserendum. Si venter ille non satis capax sit, imponatur ad partem usque unde mali origo. Uxoris tuae carissimae nurus nostrae adventum avide expectamus.Ga naar voetnoot6 D[eus] O[ptimus] M[aximus] vobis nobisque omnibus largiatur quae novit esse in salutem, tuus ut mereris pater, Jan de Groot.
Raptim. Delphis, 11 Iunii 1624 st[ylo] novo.	voetnoot1 Hs. Boston, Public Library, Ch. G. 11. 52, eigenh. oorspr. Jan de Groot schreef dit briefje in de marge aan de voorzijde van no. 905A. voetnoot2 No. 905 (dl. II), dd. 1 juni 1624. voetnoot3 Ontbreekt. voetnoot4 Ontbreekt. voetnoot5 Grotius' zoon Pieter (1615-1678) was in 1623 ernstig ziek geworden (M. van Leeuwen, Het leven van Pieter de Groot, p. 7-9). voetnoot6 Maria van Reigersberch arriveerde op 12 juli 1624 in Rotterdam. De volgende dag reisde zij door naar Delft (no. 914 (dl. II)).