Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17
(2001)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd591A. 1619 juli 14. Aan de Staten-Generaal.Ga naar voetnoot1Alsoo Willeboord PhilipssoonGa naar voetnoot2 in mijn camer was gecomen met dwarschijsers om deselve te stellen in de cosijnen, heb ick hem verthoont de groote benauwing van licht ende lucht dye daeruyt soude volgen. Ende alsoo d'heer Hogerbeets geduyrende het aensmijten van de ijsers in zijne camer uyt deselve camer hadde moeten vertrecken omdat hij, andersinds nyet zyeck zijnde, 't swaer geluyt nyet wel en soude hebben connen verdragen ende mij ten aenzyen van mijne indispositie nyet wel mogelick was mij lang uyt het bedde te houden, zijnde coortsig met hooftdraiinge ende andere accidenten gequelt, soo heb ick hem gebeden in consideratie van mijne gesondtheyt - dye de heeren altijdt begeert hebben dat ick nae vermogen soude waernemen - zijn werck soolang uyt te willen stellen, totdat de heeren van mijne gelegentheyt ende 'tgunt uyt benauder lucht geschapen soude zijn te volgen nae de waerheyt soude mogen zijn geïnformeert, H. de Groot. | |
Den XIIII July 1619. | |
Bijlage 1:Ga naar voetnoot3Attest van de arts Hendrik van Benschop, 14 juli [1619]
Dominus Grotius laborat obstructione lienis ex humore mixto pituitoso et melancholico. Symptomata graviora sunt dolor lienis et ex fumo seriGa naar voetnoot4 vaporibus elevatis vertigo; febris per intervalla inordinata subinde exoritur ex humoribus praedictis corruptis aut putrefactis. Morbus est lentus. Ad curationem inter caetera aer liberior est commodiss[imus] et contractior nocivus. Henricus Benscopius,
| |
14 Iulii ex arce Louvesteyn. | |
Bijlage 2:Jacob Prouning aan de Staten-Generaal, 15 juli 1619
Doorluchtige, hooch mogende heeren, Ick hebbe door de huysvrouwe van mijnheer Hugo de Groot uw. Hooch Mogenden bevel ontfangen, hopende 'tselve in alles naer te comen. Hebbe oock niet dorven naerlaeten, den borgemeester Willebort Philipsz. naer Den Haege gaende, uwe Hooch Mogenden te verwittigen der gevangenen gelegentheyt alhier, Hogerbeets noch gesont, doch | |
Grotius sieckelijck blijvende. De traliën sijn op Hoogerbeets' camer gestelt, meynende dat hij van dien cant nu genoch verseeckert is. Die op Grotii camer sijn gemaeckt, dan in de vensteren niet geset, alsoo hij verclaerde overmits sijne sieckte ende draeyinge in het hooft het geclop ende getimmer niet te connen verdraegen, oock sijne sieckte vereyschte licht ende geene verminderinge van lucht; versocht derhalven uytstel totdat de voorszegde borgemeester hiervan uwe Hooch Mogenden rapport soude hebben gedaen om te vercrijgen grooter cosijnen, in dewelcke men traliën soude mogen wercken, gelijck de voorszegde borgemeester hiervan uwe Hooch Mogenden volcomen bericht sal doen. Ick hebbe oock tot meerder verseeckertheyt, mits het logeren der huysvrouwen, dochteren ende maecht op het huys, noch eenige slooten die men niet opsteeckenGa naar voetnoot6 en can, aen eenige deuren op den benedensael van het huys doen maecken, niet twijffelende uwe Hooch Mogenden sullen sulx goetvynden, hopende oock volgens den gegeven last, sooveel mij mogelijck is, goede opsicht ende sorge voor alles te draegen. Ick eygene mij met aller oytmoedicheyt ten dienste van uwe Hooch Mogenden ende bidde den Allerhoochsten, doorluchtige, hooch mogende heeren, uwe Hooch Mogenden te neemen in sijne godtlijcke bewaeringe ende te verstercken met sijnen geest, uwer Hooch Mogende onderdaenigen dienaer,
| |
In Louvesteyn, desen 15 July 1619. | |
Adres: De doorluchtige, hooch mogende heeren, mijnheeren de Staten-Generael der Vereenichde Nederlanden. Bovenaan de brief staat in een onbekende hand: Date 15, recep. 17 July 1619. En: Reg. In dorso staat in een onbekende hand: Receptie den XVIIen July 1619. Bovenaan de gedrukte versie van de brief staat: Missive van J. Prouning aan de Staten Generaal. |
|