Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17
(2001)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd353A. 1614 juni 30. Van [J. Overall].Ga naar voetnoot1Seer beroemde, Uwen brief is mij uytermaten seer aangenaam geweest, soo om uwentwil, wiens gedachtenisse mij seecker altijdt lief ende vermaeckelick is ende met recht voorwaar behoort te zijn, soo om den inhoudt van dien, alsoo sij vervaet den noodtwendigen middel en geen kleyne hoope - na dewelcke ick voorwaar even vierichlick met u wensche ende verlange - om vrede en eendraght der kercke in sommige van de bijsondertste hooftstucken des geloofs in te stellen; welcke saacke dat eenen geluckigen ende vasten voortganck in uwe kercken magh hebben, geve den Godt des vredes door Christum Jesum. Maar evenwel nochtans hebben mij eensins andere affairen, andersins de pijne der nieren, die ick cordt heftiger ende langer als oyt tevooren hebbe gevoelt ende daar ick noch niet ten vollen van bevrijt kan worden, langer als ick gehoopt ende gemeent hadde - ondertusschen noch met eenen tweeden brieff van u op het aldervriendelicxste tot schrijven aangeport sijnde - van de schuldige plicht des antwoordts weerhouden, dewelcke ick nu, met dat als ick mijn adem een weynigh vrijer mach halen, gelijck ghij wilt ende weerdich sijt geerne voldoe ende betale. Ende in den eersten het oogemerck 'twelck ghij voorhebt in uwen brieff [N.],Ga naar voetnoot2 dat verworpen sijnde de uytersten der Manicheïsche ende Pelagiaensche dwalingen ontrent den middelwech soowel 't eerste gevoelen Augustini als 't laetste vrijheyt gelaten werde, behaecht mij seer wel, insonderheydt indien men blijft aan wedersijden bij den waren ende rechten sin van Augustinus, die noch de voorkomende genade uyt het eerste, noch de genoeghsame ende gemeene wt het tweede gevoelen door die meer bijsondere ende overvloedige genade, die hij daarbij heeft gedaan, uytgesloten heeft. Desgelijckx kan ick niet laten de saacke selffs ende den inhout ofte materie der Resolutie,Ga naar voetnoot3 midsgaders de hooftstucken der leere daar ingevoecht goet te kennen ende wonderlick te prijsen, [te weten]Ga naar voetnoot4 dat de zaligheydt den menschen alleen van Gode komt, 't verderf daerentegen van henselven; ende dienvolgende dat men het beginsel, den voortgangh ende 't eynde van des menschen zaligheydt, jaa selver oock 't salichmakende geloof niet de aangebooren krachten der menschen oft hare wercken, maar alleen de onverdiende genaade Godts moet danck weten; datter geene menschen van Godt almachtigh tot de verdoemenisse geschapen sijn, geene van Godt noodtsaackelickheydt tot sonde wordt opgeleydt, waaruyt soude volgen dat Godt een autheur ofte werckmeester der sonde soude wesen. Dan daar behoorde noch bijgedaan te sijn dat oock in gene menschen de salichmakende genade Christi en den H. Geest met de sonden tegen de consciëntie ende een goddeloos opset bestaan oft blijven kan, waaruyt soude volgen dat Godt een goetkenner ende medegenoodt der sonden soude wesen. Van gelijcken dat niemandt van Godt tot de saligheydt genoodt wordt, denwelcken hij heeft besloten t'eenenmaal de saligheydt niet te geven: alsoo daar in Gode geen strijdige off malcanderen tegenspreeckende begeerten, noch eenigh momaansicht van geveynstheydt is, maar hij waarachtelijck en strengelijck alle menschen sonder onderscheydt ende, gelijck men seydt, buyten dispensatie soowel tot | |
de gehoorsaamheyt des geloofs daar het voorgedragen wordt, als der natuerlicker wet verbindt. Eyndelijck houdeGa naar voetnoot5 ick dat het gevoelen van die seer goet ende soo der oudtheydt als der godtzaligheydt gelijcformigh is, dewelcke leeren dat die bij Godt almachtigh van eeuwigheydt tot de eeuwige saligheydt verkoren sijn, nae de goetgunstige genegentheydt van sijnen wille, gegront op Christus Jesus onsen verlichter ende salighmaker die door de genade Christi sonder haare verdiensten ende door de genadige werckinge des Heyligen Geests in Jesum Christum onsen Heere waarachtighlick ende vastelick ofte volstandelick gelooven; daarentegen die alsoo in Jesum Christum niet en gelooven, maar in ongeloovigheydt tot den eynde toe volharden ende sterven, dat die tot de verdoemenisse sijn verworpen naer den inhout der evangelischer beloftenisse, die gelooft ende gedoopt sal sijn sal saligh worden, die ongeloovich sal sijn sal verdoemt worden.Ga naar voetnoot6 Ende oversulcx die soo leeren ende niet verder gaan, dat die met alle recht van godtsalige overheden beschut ende beschermt worden, aangesien dese wijse van leeren met het Evangelium seer wel overeenkomende, midsgaders tot de saligheydt ende christelijcke onderwijsinge genoeghsaam ende bequaam sijnde, met geduerige overeenstemminge van de oude kercke is voor goet gekent, gelijck dengenen die de godtvruchtige oudtheydt ondersoecken, lichtelijck kan blijcken. De Godt des vredes in Christo Jesu verstercke ende bevestige uwe kercken met de andere ware lidtmaten van de algemeyne kercke in de waarheyt ende vrede. Ende hij beloone u, seer hoochachtbare heere, die desen vrede der kercke soo vierichlick ende soo neerstich soeckt, met den prijs die hij beyde hier ende hiernamaals de vreedsame belooft heeft. Onsen heere Casaubonus - het doet mij wee, als ick 't verhaal - leyt seer sieck te bedde aan den steen ende andere gebreckelijkheden meer.Ga naar voetnoot7 De seer goede ende genadige Godt wil hem wederom gesontheydt verleenen, hetwelck gelijck ick 't wensche ende bidde, alsoo verhoop ick hetselve door Godes genade. Te Londen, den XX Juny 1614. |
|