Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17

206A. 1611 februari 1. Aan de Staten van Zeeland.¹

Edele, mogende heeren,

Ick heb de missive van uwe Mogende Edelen in date den XIIII January laestleden² wel ontfangen met de bijgaende stucken ende sal nyet naelaeten uwer Mogende bevelen soo aengaende het proces nopende de apprehensie van den waterbailliu als aengaende de defensie van 's Graefflijckheyts gerechticheyt tot de zeevonden daetelijck nae te comen, hoewel ick wat difficulteyts vinde in de reconventie bij maniere van actie negatoir te doen, voor sooveele beroert de zeevonden dye buyten de jurisdictiën van Vlissingen ende der Vere gevischt ende binnen deselve jurisdictie gebracht werden, alsoo ons daerinne soude mogen obsteren de litispendentie gehangen hebbende voor de Grooten Raedt van Mechelen al voor date van het decreet van den jaere 1566,³ dewelcke, indyen parthije daerop insisteerde, nae de laeste retroacten voor den Hoogen Raedt soude moeten werden vervolght. Waeromme ick wel van advyse zoude zijn geweest dat men eerst hadde vernomen nae den staet ende stucken van denselven processe, dewelcke apparentelijck eenigh licht sullen geven in dese saecke. Ende alsoo ick verstae dat alrede naersticheyt werdt gedaen om de stucken van de voorschreven processe te copiëren, soo zal ick middelertijdt de interventie doen ende proponeren de exceptie als dat jegens de Graefflickheyt geen mandement van spolie en magh werden verleent. Verwachtende uwer Mogende Edelen verder bevel, opdat naedat op ‹op› de exceptie sall zijn gedisponeert, ingevalle uwe Mogende Edelen goedt vinden de voorschreven reconventie te doen, deselve noch alsdan magh geschyeden ofte andersints geprocedeert magh werden nae de voorschreven retroacten van het proces voor den Grooten Raide.

1 Hs. Middelburg, RA, arch. Staten van Zeeland, no. 917, eigenh. ondertek. Beantw. d. no. 206B.

2 Zie de voorgaande brief (no. 205A).

3 Grotius verwijst hier naar de door de Grote Raad van Mechelen verleende goedkeuring van de openbare verkoop van de heerlijkheden Vlissingen en Veere. Zie Chronologische lijsten van de geëxtendeerde sententiën berustende in het archief van de Grote Raad van Mechelen VI (1563-1580), ed. J.Th. de Smidt et al., Brussel 1988, p. 132-135, nos. 3510, 3512 en 3515, en A. Meerkamp van Embden, ‘De prins en de staat van Eersten Edele in Zeeland’, in: Prins Willem van Oranje 1533-1933, Haarlem 1933, p. 101-123, hier p. 107-117.

[p. 85]

Hyermede, edele, mogende heeren, zal Godt almachtigh bidden om uwer Mogende Edelen voorspoedighe regieringe,

uwer Mogende Edelen onderdaenige dyenaer,
H. de Groot.

1 February 1611.

Adres: Edele, mogende heeren/mijnheeren de Staten 's landts van Zeelant ofte haere Edele Mogende Gecommitteerde Raiden.