oock daer beneden, hetwelck degene die met ons neeff gevoelen, niet souden affslaen,Ga naar voetnoot3 gelijck oock Verus' manGa naar voetnoot4 wat hij can door sijne brieven daertoe contribueert, oordelende de equipagie van vijftych scepen niet nodych en was. Maer Hollant blijft vast niet als met Sweden coniu[n]ctim te handelen, ende indien die croon van het jaer 1544 niet en wijckt, sal Denema[r]cken desen staet met 1628 niet contenteren.Ga naar voetnoot5 Op het garant sal het meest aencommen, want sonder verseeckerynge voor het toecommende sal Denemarcken om hem van het tegenwoordyg pack te on[t]lasten liberalijck genouch beloven.Ga naar voetnoot6 Wytte Wittensz., die voorleden Donderdach vanhier is vertrocken, meent men nu met sijn vlote in zee is off lopen sal.Ga naar voetnoot7 Veel coopvaerders willen, eer sij haer van lant begeven, sien hoe de passagie sonder tol door den Sont die voorgaen sal succederen, welcke passagie, soo den conynck van Denemarcken die wil beletten, Witte Wittensz. met sijn vijftych scepen moet openen ende de scepen van desen staet gaens ende commens vrijen doortocht houden.
Particuliere advisen seggen dat de ambassadeurs van desen staet hebben affgeleyt haer moyenneu[r]schap ende verclaert uyt hooffde van desen staet mede nevens Sweden in de handelynge te commen.Ga naar voetnoot8 Men hout het oock daervoor dat sij bij hare brieven daervan advysen hebben hier gegeven; dan die sijn noch niet voor den dach gecommen, hoewel later brieven spreecken van voryge met eenen expressen affgesonden ende haer daertoe refereren. Mogelijck worden de eerste opgehouden bij die de aparte handelynge met alle middelen soucken te favoriseren, waer Hollant noyt toe en sal verstaen. Het drucken van de lijste, genaemt Tollijste van den Sont, is noch bij ordre ofte weten van de Generaliteyt noch van Hollant noch magistraet van Amsterdam niet geprocureert,Ga naar voetnoot9 maer bij een
| |
drucker om eygen profijt. Heeft oock de Generaliteyt begeert hij daerover soude worden gestraft, wel verstaende dat in de forme is gepecceert, waerin geen difficulteyt sal vallen de croon Sweden alle mogelijcke contentement te geven, gelijck men mede vertrout die croon geen swaricheyt maecken sal dat haer scepen, die de passagie van den Sont soowel als de Hollantse met costen van dese landen wort geopent, de lasten daervan sullen helpen dragen,Ga naar voetnoot10 daervan sonder diversie van neerynge ende openynge tot alle fraude niet connen worden geëxempteert. Wat aen een vaste alliantie met dat rijck is gelegen, verstaen hier de verstandychste, die oock alles daertoe sullen helpen contribueren, verhopende met gelijcke genegentheyt vandaer sullen worden bejegent.
Den lesten Mey arriveerde tot Breda bij sijn Hoocheyt monsieur d'Estrada,Ga naar voetnoot11 bre[n]gende tijdyng dat den hertoch van Orleans den tweeden Juny soude marcheren van Wattene Vlaenderen in, met sessthienduysent man te voet ende sevenduysent paerden. Ende sal sijn Hoocheyt den vijffden deser sijn leger oock moveren.Ga naar voetnoot12
Thien scepen uyt West-Indiën sijn met een goet retour in dese landen gearriveert.Ga naar voetnoot13 UEd. goet arrivement aldaer sal ick garen verstaen.
Desen 5 Juny 1645.
| |
Adres: Mijnheer/mijnheer de Groot, raedt van de coninginne van Sweden.
Bovenaan de brief staat in een onbekende hand: 1645, den 5 Iunii.
|
-
voetnoot1
- Hs. Linköping, Stifts- och Landsbibl., Br. 2, no. 39. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Antw. op no. 7432. De brief bereikte Stockholm na Grotius' afscheid van koningin Christina van Zweden.
-
voetnoot2
- In een schrijven van 1/11 maart 1645 had koning Christiaan IV van Denemarken zijn resident in Den Haag gemachtigd tot het indienen van een voorstel voor een ‘nabuyrlijck’ gesprek met de Staten-Generaal over de Sonttoltarieven, maar tegen de tijd dat de resident Martin Tancke de koninklijke propositie kon indienen, hadden de voorstanders van de door ‘Neef’ (Frederik Hendrik) nagestreefde ‘Via concordiae’ het neutrale
-
voetnoot2
- kamp reeds verlaten en hun steun betuigd aan het Hollandse voorstel om een vloot uit te rusten ter ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (art. 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640) (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 186-189, en Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 483-486).
-
voetnoot3
- Koning Christiaan IV waagde op 23 april 1645 opnieuw een poging om het gevaar van de komst van de Staatse vloot af te wenden. In een persoonlijk schrijven aan de Staten-Generaal (ontvangst op 22 mei) ontvouwde hij het plan om ‘finito tractatu cum Suecis’ een nieuwe tollijst te maken op de voet van de lijst uit het jaar 1628 (Kernkamp, o.c., p. 165-169 en p. 189).
-
voetnoot4
- ‘Verus' man’, codenaam voor Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, ordinaris Frans ambassadeur in de Republiek en vredesbemiddelaar te Brömsebro. In brieven aan zijn regering (‘Verus’) en andere geïnteresseerden betreurde hij de beslissing van de Staten-Generaal om 50 schepen en een landingsleger van 5000 soldaten beschikbaar te stellen voor de ‘nieuwe oorlog’ met de koning van Denemarken (Correspondance d'Estrades I, p. 258-259).
-
voetnoot5
- De Hollandse kooplieden en schippers vestigden hun hoop op Zweedse steun in hun streven naar de terugkeer van het Sonttoltarief zoals dat ten tijde van het erftractaat van Spiers van 1544 gold: één rosenobel; vgl no. 7417.
-
voetnoot6
- De Staatse onderhandelaars te Brömsebro waren gelast om geen verdrag met de koning van
Denemarken te sluiten, tenzij ook de Zweden voldoening hadden gekregen. In art. 26 van hun instructie, dd. 19 april 1645, moesten zij bovendien toezien dat een dergelijk verdrag ‘tot meerder bevestinghe en onderhout’ mede ondertekend zou worden door kroonprins Christiaan en de Deense rijksraden (Aitzema (fo) III, p. 7-9).
-
voetnoot7
- Vice-admiraal Witte de With aanvaardde op 1 juni het commando over de vloot die in het Vlie gereed lag om naar het noorden te varen. Op 9 juni gaf hij aan 47(49) oorlogsschepen en 300 koopvaarders het sein van vertrek (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 193-198).
-
voetnoot8
- De Staatse ambassadeurs Jacob de Witt (Kalmar en Söderåkra) en dr. Gerard Schaep, Albert Sonck en Joachim Andreae (Kristianopel) bevestigden in brieven van 1/11 mei de ontvangst van de Generaliteits-resolutie van 19 april 1645 (Kernkamp, o.c., p. 165 en p. 219-220, en Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 488).
-
voetnoot9
- De Staten-Generaal en de Staten van Holland distantieerden zich van de ‘Tol-lijste, gedrukt tot Amsterdam, hebbende vooren opstaande het Waapen van de Generaliteit, mitsgaders ook den Tytel geformeert op den Naam van haar Hoog Mog., meedebrengende deselve te weesen de Lijste van den Tol in den Orisont’ (Res. SH, dd. 25 mei 1645).
-
voetnoot10
- Men rekende op een Zweedse bijdrage aan de bijzondere belasting (veilgeld) op alle schepen die vanuit een haven in de Republiek uitzeilden naar de Oostzee en Noorwegen (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 188 en p. 259-290).
-
voetnoot11
- De Franse envoyé Godefroi d'Estrades verscheen op 1 juni in Breda met de instructies die kardinaal Jules Mazarin hem had meegegeven. Het belangrijkste nieuws betrof het vertrek van de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans naar de koninklijke vesting Watten aan de Aa (28 mei 1645) en de vermaning aan ‘MM. les Hollandois’ om hun ‘groot desseyn ende entreprinse’ in Vlaanderen af te stemmen op de krijgstocht van het Franse leger naar de Vlaamse kuststeden Mardyck en Duinkerken (Correspondance d'Estrades I, p. 255-258, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 128-129).
-
voetnoot12
- Frederik Hendrik had Den Haag op 27 mei verlaten (Res. SH, dd. 26 mei 1645). Na een kort oponthoud in Breda (supra, n. 11) nam hij in de omgeving van Bergen op Zoom zijn troepenmacht in ogenschouw (6-11 juni 1645). Op 12 juni maakte de prins de oversteek naar het Staatse legerkamp te Zelzate (Briefw. C. Huygens IV, p. 153-155).
-
voetnoot13
- De schepen brachten suiker, hout, ivoor en tabak naar het vaderland; vgl. Tijdingen uyt verscheyden quartieren 1645, no. 23, dd. 10 juni 1645 (Amsterdam, GA, film no. 1806), en Boxer, The Dutch in Brazil, p. 277-279: ‘Tentative balance-sheet of Netherlands Brazil and West Africa in 1644’.
|