In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 22 April 1645 uyt Paris.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs, 30 B no. 41. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7425.
-
voetnoot2
- De geboorte van prins Soliman (Süleyman) op 19 januari 1645, mogelijk een zoon van een ‘khasseki’ (favoriete) van de Sultan (Gazette 1645, no. 48, dd. 29 april 1645, en Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 74-75).
-
voetnoot3
- De keizerlijke diplomaat Hermann, graaf van Czernin, had zijn onderhandelingen met sultan Ibrahim over de bevestiging van het Turks-keizerlijke verdrag van Szöny, dd. 19 maart 1642, kunnen afsluiten met een accoord over het herstel van de diplomatieke betrekkingen tussen Wenen en Constantinopel (Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 67-68; Doc. Boh. VII, p. 186 no. 540, en Gazette 1645, no. 42, dd. 15 april 1645).
-
voetnoot4
- Een tschaousch (boodschapper) waarschuwde de Zevenburgse vorst György I Rákóczi voor de gevolgen van de voortzetting van zijn krijg tegen het Habsburgse huis. Tegelijkertijd verloren de Zevenburgse afgezanten hun privileges aan het Ottomaanse hof (‘Brieven van den secretaris H. Cops’, in Kroniek HG 25(1869), p. 83-88, en Hudita, Histoire des relations diplomatiques entre la France et la Transylvanie, p. 122-124).
-
voetnoot5
- De schipbrug bij Spiers. Op 30 maart voegde de Franse maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, zich in de omgeving van Durlach (Bretten en Pforzheim) bij zijn troepenmacht van 5000 ruiters en 6000 infanteristen (Mémoires du maŕechal de Turenne I, p. 40-41, en II, p. 337).
-
voetnoot6
- Schorndorf, ten oosten van Stuttgart. De Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth volgden op een veilige afstand de mars van het Franse leger naar Schwäbisch-Hall, Nördlingen en Bad Mergentheim (Mergental).
-
voetnoot7
- De Zwabisch-Beierse generaal Johan van Werth had de slag van Jankov (24 februari/6 maart) overleefd. In april sloot hij zich weer aan bij zijn eenheden in Schwäbisch-Hall en Bad Cannstatt (Stuttgart) (‘Brieven van Bilderbeek’, in Kronijk HG 24(1868), p. 538). Zie ook de Gazette 1645, no. 45, dd. 22 april 1645: ‘Jean de Wert ayant passé par Eychstad, et de là par Hal en Suabe avec peu de suite, est allé vers Stutgard et le Nékar, où il n'a trouvé que fort peu de ses troupes’.
-
voetnoot8
- Vorst Václav Eusebius von Lobkovic onderhandelde met keurvorst Johann Georg I van Saksen over de levering van kanonnen (Doc. Boh. VII, p.
184-185 no. 536 en p. 199 no. 586; ‘Brieven van Bilderbeek’, in Kronijk HG 24(1868), p. 540, en Gazette 1645, no. 45, dd. 22 april 1645).
-
voetnoot9
- De keizerlijk-Zevenburgse vredesbesprekingen in Trnava (Tyrnau) sleepten zich nog enige tijd voort. In augustus 1645 verbrak de Zevenburgse vorst György I Rákóczi het bondgenootschap dat hij op 16 november 1643 met de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson had gesloten. De vrede met de keizer werd op 16 december 1645 te Linz getekend (Österreichische Staatsverträge. Fürstentum Siebenbürgen, p. 745-784).
-
voetnoot10
- Osman, pasja van Boeda (Ofen), begroette de nieuwe richtlijnen uit Constantinopel (supra, n. 3 en 4) met instemming (Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 64-65, en Gazette 1645, no. 54, dd. 13 mei 1645).
-
voetnoot11
- De Hessische generaal-majoor Johann Geyso begaf zich op gevaarlijk terrein: het bezit van de stad en universiteit van Marburg was inzet van een slepend conflict van het huis Hessen-Kassel met landgraaf Georg II van Hessen-Darmstadt (K.E. Demandt, Geschichte des Landes Hessen, p. 252, p. 255 en p. 258-262, en Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 380-382).
-
voetnoot12
- Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, had zijn zinnen gezet op de belegering van Trier. Op 19 november 1645 kwam de stad in Franse handen.
-
voetnoot13
- De Zweedse luitenant-generaal Hans
Christoph, graaf van Königsmarck, had kolonel Johan Reichwald belast met een verkenningstocht in Frankenland (Gazette 1645, nos. 42 en 45, dd. 15 en 22 april 1645, en Doc. Boh. VII, p. 197 no. 578).
-
voetnoot14
- Grotius had de Paltsische agent Johann Friedrich Pawel von Rammingen steeds met goede raad bijgestaan in de kwestie van de erkenning van de rechten van prins Karl Ludwig van de Palts op het keurvorstendom.
-
voetnoot15
- De Gazette 1645, no. 45, dd. 22 april 1645, sprak de ‘advysen’ tegen: ‘Tous les païsans de la Baviére ont eu ordre de prendre les armes, et de se tenir prests de marcher où ils seront commandez’.
-
voetnoot16
- Keizer Ferdinand III zocht steun voor een nieuw offensief tegen het leger van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson. De missie naar het hof van hertog Maximiliaan I van Beieren te München vertrouwde hij toe aan Franz Albrecht († 1666), graaf van Harrach (ADB X, p. 638).
-
voetnoot17
- Graaf Walter Leslie (ADB XVIII, p. 437-444) trok langs de Italiaanse hoven om fondsen te werven voor het keizerlijke leger. Op 21 april bracht hij een bezoek aan paus Innocentius X. De oogst viel echter tegen (Doc. Boh. VII, p. 197 no. 576, p. 198 no. 583 en p. 201 no. 592).
-
voetnoot18
- Vrijheer Zikmund Myslík (Mislich) von Hyršov (Hirschau) († 1666) (Biographisches Lexikon zur Geschichte der Böhmischen Länder II, p. 724) droeg zijn missie naar Polen waarschijnlijk over aan László Hosszútóthy, bisschop van Nagyvárad (tegenw. Oradea). Op 9 mei verleende koning Wladislas IV de bisschop een audiëntie (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 212).
-
voetnoot19
- Johann Ludwig von Erlach (1595-1650), gouverneur van de Franse garnizoensstad Breisach, en kolonel Friedrich Moser von Filseck († ca. 1674), commandant van de Zweedse enclave Benfeld, richtten de kanonnen op de Zwabisch-Beierse steunpunten Lichtenau, Stollhofen en Kuppenheim (ten zuiden van Rastatt) (Gazette 1645, nos. 48 en 49, dd. 29 april en 6 mei 1645, en no. 57, ‘extraordinaire du XIX May 1645: La prise de cinq places sur le Rhin, par les armes du
Roy’).
-
voetnoot20
- De Zwabisch-Beiersen in Offenburg (no. 7418, n. 48) ontruimden hun voorposten in Willstätt, Oberkirch en Gengenbach.
-
voetnoot21
- De Franse bevelhebber Pierre de Magalotti was op zijn post toen soldaten van het Lotharingse bolwerk La Motte het werk aan de belegeringstorens wilden verstoren (Gazette 1645, no. 41, ‘extraordinaire du XIII Avril 1645’, en no. 46, dd. 22 april 1645).
-
voetnoot22
- Domenicus (Claudius) Roncalius, resident van koning Wladislas IV in Parijs, had in Warschau gesproken over de voorwaarden die prinses Maria (Louise-Marie) van Gonzaga, dochter van hertog Karel I van Nevers en Mantua, had verbonden aan haar huwelijk met de koning van Polen. In maart 1645 was hij alweer op de terugweg, wellicht ter aankondiging van de reis van de Ermlandse bisschop Wacław Leszczyński en Krzysztof Opaliński, ‘woiwode’ van Poznań, naar het Franse hof (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 204-205).
-
voetnoot23
- Het Poolse huwelijk van prinses Louise-Marie van Nevers werd op 5 november in de kapel van het Palais-Royal ingezegend. De ‘woiwode’ Krzysztof Opaliński vertegenwoordigde de koninklijke bruidegom (Tallemant des Réaux I, p. 584-592 en p. 1191-1200).
-
voetnoot24
- De Poolse prins Jan Kazimierz ontving op 28 mei 1646 de verheffing tot kardinaal. Hij zag echter af van een priesterwijding. Twee jaar later deed de kardinaal-diaken afstand van zijn kerkelijke waardigheden en besteeg als koning Jan II de Poolse troon (G.J. Lerski, Historical dictionary of Poland 966-1945, Westport-Londen 1996, p. 219-220).
-
voetnoot25
- Paus Innocentius X was niet ingegaan op een Frans verzoek tot uitlevering van de in de Engelenburcht vastgehouden ‘important’ François Le Dangereux, heer van Beaupuis (Beaupuy).
-
voetnoot26
- De heer van Beaupuis werd verdacht van medeplichtigheid aan het ‘desseing’ tegen het leven van kardinaal Jules Mazarin (september 1643). Het pauselijke onderzoek, dat drie jaar in beslag zou nemen, maakte hem ziek van lichaam en geest. In 1648 mocht hij de Engelenburcht verlaten en terugkeren naar zijn familiebezittingen in Gascogne (DBF V, kol. 1165-1166).
-
voetnoot27
- Op 2 april hadden knechten van de Spaanse ambassadeur Juan Velasco y de la Cueva, graaf van Siruela, in de Via di Ripetta (Rome) de koets van de Portugese gedeputeerde Nicolau Monteiro, prior van Cedofeita, overvallen (Gazette 1645, no. 44, ‘extraordinaire du XXI Avril 1645: L'attentat fait par les Espagnols à Rome contre le Député du Clergé de Portugal’). Het incident overtuigde kardinaal Jules Mazarin des te sterker van de juistheid van zijn besluit, dd. 27 maart 1645, om de Franse ambassadeur (infra, n. 28) terug te roepen van het hof van paus Innocentius X.
-
voetnoot28
- Kardinaal Jules Mazarin had Nicolas Bretel, heer van Grémonville, zijn speciale ambassadeur te Rome, volmacht gegeven om de rijke abdij van Corbie op te dragen aan de pauselijke neef kardinaal Camillo Pamfili. Een tegenprestatie - de promotie van ‘père Michel Mazarin’ tot kardinaal - bleef echter achterwege (H. Coville, Etude sur Mazarin et ses démêlés avec le pape Innocent X, p. 57-61; Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 158-162, en Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 40-41).
-
voetnoot29
- Het aanbod schonk de Fransen weinig
voldoening, want de paus had de waardigheid van ‘legatus’ van Avignon reeds geschonken aan zijn neef Camillo Pamfili. Na lang aandringen aanvaardde Michel Mazarin op 10 juli 1645 de benoeming tot aartsbisschop van Aix, maar hij haastte zich niet naar zijn bisdom. Tenslotte zwichtte paus Innocentius X voor de argumenten van de Franse factie. Op 7 oktober 1647 mocht ‘père Michel’ alsnog de kardinaalshoed in ontvangst nemen. Nog geen jaar later - kort na zijn terugtreden als Frans onderkoning in Catalonië (mei 1648) - overleed de kardinaal op 43-jarige leeftijd te Rome (Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 29 en 89; Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 391-409, en Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 393-408).
-
voetnoot30
- Kardinaal Achille d'Estampes-Valençay steunde de vredesoproep van de Maltezer ‘bailli’ Henri d'Estampes de Valençay (1603-1678) (DBF XIII, kol. 172-174, en Lettres Mazarin II, p. 127 en p. 136). De wapenstilstand zou alleen gelden voor het scheepvaartverkeer van en naar Malta, Sicilië en Calabrië (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 350).
-
voetnoot31
- De belegering van de Catalaanse havenstad Rosas door het leger van de Franse bevelhebber César de Choiseul, graaf van Du Plessis-Praslin (Gazette 1645, no. 44, ‘extraordinaire du XXI Avril 1645: Le siége mis devant Roses par l'armée du Roy’). De Spaanse
garnizoenscommandant Diego Caballero gaf op 28 mei de strijd op; de volgende dag trokken de Franse troepen de stad binnen (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 343-348, en Mémoires du maréchal du Plessis, p. 210-232).
-
voetnoot32
- De Franse onderkoning Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, was op 22 maart met groot vertoon de Catalaanse hoofdstad binnengetrokken (Gazette 1645, no. 41, ‘extraordinaire du XIII Avril 1645: L'entree du Comte de Harcourt dans Barcelonne’). Eind april verscheen hij aan het front bij Cervera (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 299-302).
-
voetnoot33
- De ‘velden van ‘Uergel’, lees: ‘de velden van Urgel’ (pla de Urgel).
-
voetnoot34
- Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, verzekerde Grotius dat zijn regering de voorstellen van de Beierse onderhandelaar Johann Vervaux (infra, n. 40) had verworpen en vastbesloten was om de strijd voort te zetten; vgl. no. 7427, en ‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 290-291.
-
voetnoot35
- De hertog van Enghien vertrok eind mei naar het front (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 418-420).
-
voetnoot36
- De Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth hielden zich lange tijd stil (supra, n. 6). Op 5 mei grepen zij hun kans en overvielen bij Herbsthausen (ten zuiden van Bad Mergentheim) de legerplaatsen van de burggraaf van Turenne (‘la bataille de Mariendal’) (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 33-37).
-
voetnoot37
- De landgravin van Hessen-Kassel en de Hessische generaal-majoor Johann Geyso stelden na de slag bij Mariendal (supra, n. 36) hun lichtingen ter beschikking van het uiteengedreven Frans-Weimarse leger
(Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 48-54, en H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 153-155).
-
voetnoot38
- De Zweeds-Deense vrede van Brömsebro werd pas op 13/23 augustus 1645 getekend. Desalniettemin koesterde de hertog van Enghien goede hoop op een verenigd optreden van de Zweedse bevelhebbers Lennart Torstensson, Gustav Karlsson Horn, Hans Christoph, graaf van Königsmarck, en Helmut Wrangel tegen de keizerlijken.
-
voetnoot39
- De nieuwe Spaanse gevolmachtigde Gaspar de Braccamonte y Guzmán (1595-1676), graaf van Peñaranda, ontving op 16 april een geleide door Parijs, ‘nemende zijne reyse nae Brussel’ (Gazette 1645, no. 46, dd. 22 april 1645, en ‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 289). Op 5 juli maakte hij zijn entree in Munster (Colección de Documentos Inéditos LXXXII, p. 88-96; Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 72, p. 252-254, p. 258 en p. 499, en Diarium Volmar I, p. 390-394).
-
voetnoot40
- Hertog Maximiliaan I van Beieren had Johann Vervaux S.J. opgedragen een opening te zoeken voor Frans-Beierse wapenstilstandsonderhandelingen. Vergezeld van zijn Franse secretaris Fournier de Gochat (Coze) bereikte de hertogelijke biechtvader op 7 april de Franse hoofdstad (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 240-243).
Een week later ontving hij de aanwijzing ‘qu'on n'est pas en résolution de continuer aucun traitté hors de Munster’ (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(3861), p. 288-291; Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 252 en p. 255-258).
-
voetnoot41
- De Venetiaanse ‘bailo’ Giovanni Soranzo di Lorenzo trachtte ‘met alle mogelijke donativen’ het gevaar van een Turkse aanval op Kreta af te wenden (‘Brieven van den secretaris H. Cops’, in Kroniek HG 25(1869), p. 87, en Gazette 1645, no. 40, dd. 8 april 1645). De Sultan trok zijn orders niet in: op 24 juni 1645 openden de Turken het vuur op de haven van Chania (S. Romanin, Storia documentata di Venezia. III Edizione VII, p. 249-256).
-
voetnoot42
- De Maltezers (Johannieters) volgden de bewegingen van de Turkse vloot in de straat van Otranto en de Siciliaanse wateren.
-
voetnoot43
- Het verzet in de Languedoc, Guyenne en de Saintonge tegen de belastingmaatregelen van Michel Particelli, heer van Emery, ‘contrôleur général des finances’.
-
voetnoot44
- De ‘oude rijken’ (de raadsheren en de leden van de universiteit van Parijs) hadden vrijstelling ontvangen van ‘la taxe des aisés’ (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 93-97).
-
voetnoot45
- Ondanks zijn jicht en ‘stenen’ (graveel; calculus) aanvaardde Henri II de Bourbon, prins van Condé, op 10 april de reis naar Bourgondië (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 275). Het bezoek aan zijn gouvernement hield verband met de verlenging van de wapenstilstand tussen het hertogdom en het Spaanse graafschap Bourgondië (Franche-Comté) (Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 517 en 522).
-
voetnoot46
- Henri II de Bourbon, prins van Condé, gunde zijn zoon Louis II, hertog van Enghien, de erepalm van de overwinning (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV I, p. 196-201, en II, p. 125-334).
-
voetnoot47
- Marie de Rohan (1600-1679), hertogin van Chevreuse, een van de aanstichtsters van het complot van de ‘importants’,
had in september 1643 het hof moeten verlaten. Toen aan het licht kwam dat zij contact onderhield met de Spanjaarden, besloot kardinaal Jules Mazarin haar huisarrest op te leggen in Angoulême. Zij probeerde naar Engeland uit te wijken, maar een Parlementsschip hield haar tegen. Zij vond uiteindelijk gastvrijheid in de Zuidelijke Nederlanden. In 1649 kon de hertogin haar vaderland weer betreden (DBF VIII, kol. 1113-1115, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 11, p. 252 en p. 289).
-
voetnoot48
- De ‘importante’ Marie d'Avaugour de Bretagne (1612-1657), echtgenote van Hercule de Rohan (1568-1654), hertog van Montbazon, hield zich stil in Couzières (ten zuiden van Tours). In het najaar van 1645 mocht zij naar het hof terugkeren op voorwaarde dat zij de kardinaal informeerde over de activiteiten van haar schoondochter Marie de Rohan (supra, n. 47) in Brussel (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 122-124).
-
voetnoot49
- Gautier de Pénis (Peny), voormalig Frans ambassadesecretaris te Madrid (Tallemant des Réaux II, p. 236 en p. 1101-1102), vertrok naar de grens. In zijn depêche van 22 april 1645 noteerde Willem van Liere, heer van Oosterwijk, ordinaris Staats ambassadeur in Parijs: ‘Den heere Penis wert gesecht van hier nae de frontieren van Brabant te vertrecken, om met 's vijandts commissarissen van wisselinge der gevangenen te handelen’ (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 289).
-
voetnoot50
- De Picardische
bevelhebber Jean, graaf van Gassion, beschikte over aanwijzingen dat de Zuidnederlandse ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini ‘yet soude willen attenteren’ op Ardres of de koninklijke vesting Watten aan de Aa. Een inspectietocht wees uit dat de wacht paraat stond (Gazette 1645, no. 48, dd. 29 april 1645).
-
voetnoot51
- Dezelfde Gazette 1645 (supra, n. 50) had het bericht opgevangen dat het Spaans bewind in de Zuidelijke Nederlanden 20000 man onder de wapenen had staan.
-
voetnoot52
- De Franse zaakgelastigde Melchior, heer van Sabran, had in een memorandum de voortzetting van de vredesbesprekingen te Uxbridge bepleit. Het Parlement schonk nauwelijks aandacht aan zijn pleidooi (Gazette 1645, no. 40, dd. 8 april 1645, en Briefw. C. Huygens IV, p. 135-136).
-
voetnoot53
- Het Lagerhuis had met een meerderheid van 7 stemmen het voorstel aanvaard om leden van het Hoger- en Lagerhuis in het vervolg uit te sluiten van civiele en militaire functies (‘the Self-Denying Ordinance’). De ‘lords’ weigerden echter hun goedkeuring
-
voetnoot53
- te hechten aan het ontslag van de legerleiders Robert Devereux, graaf van Essex, en Edward Montague, graaf van Manchester: pas op 3/13 april legden zij zich bij de feiten neer (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 326-344 en kol. 352-358).
-
voetnoot54
- Basil Fielding (Feilding) († 1675), graaf van Denbigh, bevelhebber van het parlementsleger in Warwick, Worcester, Stafford en Shropshire (Salop) (DNB XVIII, p. 287-289).
-
voetnoot55
- De ‘ordinance of the Lords and Commons for raising and maintaining of forces, for the defence of the kingdom under the command of Sir Thomas Fairfaix, constituted Commander-in-Chief’, dd. 15/25 februari 1645, legde de opperbevelhebber de verplichting op om zijn benoemingen in ‘the new modelled army’ ter goedkeuring voor te leggen aan beide huizen van het Parlement (CSP Dom. 1644-1645, p. 305-306).
-
voetnoot56
- Dankzij de Jacobusmunten (Sovereigns) of ‘Unites’ werd de troepenmacht (ca. 20000 soldaten) van Thomas Fairfax met de dag sterker. Op 14/24 juni behaalde ‘the new modelled army’ bij Naseby (ten noorden van Northampton) een grote overwinning op het koninklijke leger.
-
voetnoot57
- In opdracht van Ferdinando Fairfax, de parlementsgezinde gouverneur van York, had sir John Meldrum de stad en de haven van Scarborough vrijgemaakt voor een aanval op de koninklijke burcht (CSP Dom. 1644-1645, p. 323-324 en p. 446-448). Vijf maanden later erkende de garnizoenscommandant sir Hugh Cholmley zijn nederlaag en ging accoord met de capitulatievoorwaarden.
-
voetnoot58
- Prins Rupert (Robert) van de Palts stuurde
waarschijnlijk versterkingen naar het koninklijke garnizoen van Banbury (ten noorden van Oxford).
-
voetnoot59
- Het Parlement schreef de desertie toe aan het onfortuinlijk optreden van sir William Waller in het zuidwesten van Engeland (Gazette 1645, no. 48, dd. 29 april 1645).
-
voetnoot60
- Een schermutseling in de omgeving van Aberdeen. De Schotse en Ierse koninklijken van James Graham, markies van Montrose, behielden in de Schotse Hooglanden de overhand op het leger van de ‘solemn league and covenant’ onder bevel van Archibald Campbell, graaf van Argyll (Gazette 1645, no. 48, dd. 29 april 1645, en G. Donaldson, Scotland: James V to James VII, p. 333-334).
-
voetnoot61
- De ‘neutrale’ Wolfgang Wilhelm van Palts-Neuburg (1578-1653), hertog van Gulik en Berg (ADB XLIV, p. 87-116), waarschuwde de regeringen in Parijs en Brussel voor het uitdagend optreden van de Kleefse compagnieën van Friedrich Wilhelm, keurvorst van Brandenburg (Gazette 1645, no. 50, dd. 6 mei 1645, en Urk. u. Act. V, p. 231).
-
voetnoot62
- De Gazette 1645, nos. 45 en 46, dd. 22 april 1645, meldde de aankomst van de graaf van Czernin (supra, n. 3) in Boeda, alsmede de mogelijke terugkeer van de ruiters van sir Marmaduke Langdale naar Pontefract Castle, en de uitsluiting van Henry Rich (1590-1649), graaf van Holland, en Thomas Savile (1590-ca. 1658), graaf van Sussex, van de zittingen van het Hogerhuis.
-
voetnoot63
- Lees: ‘de graven van Hollant ende Sussex’ (DNB XLVIII, p. 111-114, en DNB L, p. 374-377). Thomas Savile, baron Savile of Pontefract, sinds 1644 graaf van Sussex, was in januari 1645 op 's konings bevel gearresteerd, maar mocht twee maanden later naar Londen vertrekken. De ‘lords’ hechtten echter geen geloof aan zijn parlementsgezindheid en dwongen hem zijn grafelijke titel op te geven. Als ‘lord Savile’ trok hij zich terug in Surrey.
-
voetnoot64
- Het bericht over de opkomst van een ‘derde partij’ kwam uit Oxford (Gazette 1645, no. 46, dd. 22 april 1645: ‘Les 1500 Chevaux qui ont abandonné le Chevalier Waller, ne voulans point reconnaistre d'autre Chef que le Comte d'Essex, ont pris le titre d'Independans, et jusques à present ne se sont portez ni pour le Roy de la Grand'Bretagne ni pour le Parlement de Londres. Ils demandent trois choses: assavoir, la continuation des Evesques, le livre des prieres communes et la paix’).
|