Adres: Mijnheer/mijn heer van Reigersberg, eerste raed in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port 10 st.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den XVIII April 1645 uyt Paris.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs, 30 B no. 40. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Mogelijk tezamen met no. 7417, dd. 15 april 1645.
-
voetnoot2
- Op 4 maart had Armand-Jean de Peyre, graaf van Troisvilles (Tréville), commandant van de musketiers, zich zo geërgerd aan de weigering van de kanselier Pierre Séguier om een aan hem toegewezen arrest van de ‘Conseil du roi’ van het koninklijke zegel te voorzien, dat hij de acte in het vuur wierp en zijn beklag ging doen bij de regentesse. De koningin duldde geen onruststokers in haar omgeving en liet hem zijn zonden overdenken in de Bastille. Op zaterdag 8 april gaf zij de onbesuisde musketier zijn vrijheid terug (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 262-266 en p. 275).
-
voetnoot3
- Koning Lodewijk XIII had de graaf van Troisvilles (Tréville) steeds in bescherming genomen tegen de intriges van Richelieu; vgl. no. 7359.
-
voetnoot5
- Michel Particelli, heer van Emery, ‘contrôleur général des finances’, nam een voorschot op de belastingopbrengsten van de jaren 1646 en 1647.
-
voetnoot6
- De raadsheren van het Parlement van Parijs waren vrijgesteld van ‘la taxe des aisés’ (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 93-101).
-
voetnoot7
- De Parlementen van Aix, Grenoble, Toulouse en Bordeaux verzetten zich tegen het harde optreden van de belastinginners in de Provence, Dauphiné, Languedoc en Guyenne (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 91-93, en Lettres au chancelier Séguier II, p. 758-772).
-
voetnoot8
- Ter voorbereiding van zijn krijgstocht naar de Vlaamse kuststeden Mardyck en Duinkerken bracht de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans een bezoek aan de heilzame wateren van Bourbon-Lancy. Op 28 mei begaf ‘Monsieur’ zich naar het front (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 275 en p. 281-282).
-
voetnoot9
- Ondanks zijn jicht en ‘stenen’ (graveel; calculus) aanvaardde Henri II de Bourbon, prins van Condé, op 10 april de reis naar Bourgondië (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 275).
Het bezoek aan zijn gouvernement hield verband met de verlenging van de wapenstilstand tussen het hertogdom en het Spaanse graafschap Bourgondië (Franche-Comté) (Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 517 en 522).
-
voetnoot10
- Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, had in maart een inspectieronde gemaakt langs de kwartieren van zijn leger in Champagne. Omdat de instructies voor zijn nieuwe campagne nog niet in orde waren gemaakt, keerde hij terug naar Parijs. Eind mei vertrok hij naar het front (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 410-419).
-
voetnoot11
- De Franse maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, had op 24 maart in Spiers het sein gegeven voor een mars naar de kwartieren van de Zwabisch-Beierse bevelhebber François de Mercy te Schwäbisch-Hall, Nördlingen en Bad Mergentheim (Mergental). Op 30 maart voegde hij zich in de omgeving van Durlach (Bretten en Pforzheim) bij zijn troepenmacht van 5000 ruiters en 6000 infanteristen (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 40-41, en II, p. 337).
-
voetnoot12
- De Zwabisch-Beierse generaal Johan van Werth (infra, n. 39) sloot zich in april weer aan bij zijn eenheden in Schwäbisch-Hall en Bad Cannstatt (Stuttgart) (‘Brieven van Bilderbeek’, in Kronijk HG 24(1868), p. 538). Zie de Gazette 1645, no. 45, dd. 22 april 1645: ‘Jean de Wert ayant passé par Eychstad, et de là par Hal en Suabe avec peu de suite, est allé vers Stutgard et le Nékar, où il n'a trouvé que fort peu de ses troupes’.
-
voetnoot13
- Soldaten van de Frans-Weimarse bevelhebber Rheinhold von Rosen hadden in februari de vesting Nagold
veroverd.
-
voetnoot14
- Toen de Zwabisch-Beiersen bemerkten dat het leger van de Franse maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, positie had gekozen in de omgeving van Durlach (supra, n. 11), gaven zij het terrein weer prijs aan de Frans-Weimarsen (Gazette 1645, no. 46, dd. 22 april 1645).
-
voetnoot15
- Wiesloch, ten noorden van Pforzheim en Bretten.
-
voetnoot16
- De Franse bevelhebber Pierre de Magalotti stond op zijn post toen soldaten van het Lotharingse bolwerk La Motte het werk aan de belegeringstorens wilden verstoren (Gazette 1645, no. 41, ‘extraordinaire du XIII Avril 1645: La chasse donnée à la garnison de la Mothe, avec perte de plusieurs Lorrains’.
-
voetnoot17
- Zodra hertog Karel IV van Lotharingen vernam dat de Franse troepenwerver Jean-Gaspard-Ferdinand, graaf van Marsin (Marschin), 30 ruitercompagnieën tegen hem in het veld had gebracht (Gazette 1645, no. 40, dd. 8 april 1645), trok hij zijn beloften aan Laurent Cliquot, gouverneur van La Motte, weer in.
-
voetnoot18
- De diplomatieke agenten van koningin Henriëtte Maria van Engeland zochten ondertussen naarstig naar geld en schepen voor het transport van de Lotharingers naar Engeland. Tegen de tijd dat zij zich verzekerd hadden van de steun van kardinaal Jules Mazarin en Frederik Hendrik, dong hertog Karel IV al weer naar de gunsten van de Habsburgers (Archives d'Orange-Nassau, 2me série IV, p. 125-129 en p. 131-137; S. Groenveld, Verlopend getij, p. 122-125, en Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 519-520 en p. 525-526).
-
voetnoot19
- Het krijgsberaad in Ieper (Ypres). De keizerlijke legerleider Willem, baron van Lamboy, onderhandelde waarschijnlijk over de inkwartiering van zijn Spaans-Westfaalse wervingen in de Zuidelijke Nederlanden (Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 521-523).
-
voetnoot20
- De Zuidnederlander Charles-Albert de Longueval
(† 1663), graaf van Bucquoy, bevelhebber van het Henegouwse leger, dreigde slachtoffer te worden van de bezuinigingsdrift van de ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini (no. 7333, n. 35). Zijn retraite was van korte duur. In de laatste week van april ontving hij de benoeming tot generaal van de artillerie (Gazette 1645, no. 50, dd. 6 mei 1645).
-
voetnoot21
- De Franse onderkoning Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, was op 22 maart met groot vertoon de Catalaanse hoofdstad binnengetrokken (Gazette 1645, no. 41, ‘extraordinaire du XIII Avril 1645: L'entree du Comte de Harcourt dans Barcelonne’). Eind april verscheen hij aan het front bij Cervera (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 299-302).
-
voetnoot22
- De belegering van de Catalaanse havenstad Rosas door het leger van de Franse bevelhebber César de Choiseul, graaf van Du Plessis-Praslin.
-
voetnoot23
- De Spaanse garnizoenscommandant don Diego Caballero had in augustus 1642 deelgenomen aan de onderhandelingen met de Franse maarschalken Charles de La Porte, markies van La Meilleraye, en Charles de Schomberg, hertog van Halluin, over de capitulatie van Perpignan (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 227, p. 231 en p. 347).
-
voetnoot24
- Vermoedelijk wordt hier gedoeld op de Pools-Litouwse vice-kanselier Kazimierz Leon Sapieha en de Ermlandse bisschop Wacław Leszczyński (Lescinius).
-
voetnoot25
- Koning Wladislas IV van Polen bleef bij zijn voornemen om een huwelijk aan te gaan met de Franse prinses Maria (Louise-Marie) van Gonzaga, dochter van hertog Karel I van Nevers en Mantua (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 285). In augustus 1645
stuurde hij de Ermlandse bisschop Wacław Leszczyński en Krzysztof Opaliński. ‘woiwode’ van Poznań, naar Parijs (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 216 en p. 218). Op 5 november mocht de ‘woiwode’ de koninklijke bruidegom vertegenwoordigen op de inzegening van het Poolse huwelijk in de kapel van het Palais-Royal (Tallemant des Réaux I, p. 584-592 en p. 1191-1200).
-
voetnoot26
- Paus Innocentius X erkende het feit dat koning Wladislas IV in 1640 de nuntius Onorato Visconti had voorgedragen voor een promotie tot kardinaal. Omdat zijn voorganger Urbanus VIII de aanbeveling terzijde had gelegd, bood hij de koning een nieuwe gelegenheid aan (Pastor, Gesch. Päpste XIII 2, p. 705-706, en Gazette 1645, no. 4, dd. 7 januari 1645).
-
voetnoot27
- De Poolse prins Jan Kazimierz ontving op 28 mei 1646 de verheffing tot kardinaal. Hij zag echter af van een priesterwijding. Twee jaar later deed de kardinaal-diaken afstand van zijn kerkelijke waardigheden en besteeg als koning Jan II de Poolse troon (G.J. Lerski, Historical dictionary of Poland 966-1945, Westport-Londen 1996, p. 219-220).
-
voetnoot28
- Op 11 april 1645 bekrachtigde de keizer het besluit van de ‘translation des Deputationstags’ naar Munster, weliswaar met de aantekening: ‘doch dass Ihrer Kais, Maj. dero höchste Authorität und die Immediathandlung mit gedachten fremden Kronen in alle Wege verbleibe’ (Urk. u. Act. I, p. 867-868; Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 173-177, en Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 221-222, p. 235-237 en p. 256-259).
-
voetnoot29
- De hoofdmacht van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson was over Jihlava en Znojmo (Znaim) naar Krems an der Donau getrokken.
-
voetnoot30
- De Zevenburgse vorst György I Rákóczi wachtte in de Kleine Karpaten (Bratislava) op een Zweedse doorbraak in de richting van Olomouc, Brno en Mikulov (Doc. Boh. VII, p. 181-182 nos. 525 en 529 en p. 184 no. 534).
-
voetnoot31
- De keizerlijke diplomaat Hermann, graaf van Czernin, had zijn onderhandelingen met sultan Ibrahim over de bevestiging van het Turks-keizerlijke
verdrag van Szöny, dd. 19 maart 1642, kunnen afsluiten met een accoord over het herstel van de diplomatieke betrekkingen tussen Wenen en Constantinopel (Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 67-68; Doc. Boh. VII, p. 186 no. 540, en Gazette 1645, no. 42, dd. 15 april 1645).
-
voetnoot32
- Kanselier György Lippay, aartsbisschop van Esztergom (Gran; Strigonia) (Österreichische Staatsverträge. Fürstentum Siebenbürgen, p. 716 en p. 745-746), stelde de raadgevers van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi op de hoogte van de Weense voorstellen tot hervatting van de keizerlijk-Zevenburgse vredesbesprekingen in Trnava (Tyrnau) (Gazette 1645, nos. 42 en 45, dd. 15 en 22 april 1645).
-
voetnoot33
- Keizer Ferdinand III deed een beroep op alle weerbare mannen in zijn Rijk (Gazette 1645, no. 47, dd. 29 april 1645).
-
voetnoot34
- Aartshertog Leopold Wilhelm van Oostenrijk bracht in Linz een troepenmacht bijeen ter verdediging van Freistadt en Enns tegen de oprukkende legermacht van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson.
-
voetnoot35
- De garnizoenscommandant van Amöneburg onderhandelde - misschien in opdracht van de Mainzer keurvorst-aartsbisschop Anselm Kasimir Wambold von Umstadt (no. 7398, n. 39) - met de Hessische generaal-majoor Johann Geyso over de neutraliteit van
-
voetnoot35
- de stad. Op 4 april moest hij echter het bevel tot de aftocht geven ‘sonder dat de plaetse neutrael gemaeckt sij’ (‘Brieven van Bilderbeek’, in Kronijk HG 24(1868), p. 536 en p. 542).
-
voetnoot36
- De Mainzer keurvorst-aartsbisschop bleef verstoken van een bezoek van de ‘pagador’ (betaalmeester) aan zijn residentie in Frankfort. Op 18 juni 1645 attendeerde koning Philips IV de Zuidnederlandse ‘gouverneur civil’ Manuel de Moura y Corte Real, markies van Castel Rodrigo, op het uitblijven van de subsidies aan de trouwe dienaar van het Habsburgse huis (Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 528).
-
voetnoot37
- De Luxemburgse gouverneur Johan van Beck hield rekening met een aanslag van het leger van Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, op Trier (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 410-415).
-
voetnoot38
- De geboorte van prins Soliman (Süleyman) op 19 januari 1645 (Gazette 1645, no. 48, dd. 29 april 1645).
-
voetnoot39
- Hertog Maximiliaan I van Beieren had zijn campagne tegen de Franse legers aan de Rijn afgestemd op een verenigd optreden van zijn bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth (supra, n. 11 en 12). De order aan zijn Zwabisch-Beierse ruitereenheden om zich terug te trekken uit de strijd in Bohemen, kwam te laat. Pas een week na de slag van Jankov (24 februari/6 maart) ontving hij een teken van leven van generaal Johan van Werth (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 151-153).
-
voetnoot40
- Alexander Leslie, graaf van Leven, bevelhebber van het Schotse expeditieleger, ontving de wapens in ruil voor zijn steun aan het parlementsleger van sir William Brereton in Shropshire (Salop) en Cheshire (CSP Dom. 1644-1645, p. 349-352).
-
voetnoot41
- Het ‘Committee of Both Kingdoms’ schonk luitenant-kolonel Edward Massie (Massey) († ca. 1674) het bevel over de legereenheden in Gloucester, Hereford, Monmouth, Glamorgan, Radnor en Brecknock (CSP Dom. 1644-1645, p. 345; DNB XXXVII, p. 2-5).
-
voetnoot42
- Ferdinando Fairfax, de parlementsgezinde gouverneur van York, herstelde de bressen die de ruiters van sir Marmaduke Langdale in de belegeringswerken van Pontefract Castle hadden geslagen. Zijn standvastigheid werd in juli beloond met de capitulatie van het koninklijke garnizoen (CSP Dom. 1645-1647, p. 27 en p. 70-71).
-
voetnoot43
- De ruiters van sir Marmaduke Langdale inspireerden de koninklijken in Newark-on-Trent tot een aanval op de steden Grantham en ‘Dardis’ (Denton ?) in Lincolnshire (CSP Dom. 1644-1645, p. 334, p. 340, p. 355 en p. 367).
-
voetnoot44
- Karel, prins van Wales, was naar het westen (Bristol) getrokken (Gazette 1645, no. 37, dd. 1 april 1645; Briefw. C. Huygens IV, p. 135 en p. 139, en ‘Brieven van den gezant in Engeland’, in Kroniek HG 25(1869), p. 47-48). Enkele waarnemers brachten deze reis in verband met het voornemen van koningin Henriëtte Maria om haar zoon van een rijke bruid - Anne-Marie-Louise van Orléans, hertogin van Montpensier, of ‘Mademoiselle d'Orange’ - te voorzien (CSP Ven. 1643-1647, p. 150-151, en Archives d'Orange-Nassau, 2me série IV, p. 132-139).
-
voetnoot45
- De brief is niet overgeleverd. De Frans-Weimarse ‘aide de camp’ Dirk de Groot was teruggekeerd van zijn tweede of derde missie naar het hof van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel.
-
voetnoot46
- De Franse maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, had zijn kwartieren in Spiers reeds opgebroken; supra, n. 11.
-
voetnoot47
- De compagnieën van de Franse troepenwerver Jean-Gaspard-Ferdinand, graaf van Marsin (Marschin), blokkeerden de toegangswegen naar het Lotharingse bolwerk La Motte. Hertog Karel IV van Lotharingen kwam niet opdagen (supra, n. 17).
-
voetnoot48
- De Zwabisch-Beiersen versterkten hun steunpunten aan de Rijn: Offenburg, Lichtenau en Stollhofen (ten westen van Baden-Baden) (Gazette 1645, no. 43, dd. 15 april 1645).
-
voetnoot49
- Dezelfde Gazette 1645 (supra, n. 48) berichtte dat de Franse soldaten die de wintermaanden in Weilburg hadden doorgebracht, op de weg van Limburg naar Bingen het plaatsje Kirberg hadden overvallen ‘et apres y avoir fait un grand butin ils se retirérent à Mayence’.
-
voetnoot50
- Zie de
Gazette 1645, no. 43, dd. 15 april 1645: ‘Le Comte du Plessis Praslin est devant la ville de Roses des le 25 du passé avec 9000 hommes’.
-
voetnoot51
- Schippers in Marseille spraken over een aanval van sjah Abbas II op Babylon (ten zuiden van Bagdad).
-
voetnoot52
- Uit Londen kwam het nieuws dat ‘les Generaux qui sont pres du Prince de Gales, à Exeter, ont n'agueres donné un notable eschec aux troupes du Parlement, que le Chevalier Waller commande’. Ook kon de Gazette 1645, no. 43, dd. 15 april, een overwinning melden van de prinsen Rupert (Robert) en Moritz (Maurits) van de Palts op het leger van sir William Brereton.
-
voetnoot53
- Sir Laurence Esmonde, garnizoenscommandant van Duncannon in het graafschap Wexford, had zich aan de zijde van de parlementsgezinde gouverneur van Munster geschaard. Op 19 maart, na een belegering van twee maanden, moest hij zijn vesting overdragen aan de katholieke legerleider Thomas Preston (Gazette 1645, nos. 30, 34 en 43, dd. 18 en 25 maart en 15 april 1645).
-
voetnoot54
- De belegering van Youghal, ten oosten van Cork.
|