Postscriptum: Literae quas a filio meo accipio,Ga naar voetnoot2 scriptae VI Aprilis Philippiburgi, nuntiant marescallum Turennae esse Pfortshemi. Exceptis tribus alis equitum Gallos omnes Rhenum transiisse. Bavaros obire Nicrum. Marsinum ducis Lotharingi conatus observare; habere secum turmas equitum XXX. Ab Erfurdia nuntiatur tribunus Reichwaldius missus a ConingsmarckioGa naar voetnoot3 capta scalis arce RamhiltaGa naar voetnoot4 venire in Franconiam. Galli Weilburgio egressi Kirpergam cepere. In Hibernia romanenses arcem Dunkanam cum egregio portu cepere; obsident vero Jeogillam. Bavarus munit Offenburgum, Stolhoviam, Lichtenaviam et loca alia, Rosas Galli obsident novem millibus militum; defenditur oppidum a militibus mille septingentis. Persa Bagdetum dicitur obsidere. In Anglia Walleri quasdam copias caesas a regiis Excestriensibus, Breveltoni vero copias a principibus Roberto et Mauritio fama hic est.
|
-
voetnoot1
- Hs. Stockholm, RA, E 951, coll. J.A. Oxenstierna ser. B II. Eigenh. ondertek. Deze brief aan de Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius is - met uitzondering van het postscriptum - gelijk aan de nieuwsbrief die Grotius op dezelfde dag aan kanselier Axel Oxenstierna schreef (no. 7419). Gedrukt in Meerman, Epist. (BG no. 1222), p. 268 (zonder postscriptum). De tekst is ook bekend van copieën aanwezig te Hamburg, Staats- und Universitätsbibl., Sup. ep. Uffenbachii et Wolfiorum, 42, 175 en 4o 38, 72; te Hannover, Niedersächs. Landesbibl., ms. XII, 746, f. 141; te Kopenhagen, KB, coll. Thott, 504, 2o, p. 354; en te Linköping, Stifts- och Landsbibl., Br. 23, 93 en Br. 24, 121.
-
voetnoot2
- Onderstaande berichten komen ook voor in het postscriptum van Grotius' nieuwsbrief aan Nicolaes van Reigersberch, dd. [15]/18 april 1645 (no. 7418).
-
voetnoot3
- De Zweedse luitenant-generaal Hans Christoph, graaf van Königsmarck, had kolonel Johan Reichwald belast met een verkenningstocht in Frankenland.
-
voetnoot4
- De garnizoensstad Erfurt was het vertrekpunt van de Zweedse expeditie tegen Römhild (Ramhilt) (plaats ten zuiden van Meiningen) (Gazette 1645, no. 42, dd. 15 april 1645, en Doc. Boh. VII, p. 197 no. 578).
|