leterius se ecclesiae episcopali addixit;Ga naar voetnoot6 idem facturus Codurcus,Ga naar voetnoot7 et rationes edent.Ga naar voetnoot8 Liturgia Anglicana ab eruditis omnibus habita semper est optima.Ga naar voetnoot9
Ad me regina Suediae scripsit cum magna mei laudatione et promissis magnis. Magna etiam mihi fidei et prudentiae testimonia dedit in literis ad reginam regentem.Ga naar voetnoot10 Exspecto, ecquid ab Osnabruga sim accepturus.Ga naar voetnoot11 Id si non venit, velim navi bona et instructa nautis oceani septentrionalis peritis aut recta proficisci Gothenburgum, aut certe Hamburgum, et inde ut potero.Ga naar voetnoot12 Scio terra marive multa posse timeri infesta, sed Deus, ut solet, mihi aderit. Per Batavos transire multis causis nolim.
Losecatios resalutari velim,Ga naar voetnoot13 sed et uxorem, liberos et amicos,
tibi obligatissimus frater,
H. Grotius.
| |
Adres (volgens de uitgave der Epist.): Guilielmo Grotio, iurisconsulto.
|
-
voetnoot2
- De brief aan Isaac Vossius werd een week later verzonden (no. 7415). Grotius betreurde het feit dat de Amsterdamse drukker-uitgever dr. Joan Blaeu niet kon voldoen aan zijn wens om de Anthologia Graeca (BG no. 534) uit te geven naar het voorbeeld van de quarto-edities van de Dicta poetarum quae apud Io. Stobaeum exstant. Emendata et Latino carmine reddita ab Hugone Grotio, Parijs (apud Nicolaum Buon) 1623 (BG no. 458) en 1625 (BG no. 459), en de Excerpta ex tragoediis et comoediis Graecis tum quae exstant, tum quae perierunt: emendata et Latinis versibus reddita ab Hugone Grotio, Parijs (apud Nicolaum Buon) 1626 (BG no. 468).
-
voetnoot3
- De Hollandse afgevaardigden in de Staten-Generaal weigerden te berusten in het besluit van de gewesten Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande om het octrooi van de Verenigde Oostindische Compagnie ‘impetrabel en open voor een ieder’ te verklaren. In mei verenigden de strijdende partijen - met uitzondering van Friesland - zich in een voorstel ‘de voorschr. oude Compagnie, den 4 Maert te voren gebroken, te redintegreren en te herknopen en sulcx deselve te continueren tot ultimo December van dat jaar’ (Pieter van Dam. Beschryvinge van de Oostindische Compagnie I, deel I, p. 65-67).
-
voetnoot4
- Utrecht was het enige gewest waar de geestelijke goederen niet aan de staat waren gekomen (Fruin-Colenbrander, Geschiedenis der Staatsinstellingen, p. 244-247; Fockema Andreae, De Nederlandse Staat onder de Republiek, p. 55-58). De geëligeerden (de afgevaardigden van de kapittels) in de Staten van Utrecht konden zich uiteraard niet verenigen met de strekking van Voetius' preek ‘rakende het wegh nemen van de canonisien ende der selver in-komsten’ en verzochten de Utrechtse stadsbestuurders hun predikanten het zwijgen op te leggen (A.C. Duker, Gisbertus Voetius II, p. 294-302, en Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5580).
-
voetnoot5
- Het verzet van de independenten en andere afgescheidenen tegen de kerkorde die de presbyterianen wilden invoeren krachtens de ‘ordinance for the taking away the Book of
Common-Prayer, and establishing and putting in execution the Directory for the public Worship of God’, dd. 3/13 januari 1645 (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 312-313 en kol. 322).
-
voetnoot6
- Een commissie van de nationale synode van Charenton was nagegaan of de denkbeelden van de verzoeningsgezinde theoloog Théophile Brachet de La Milletière nog wel overeenkwamen met de leer van Calvijn. Op zondag, de 29ste januari, maakte Théophile Roussel, gedeputeerde van de Saintonge, aan zijn geloofsgenoten bekend dat de synode had besloten om ‘le sieur de La Milletiere’ te excommuniceren. De teleurgestelde theoloog trad op 2 april, tijdens een dienst in de Notre-Dame van Parijs, toe tot de katholieke kerk (R.J.M. van de Schoor, De irenische theologie van Théophile Brachet de La Milletière (1588-1665), diss. Nijmegen 1991, p. 22-27; Bots-Leroy, Corresp, Rivet-Sarrau III, p. 89-90, en Gazette 1645, no. 40, dd. 8 april 1645).
-
voetnoot7
- Philippe Codurc (ca. 1580-ca. 1660), predikant en hoogleraar aan de academie van Nîmes, had in 1639 op verdenking van onorthodoxe standpunten zijn ambt moeten verlaten. Nadat de nationale synode van Charenton zijn verdediging had afgewezen, zocht hij toenadering tot de katholieke kerk (DBF IX, kol. 97).
-
voetnoot8
- Théophile Brachet de La Milletière gaf zijn geloofsgenoot (supra, n. 7) een handreiking in een Declaration du sieur de La Milletière, des causes de sa conversion à la foy Catholique et de son entrée en la Communion de l'Eglise, Parijs 1645 (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 102-104 en p. 108-109).
-
voetnoot9
- De uitgave van De Engelsche Liturgie: dat is, den Gemeynen Kerckendienst van Engelandt ... Getrouwelijck
vertaalt, nae het Engelsch ende Latijns exemplaer ... in den jare 1574 ende 1575 gedruckt, ende tegen de laetst-gedruckte exemplaren ... oversien, Rotterdam (Joh. Naeranus) 1645.
-
voetnoot10
- Grotius stoorde zich aan de Haagse praatjes over het ‘ontslag’ dat koningin Christina hem in haar brieven, dd. 30 december 1644/9 januari 1645 (no. 7242), zou hebben gegeven. In werkelijkheid had de koningin hem op eervolle wijze opgedragen om zich ‘ad loca nobis propinquiora’ te begeven.
-
voetnoot11
- De Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna reageerde opmerkelijk traag op Grotius' verzoek om vrijgeleidebrieven voor zijn reis over Keulen naar Munster en Osnabrück (no. 7428).
-
voetnoot12
- De Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona vreesde een aanslag van Deense oorlogsschepen op de haven van Göteborg en gaf de ambassadeur het advies over Amsterdam, Hamburg, Lübeck, Wismar-Stralsund naar Stockholm te reizen; zie no. 7404.
-
voetnoot13
- Frederik van Losecaat (1583-1669) en de kinderen uit diens huwelijk met Grotius' zuster Adriana de Groot (1592-† 10 december 1639) (E.A. van Beresteyn, in Ned. Leeuw 43(1925), kol. 168). In werkelijkheid beantwoordde Grotius hier een groet van het Gorkumse echtpaar van Daetselaer-van Erp.
|