Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 12 April 1645.
|
-
voetnoot1
- Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 169. Niet ondertek. De brief is van de hand van Spirings secretaris Pieter Pels. Tezamen met no. 7389.
-
voetnoot2
- De Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson had op 24 februari/6 maart bij Jankov slag geleverd met de keizerlijke troepenmacht: veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen viel in Zweedse handen; de Hongaarse legerleider Johann, graaf van Götz(en), sneuvelde en de Zwabisch-Beierse generaal Johan van Werth sloeg op de vlucht (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 444-449, en Doc. Boh. VII, p. 183 no. 531).
-
voetnoot3
- De bijlage met een exemplaar van de Courante uyt Italien ende Duytschlandt 1645 van Jan van Hilten (no. 12, dd. 25 maart 1645) of van de Tijdingen uyt verscheyden quartieren 1645 van Broer Jansz (no. 12, dd. 25 maart 1645) is niet overgeleverd (F. Dahl, Dutch Corantos 1618-1650, Den Haag 1946, p. 50 en p. 64). De Gazette 1645, no. 35, ‘extraordinaire du XXX Mars 1645’, publiceerde het nieuws van de Zweedse overwinning onder het opschrift: ‘La confirmation de la grande et signalée défaite de l'armée Impériale dans la Bohéme: Par l'armée Suédoise sous la charge du Général Torstenson. Où les Impériaux ont perdu grand nombre d'hommes et des principaux de leur armée, leur canon et bagage, et laissé leur Général et autres principaux Chefs prisonniers’.
-
voetnoot4
- De Keulse brieven van 17 maart 1645 wezen uit dat de Zweden de stad Tábor belegerden en dat de hertog van Beieren de ruiters van de Zwabisch-Beierse bevelhebber Johan van Werth had teruggeroepen (‘Brieven van Bilderbeek’, in Kronijk HG 24(1868), p. 534).
-
voetnoot5
- De hoofdmacht van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson trok over Jihlava (Iglau, ten westen van Brno) en Znojmo (Znaim) naar Krems an der Donau (Doc. Boh. VII, p. 184 no. 534, p. 186 no. 538 en p. 189 nos. 550 en 551, en Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 450-454).
-
voetnoot6
- De Zweedse kolonel Helmut Wrangel bedwong op 9 maart het fort van Meldorf in Dithmarschen (Gazette 1645, nos. 36 en 37, dd. 1 april 1645, en ‘Brieven van Hendrik Schrassert’, in Kronijk HG 17(1861), p. 331).
-
voetnoot7
- Twaalfhonderd ruiters van de Deense bevelhebber Claus Ahlefeldt waagden een poging om over Sønderborg naar Funen uit te wijken. Toen zij twee verkenningsschepen van de vloot van generaal-majoor Karl Gustav Wrangel voor de kust van het eiland Als(en) zagen opdoemen, verloren zij de hoop op de komst van de Seelandse schepen en zochten hun heil in een mars naar de Middelvaart (Middelfart) (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 638-639).
-
voetnoot8
- De Zweedse vloot (ca. 30 schepen) werd in de haven van Wismar zeilklaar gemaakt. Generaal-majoor Karl Gustav Wrangel kwam nog 300 bootsgezellen tekort (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 632-636, en Gazette 1645, no. 36, dd. 1 april 1645).
-
voetnoot9
- Het expeditieleger van de Zweedse luitenant-generaal Hans Christoph, graaf van Königsmarck, bracht het aartsbisdom Bremen onder contributie. Op 15 maart ging de commandant van Bremervörde accoord
met zijn overgang in Zweedse legerdienst (Gazette 1645, no. 39, dd. 8 april 1645).
-
voetnoot10
- Soldaten van de Deense garnizoensstad Glückstadt stootten in de omgeving van Barmstedt (ten noordoosten van Elmshorn) op een patrouille van de Zweedse kolonel Helmut Wrangel (Gazette 1645, no. 40, dd. 8 april 1645).
-
voetnoot11
- De keizerlijke gevolmachtigden Johann Ludwig, graaf van Nassau-Hadamar, en dr. Isaac Volmar hadden op 10 maart hun antwoord op de Franse ‘propositie Ia’, dd. 24 februari 1645, overgedragen aan de Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini; zie nos. 7365 en 7379.
-
voetnoot12
- De keizerlijke gevolmachtigde Johann Maximilian, graaf Lamberg, was op 11/21 september 1644 ‘incognito’ in Osnabrück verschenen (nos. 7053 en 7067 (dl. XV)). Pas op 2 maart stuurde hij zijn secretaris naar de residentie van de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna met zijn complimenten en de notificatie van zijn aanwezigheid ter vredesconferentie (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 203-204; Diarium Lamberg, p. 47-48, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 523). Op zaterdagavond, de 11de maart, herhaalde de keizerlijke secretaris de notificatie, ditmaal ook aan de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius (no. 7353, en Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. 50).
-
voetnoot13
- Vijf dagen later (16 maart) brachten Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius de keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Kranede eerste visite.
-
voetnoot14
- De Hessen van het garnizoen van Lippstadt plunderden de plaats Telgte (ten oosten van Munster) (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 525).
-
voetnoot15
- De burcht Breitenbeld bij Linnich (ten noordwesten van Gulik), in 1610 door Brandenburgse en Paltsische troepen op de keizerlijken veroverd, was in de zomer van 1643 in Hessische handen gekomen (Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 256 en 266). De Hessen weigerden de burcht te ontruimen (‘Brieven van Bilderbeek’, in Kronijk HG 24(1868), p. 535).
-
voetnoot16
- De verloving van landgraaf Wilhelm VI (1629-1663), zoon van Wilhelm V († 1637), landgraaf van Hessen-Kassel, en Amalia Elisabeth van Hanau-Münzenberg, met Hedwig Sophie (1623-1683) van Brandenburg. De huwelijksvoltrekking zou vier jaar later in Berlijn plaatsvinden (ADB XLIII, p. 54-60).
-
voetnoot17
- Johan Maurits, graaf van Nassau-Siegen, was in 1636 op voorstel van Frederik Hendrik door de Westindische Compagnie benoemd tot gouverneur van Brazilië. Kort na zijn terugkeer in de Republiek (juli 1644) ontving hij een hoge aanstelling in het Staatse leger. In januari vertrok hij naar Siegen en Kassel om familiezaken te regelen. Het Hessische aanbod kwam hem aan de vooravond van de Staatse veldtocht in Vlaanderen niet gelegen
(Briefw. C. Huygens IV, p. 123, p. 129, p. 137 en p. 156-157).
-
voetnoot18
- Tsaar Michael Fedorovitsj had een rijksdag uitgeschreven ‘over het stuck van 't houwelijck’ van zijn dochter Irina met graaf Valdemar Christian van Sleeswijk-Holstein. De kwestie van de bekering van de Deense graaf tot het geloof van zijn aanstaande echtgenote bleef op dezelfde onbesliste ‘graed’ (lijn) staan (‘Brieven van P. Pels’, in Kronijk HG 24(1868), p. 712-715).
-
voetnoot19
- In een bericht aan de Staten-Generaal, dd. 17 maart 1645, schreef de Staatse correspondent Pauwels Pels: ‘Op den Rijcxdach van Poolen doet men noch niet anders als goet cier maecken ende kijven over de expectativen van de Conincklijcke goederen die vacant sijn’ (‘Brieven van P. Pels’, in Kronijk HG 24(1868), p. 713-714).
-
voetnoot20
- Henri de Canazilhes, consul in Danzig. Spirings secretaris Pieter Pels spreekt hier over een collega van zijn vader Pauwels Pels (Correspondance inédite du Comte d'Avaux, p. 91, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 417).
|