In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 25 Martii 1645 uyt Paris.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs, 30 B no. 37. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7382.
-
voetnoot2
- De Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson had op 24 februari/6 maart bij Jankov slag geleverd met de keizerlijke troepenmacht. Voorlopig moest Grotius afgaan op de berichtgeving in de Gazette 1645, no. 32, ‘extraordinaire du XXIV Mars 1645: Les dispositions à une bataille générale entre les Imperiaux et les Suédois, et ce qui s'escrit de la victoire remportée par lesdits Suédois sur leurs ennemis: assavoir qu'ils y ont perdu plusieurs de leurs Chefs et soldats, tout leur canon et bagage: Le tout extrait de plusieurs Lettres’.
-
voetnoot3
- Het leger van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi spoedde zich naar de Zweedse garnizoensstad Olomouc (Gazette 1645, no. 33, dd. 25 maart 1645).
-
voetnoot4
- Sultan Ibrahim onderhandelde met de keizerlijke diplomaat Hermann, graaf van Czernin, over de bevestiging van het op 19 maart 1642 gesloten Turks-keizerlijke verdrag van Szöny. De keizerlijke koeriers reisden op en neer om aan de wensen van het hof te Constantinopel tegemoet te komen (Gazette 1645, no. 26, dd. 11 maart 1645). In maart verzoende de Sultan zich met de keizer (Doc. Boh. VII, p. 186 no. 540, en Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 67-68).
-
voetnoot5
- De keizer beloonde de vredelievende intenties van Osman, pasja van Boeda (Ofen), met rijke geschenken (Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 64-65, en
Gazette 1645, nos. 24, 26 en 33, dd. 4, 11 en 25 maart 1645).
-
voetnoot6
- Het keizerlijk edict, dd. Wenen, 14 januari 1645 (Stadtbibliothek Frankfurt am Main, Flugschriftensammlung ‘Discursus politici’, Frankfort 1930, p. 233). De Gazette 1645, no. 38, ‘extraordinaire du V April 1645’, publiceerde de tekst onder het opschrift: ‘L'Edict de l'Empereur contre les Protestans de ses pays héréditaires’.
-
voetnoot7
- De Fransen accentueerden het contrast: aan de ene kant de ferme bewapening van de Maltezers (Johannieters) en de Venetianen tegen de vijand van de Christenheid en aan de andere kant de achteloosheid van het Spaans gezag in Italië ten aanzien van de Turkse aanvallen op de steden en dorpen aan de golf van Squillace (Calabrië) en de zuidkust van Sicilië; vgl. Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 175-176 en p. 202.
-
voetnoot8
- Een schipper in de haven van Marseille bevestigde de Napolitaaase troepentransporten van de Spaanse onderkoning Juan Alfonso Enríquez de Cabrera, ‘almirante de Castilla’, hertog
van Medina de Rioseco: ‘Une barque venue de Génes en 5 jours assure que trente vaisseaux sont partis de Naples pour conduire en Catalogne cinq mille fantassins
-
voetnoot8
- et cinq cents Chevaux, avec force munitions; laissans par ce moyen les costes d'Italie entiérement dépourvues et à la merci des Turcs’ (Gazette 1645, no. 30, dd. 18 maart 1645).
-
voetnoot9
- Paus Innocentius X en de Italiaanse vorsten verloren hun belangstelling in de onderhandelingen van de Spaansgezinde Baldassare Masserati (Messerati), graaf van Casalborgone, met het huis van Savoye; vgl. no. 7321, n. 11.
-
voetnoot10
- Prins Tommaso Francesco van Savoye maakte geen aanstalten voor een voorjaarsoffensief tegen het leger van de Milanese gouverneur Antonio Sancho Dávila, markies van Velada (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 150-151).
-
voetnoot11
- Het Spaanse garnizoen van Rosas overmeesterde een verkenningspost van de uit Sedan overgekomen belegeringsdeskundige Abraham de Fabert (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 343-345, en Congar, Sedan et le pays sedanais, p. 345).
-
voetnoot12
- Ondanks tijdingen over de opleving van de vijandelijkheden op de weg naar Tremp (ten noorden van Lérida en Agramunt) verloor de nieuwe Franse onderkoning Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, het belang van een plechtige intocht in de Catalaanse hoofdstad niet uit het oog. Op 22 maart brak voor hem de grote dag aan (Gazette 1645, no. 41, ‘extraordinaire du XIII Avril 1645: L'entree du Comte de Harcourt dans Barcelonne’).
-
voetnoot13
- De protestantse maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, herstelde in zijn Mainzer Manifest van 11 januari 1645 de vrijheid van godsdienstoefening in de Palts, ‘vergetende die van de Augsburgsche belijdenis’; zie no. 7332.
-
voetnoot14
- Ferdinand van Beieren, keurvorst-aartsbisschop van Keulen, en de Mainzer keurvorstaartsbisschop (infra, n. 16) verleenden diplomatieke steun aan de agenten die in opdracht van hertog Maximiliaan I de weg effenden voor onderhandelingen over een wapenstilstand met de Fransen (Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 271-275).
-
voetnoot15
- De Beierse onderhandelaar Johann Vervaux S.J. was op weg naar Parijs. Op 7 april meldde kardinaal Jules Mazarin in een brief aan de Franse gevolmachtigden te Munster de aankomst van de hertogelijke biechtvader: ‘Ce jour-là, il ariva en cette ville un père Jésuiste, confesseur du duc de Bavière qu'il y a envoyé vestu en prest[r]e séculier’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 240).
-
voetnoot16
- De Mainzer keurvorst-aartsbisschop Anselm Kasimir Wambold von Umstadt luisterde naar de klachten van de kapittelheren over het brute beleid van de Franse garnizoenscommandant Charles-Christophe de Mazencourt, markies van Courval, en hoopte op betere
tijden (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 253 en p. 315, en Lettres Mazarin II, p. 137 en p. 146).
-
voetnoot17
- Kardinaal Jules Mazarin ijverde bij monde van de Franse ambassadeur Nicolas Bretel, heer van Grémonville, voor de promotie van zijn broer ‘père Michel Mazarin’ tot kardinaal. Het offer dat hij wilde brengen aan een betere verstandhouding met paus Innocentius X - de schenking van de rijke abdij van Corbie aan de pauselijke neef kardinaal Camillo Pamfili - maakte weinig indruk op de Romeinse curie (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 158-162, en Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 40-41).
-
voetnoot18
- De gardeofficier François Le Dangereux, heer van Beaupuis (Beaupuy), behoorde tot de vriendenkring van de op 2 september 1643 gearresteerde ‘important’ François de Vendôme, hertog van Beaufort. Al spoedig werd zijn naam in verband gebracht met het ‘desseing’ tegen het leven van kardinaal Jules Mazarin, maar toen diens agenten wilden toeslaan, was de vogel reeds gevlogen (no. 6665 (dl. XV); Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV I, p. 165-183, en Extrait des mémoires de Henri de Campion, p. 257-273).
-
voetnoot19
- De paus ging niet in op het verzoek tot uitlevering en zette de heer van Beaupuis vast in de Engelenburcht (Mémoires de Montglat I, p. 419-420; Journal d'Olivier Lefèevre d'Ormesson I, p. 269, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 392 en p. 463).
-
voetnoot20
- De hertog van Beaufort ontvluchtte op 31 mei 1648 de kerkers van Vincennes. Een jaar later verleende het Parlement van Parijs hem rechtsherstel (DBF V, kol. 1069-1071).
-
voetnoot21
- Het edict van de ‘toisé’ van 27 januari 1644. Toen enkele Parijse bouwvakkers het huis van Michel Particelli, heer van Emery, ‘contrôleur
général des finances’, dreigden in brand te steken, had de regentesse gevolg gegeven aan een verzoek van het Parlement van Parijs om de metingen van nieuwe huizen op te schorten (no. 6950 (dl. XV)). In maart 1645 keerde zij op haar besluit terug en gelastte de tenuitvoerlegging van het edict (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 97-101, en Mémoires d'Omer Talon I, p. 394).
-
voetnoot22
- Het voorstel van een belastingheffing van 200 gulden op koetsen; zie no. 7371, n. 18.
-
voetnoot23
- De Franse zaakgelastigde Melchior, heer van Sabran, bepleitte in een memorandum de voortzetting van de vredesbesprekingen te Uxbridge. Het Parlement schonk nauwelijks aandacht aan zijn pleidooi (Gazette 1645, nos. 34 en 37, dd. 25 maart en 1 april 1645, en Briefw. C. Huygens IV, p. 135-136).
-
voetnoot24
- De Staatse ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude waren op een afwijzing van hun vredesbemiddeling voorbereid. Op 23 maart schreven zij ‘dat wij bij dagelicxsche ervaringe, ende nu noch jongst, meer ende meer bevonden hebben, hoe dat die vant Parlement tot Londen gantsch niet genegen en sijn om eenige entremise van eenigen Coninck ofte Republique te admitteren’ (‘Brieven van den gezant in Engeland’, in Kroniek HG 25(1869), p. 44-46, en S. Groenveld, Verlopend getij, p. 300-301).
-
voetnoot25
- De regentesse Anna van Oostenrijk had Franse schippers, die de dupe waren geworden van het verbod dat het Parlement had opgelegd op de vaart naar royalistische havens, brieven van represaille verleend. Na protest van de Parlementen van Rouaan en Bretagne durfde zij niet tot het uiterste te gaan (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 275).
-
voetnoot26
- Koning Karel I zocht veilige havens voor de wapentransporten van zijn echtgenote Henriëtte Maria (Lettres au chancelier Séguier II, p. 754).
-
voetnoot27
- Het Parlement schrok van de dreigementen en bood de Fransen een snellere afwikkeling van de aanhoudingszaken aan. In mei 1645 aanvaardde de regentesse de Engelse beloften (CSP Dom. 1644-1645, p. 499-502, en Groenveld, Verlopend getij, p. 194-195).
-
voetnoot28
- De herovering van Weymouth door soldaten van het Parlement (Briefw. C. Huygens IV, p. 133 en p. 135, en Gazette 1645, no. 34, dd. 25 maart 1645).
-
voetnoot29
- Burgers en soldaten uit het leger van sir William Brereton overvielen op 22 februari/4 maart het koninklijke garnizoen van Shrewsbury (Briefw. C. Huygens IV, p. 134-135, en CSP Dom. 1644-1645, p. 327-328).
-
voetnoot30
- George Goring (1608-1657), zoon van de Engelse ambassadeur lord George Goring, luitenant-generaal van de koninklijke cavalerie, waagde een poging tot ontzet van Weymouth en Taunton. Zijn aanslagen mislukten (DNB XXII, p. 245-248).
-
voetnoot31
- De broer van kardinaal Jules Mazarin (supra, n. 17) behoorde niet tot de uitverkorenen. Paus Innocentius X maakte op 6 maart 1645 de namen bekend van 8 nieuwe kardinalen: Domenico Cecchini (benoemd op 14 november 1644), Niccolò Albergati, Pier Aloisio Carafa (Caraffa), Tiberio Cenci, Orazio Giustiniani, Alderano Cibo, Federigo Sforza en Benedetto Odescalchi (Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 28, en Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 140).
-
voetnoot32
- Kardinaal Achille d'Estampes-Valençay, voormalig bevelhebber van het leger van paus Urbanus VIII, was op 26 januari in Parijs verschenen. Een officiële aankondiging van zijn reis had hij achterwege gelaten (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 163-166).
-
voetnoot33
- Uit Langres kwam het bericht dat de omsingeling van het Lotharingse bolwerk La Motte bijna was voltrokken: ‘Le sieur Magalotti fait tousjours travailler à la circonvallation de la Mothe, avec espérance d'en faire bien-tost ouvrir les tranchées’ (Gazette 1645, no. 34, dd. 25 maart 1645).
-
voetnoot34
- De keizerlijken op de Frankforter ‘Deputationstag’ ontdekten al snel dat de Franse ‘propositio Ia’, dd. 24 februari 1645, slechts een nieuwe redactie was van de
propositie die de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien de Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini op 4 december 1644 ter hand hadden gesteld (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 358-360).
-
voetnoot35
- Generaal-majoor Axel Lillie, bevelhebber van de Zweedse troepen in Pommeren, vice-gouverneur in Meissen en stadscommandant van Leipzig, onderhield de verbindingen met het leger van veldmaarschalk Lennart Torstensson in Bohemen. Een bericht uit Leipzig bevestigde zijn mars naar Mansfeld (ten westen van Halle) (Gazette 1645, no. 33, dd. 25 maart 1645).
-
voetnoot36
- Landgraaf Friedrich van Hessen-Eschwege, kolonel in Zweedse dienst, was bij Zeitz gevangen genomen door het Saksische garnizoen van Zwickau. Eind januari ontving hij van keurvorst Johann Georg I van Saksen toestemming om onderhandelingen aan te knopen over zijn losgeld (Gazette 1645, no. 21, dd. 18 februari 1645). Een maand later mocht hij Dresden verlaten (Gazette 1645, no. 33, dd. 25 maart 1645).
-
voetnoot37
- De zaken lagen iets anders: James Butler, graaf van Ormond, 's konings ‘lord-lieutenant’ in Ierland, was op het spoor gekomen van een complot van Ierse en Schotse protestanten tegen de katholieken van Dublin, Galway, Drogheda en Dundalk (Gazette 1645, nos. 30 en 34, dd. 18 en 25 maart 1645).
-
voetnoot38
- Grotius gaf zijn brief aanvankelijk de dagtekening: ‘20 Martii 1645’.
|