Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 16
(2000)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd7370. 1645 maart 18. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Uwer Ed. brief van den zeste Martii begrijpt veele dingen die wetenswaerdigh zijn,Ga naar voetnoot2 zoowel in 'tgunt de interesten aengaet die Sweden met die landen gemeen heeft,Ga naar voetnoot3 als in 'tgunt de regiering van die landen aengaet, die ick zie in zulcken verloop van goede ordre gecomen te zijn dat quaelijck te zien is waerdoor die zal connen gereddert werden.Ga naar voetnoot4 God wil haer helpen met goeden raed. Mij zal lusten te verstaen wat Zeelant doen zal ende off in Hollant de eenicheit can werden vastgestelt. 't Beleit over de Oostindische zaecke toont merckelijck predominatie van het particulier boven het publyck.Ga naar voetnoot5 In de zaeck die Zwede aengaet is mij lieff dat uwe Ed. goede diensten doet.Ga naar voetnoot6 't Staet mij niet ten besten aen dat men voor ende aleer zich met Swede te vougen nieuwe onderhandeling met Denemarcken wil aengaen, die men can slepen zoolang men wil ende daermede de Zweden in onzeeckerheit houden tot naedeel van den gemeenen oorboir. 't Is wel apparent dat den vijant tijd zal hebben gehadt om zich te stellen in goede postuire.Ga naar voetnoot7 Evenwel zoo Vrancrijck ende de Vereenigde Nederlanden willen doen dat zij mogen, schijnt wel dat dit jaer groot voordeel zoude connen geven in VlaenderenGa naar voetnoot8 geduirende de occupatiën die Engelant heeft door het inlandsch oorlogh. | |
Ick bidde particulierlijck geadviseert te werden van alle 'tgunt vorder aldaer zal passeren ende oock off de Vereenigde Nederlanden verstaen gehouden [te] zijn in openbaere oorlogh te comen met den keiser ende zijne volgers wanneer Vrancrijck zulcx goed zal vinden.Ga naar voetnoot9 De clachten van Oost-Vrieslant, zoo die niet te groot en zijn, wilde ick wel zien.Ga naar voetnoot10 Wilde oock wel weten off ende hoeverre Neef zich moeit zoo niet de Swedische zaecke als met de Oostindische ende met wat inzicht.Ga naar voetnoot11 In de zaecke van onze dochterGa naar voetnoot12 zoude mijn advys zijn dat men naeme een gemeen vrund, dien de zaecken van den boedel bekent zijn, niet als arbiter, maer middelaer om voorslagen te doen aen wederzijden ende zoo die bijcomen dat men die zoude aennemen.Ga naar voetnoot13 De coninginne van Suede vindt goed mijnen dienst op een ander te gebruicken.Ga naar voetnoot14 Overzulcx maeck ick mij gereed om hier afscheit te nemen ende nae Duitschlant te vertrecken. UEd. gelieve te zeggen aen mijnheer Cromom dat zoo het zijne Ed. gelieft zijn zoon bij mij te laeten om met mij de reize te doen nae Duitschlant, dat zijn gezelschap ende goede qualiteiten mij zeer aengenaem zullen zijn.Ga naar voetnoot15 Doch zoo zijn Ed. beter vind hem in Vrancrijck te laeten, dat ick mij nae zijne wille zal vougen, stellende de zaecke t'eenemael t'zijne keuze. 18 Maert 1645. | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 18 Martii 1645 uyt Paris. |
|