7275. 1645 januari 23. Van P. Spiring Silvercrona.Ga naar voetnoot1
Mijnheere,
Tsedert mijnen lesten aen u. ExcellentieGa naar voetnoot2 hebbe wederom brieven wt Sweden gehad,Ga naar voetnoot3 medebrengende dat den rijcxdagh à contentement geëindigt was ende haere coninclijcke Mayesteyt den 7/17 Decembris de regeringe hadde aengetreden met gewoonlijcke ceremoniën en solennitijten, dat de stenden vrijwillig geconsenteert hadden in volck en gelt, veel meer als tevooren, tot continueringe van de crijgslasten.
De brieven van Hamburg brengen mede dat de Deensche volckeren het stedeken Ripen,Ga naar voetnoot4 daerinne den overste Mortaigne met 60 Sweedsche lagh, nae den derden storm hebben verovert, alles nedergemackt, doch den commandant Mortaigne gevangengenomen. Daertegens is aen de Deensche zijde daervóór gebleven den overste Steinberger, gouverneur van Crempen,Ga naar voetnoot5 die seer van den sijnen beclaegt werd. Daerop souden de Deensche nae den oversten Wrangel gemarcheert sijn, dewelcke in marche sijnde om Ripen te ont-
| |
setten ende soo malcanderen rencontrerende,Ga naar voetnoot6 souden tsamen slaegs geworden sijn, met wat succes is onbekent; de brieven luiden meest in faveur van de Sweedsche. Den Sweedschen oversten Peter Anderson heeft 500 keysersche, die DraackenbergGa naar voetnoot7 geblocqueert hielden, gans geslagen. Oock soude de rest van de keyserlijcke armee van Maegdenburg opgebroocken,Ga naar voetnoot8 nae Bohemen gemarcheert ende van Coningsmerck achterhaelt, deels geslagen, deels gevangen sijn geworden ende den heere generael Torstenson sijnen march nae Bohemen richten.Ga naar voetnoot9
Van Osnabruge word gemeld dat het lichaem van den verstorvenen Portug[es]ischen ambassadeur don Botelho, willende over Bremen nae Holland en soo nae Portugael gebracht werden, een half mijle van Osnabruge van de keysersche is geïntercipieert ende nae VastenauGa naar voetnoot10 gevoert geworden. Hetwelcke bij de coninclijcke Sweedsche ambassade hooch opgenomen ‘et pro violatione iuris legatorum et concessi caesarei salvi conductus’ gehouden werd,Ga naar voetnoot11 temeer also den voorsseide ambassadeur niet als een gesanter van sijnen coning om met de keysersche te tracteren, maer als een privatus onder de suite en comitat van de Sweedsche legatie sich heeft bevonden,Ga naar voetnoot12 gelijck dan oock des heeren legati Oxenstirns lieden en pas bij het lijck sijn geweest, 'twelck mede weggevoert is geworden. Voor de rest bevinden sich de gedeputeerden van de Hanzesteden mede aldaer,Ga naar voetnoot13 doch maacken
| |
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 2 Febr. 1645.
|
-
voetnoot1
- Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 161. Niet ondertek. De brief is van de hand van Spirings secretaris Pieter Pels.
-
voetnoot3
- De koerier bracht heuglijk nieuws uit Stockholm: de plechtige afsluiting van de rijksdag en de troonsbestijging van koningin Christina van Zweden op 7/17 december 1644.
-
voetnoot4
- Ruiters uit de Deense garnizoenssteden Glückstadt en Krempe trokken over het ijs naar Ribe. Na een derde stormaanval slaagden zij erin om de eenheden van de Zweedse overste Mortaigne uit te schakelen (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 612).
-
voetnoot5
- De Deense overste Steinberger vond de dood in de slag om de vesting van Ribe (Gazette 1645, no. 15, dd. 4 februari 1645).
-
voetnoot6
- De Zweedse kolonel Helmut Wrangel had positie gekozen in het noorden van Jutland, vermoedelijk in de omgeving van Randers, ten zuiden van Ålborg (het gebied van Vendsyssel) (no. 7287).
-
voetnoot7
- Het ontzet van Żmigród (Trachenberg), ten noorden van Breslau (Wrocław), door de Zweedse cavalerist Per Andersson (Linderoth) (Gazette 1645, no. 9, dd. 21 januari 1645).
-
voetnoot8
- Soldaten van het expeditieleger van de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, bijgestaan door de Hessische versterkingen van generaal-majoor Johann Geyso, beletten de in Maagdenburg achtergebleven infanteristen van de keizerlijke bevelhebber Matthias, graaf Gallas, de toegang tot de bruggen over de Elbe. Toen in de eerste week van januari de vorst inviel, verzuimden zij wachtposten te plaatsen langs de oevers van de rivier. In de avond van de 8ste januari waagden de keizerlijken zich op het ijs en weken naar Wittenberg uit (Gazette 1645, no. 15, dd. 4 februari 1645, en Doc. Boh. VII, p. 167 no. 488 en p. 169 no. 495).
-
voetnoot9
- De Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson gaf in Penig (ten noordoosten van Zwickau) de laatste aanwijzingen voor zijn inval in de Boheemse landen (Gazette 1645, no. 17,
dd. 11 februari 1645).
-
voetnoot10
- De Portugese gevolmachtigde dr. Rodrigo Botelho de Moraes was op 15 december 1644 in Osnabrück overleden. Toen de Zweden drie wagens in gereedheid hadden gebracht om het lichaam naar Minden over te brengen, hield de keizerlijke ritmeester Wolff (Wulff) de lijkstoet aan en plaatste kist, koffers en gevolg onder toezicht van de commandant van Fürstenau. De volgende dag, 30 december 1644/9 januari 1645, diende de Zweedse gezantschapssecretaris Mattias Mylonius Biörenklou een klacht in bij de keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane.
-
voetnoot11
- De keizerlijken erkenden het paspoort dat de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna voor zijn lijfwacht Daniel Jansen had uitgeschreven. In een brief aan de Fürstenauer commandant Michael Wilhelm Kobolt von Tambach gelastten zij de vrijlating van het Zweedse gevolg (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 144, p. 149-150 en p. 159, en Diarium Wartenberg I, p. 51 en p. 58).
-
voetnoot12
- De Zweedse gevolmachtigden hadden dr. Rodrigo Botelho de Moraes tot de vredesconferentie toegelaten op voorwaarde dat de afgezant van koning Jan IV zich schikte in de rol van toegevoegd lid
(extraordinarius) van hun delegatie; vgl. nos. 6884 (dl. XV) en 7090.
-
voetnoot13
- Dr. David Gloxinus (Lübeck), Liborius von Line(n) en dr. Gerhard Koch (Bremen) en dr. Johann Christoph Meurer (Hamburg) waren op 12/22 december 1644 in Osnabrück verschenen. Een week later boden zij de keizerlijke en Zweedse gevolmachtigden hun geloofsbrieven aan (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 121, p. 129-132 en p. 150-153; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 448-452).
-
voetnoot14
- De keizerlijken weigerden paspoorten uit te schrijven voor de delegaties van Stralsund en andere aan de Zweedse kroon gelieerde ‘mediatstände’ en bleven bij de conclusie: ‘daß man solche pass ze geben gar nit schuldig und zumaln propter pessimas consequentias rotunde abschlagen solt’ (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 238-240; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 109-113, p. 120-121, p. 129-134, p. 137-139 en p. 142-144).
-
voetnoot15
- Het pakket bevatte het antwoord van de Zweedse regering op het Deense Manifest (no. 7257). Grotius en de Zweedse koninklijke commissaris Marc Duncan de Cerisantes kregen waarschijnlijk de Duitse versie onder ogen: ‘Wiederlegung und Wolgegründete Antwort, auff das Dänische Manifest ... Auß dem Schwedischen in das Teutsche transferiret. Gedruckt zu Stockholm durch Henrich Keyser, Königl. Buchdrucker, anno 1644’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5197, en Stadtbibliothek Frankfurt am Main, Flugschriftensammlung ‘Discursus politici’, Frankfort 1930, p. 230).
|