In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 17 Sept. 1644 uyt Paris.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 38d. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7048. Copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 20/30 september 1644).
-
voetnoot2
- Koningin Anna van Oostenrijk had haar hof verplaatst naar Fontainebleau (Gazette 1644, no. 110, dd. 10 september 1644).
-
voetnoot3
- Op 25 augustus, bij het aantreden voor de kerk waar een plechtige mis werd gecelebreerd ter nagedachtenis van de heilige koning Lodewijk IX van Frankrijk, nam de kapitein van de garde van de koningin aanstoot aan de ‘baton’ van de gardekapitein van ‘Monsieur’. De hertog van Orléans beriep zich op zijn waardigheid van ‘lieutenant général du Royaume’ en verbood zijn gardekapitein in het geschil toe te geven. Met tact en geduld bracht kardinaal Jules Mazarin weer enige rust in het hertogelijk paleis ‘le Luxembourg’ (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 211-212).
-
voetnoot4
- ‘den tiende’: Grotius heeft boven deze datum ‘zesten’ geschreven.
-
voetnoot5
- Een koerier verblijdde de koningin met het nieuws van de intocht van Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, in de vesting Philippsburg op 10 september (Lettres de Turenne, p. 406, en Gazette 1644, no. 114, dd. 17 september 1644, en no. 115, 'La prise de Philipsbourg, par l'armée du roy, commandée par le duc d'Enguien, avec les articles de sa capitulation, dd.
20 september 1644).
-
voetnoot6
- De rijksstad Spiers had eind augustus haar poorten voor de Franse legers geopend. Zodra de Frans-Weimarsen van maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, voor de muren van Worms verschenen (12 september), bedacht het stadsbestuur zich geen moment en dreef het Lotharingse garnizoen de stad uit (Lettres de Turenne, p. 407, en Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 29-31).
-
voetnoot8
- De Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth hielden stand aan de Neckar (Tübingen, Lauffen, Bad Cannstatt (Stuttgart), Heilbronn, Heidelberg).
-
voetnoot9
- Op weg naar Mainz plaatsten de Frans-Weimarsen een garnizoen in Oppenheim (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 383 en Lettres de Turenne, p. 407).
-
voetnoot10
- In een schrijven aan de keizer, dd. 26 september 1644, schilderde hertog Maximiliaan I van Beieren de wanhopige positie waarin zijn legeraanvoerders zich bevonden (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 621-630).
-
voetnoot11
- De Mainzer aartsbisschop Anselm Kasimir Wambold von Umstadt was op de vlucht geslagen. Op 17 september stelde het Mainzer domkapittel de stad onder de bescherming van de hertog van Enghien (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 383-387, en Lettres de Turenne, p. 407).
-
voetnoot12
- De Spaanse gouverneur Bernardino, graaf van Rebolledo, hield in Frankenthal een garnizoen van 7 à 800 soldaten bijeen; vgl. Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 382.
-
voetnoot13
- Landgraaf Georg II van Hessen-Darmstadt had het gevaar van een Franse opmars langs de Rijn al in een vroeg stadium onderkend (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 374; NDB VI, p. 217, en Urk. u. Act. I, p.857-858).
-
voetnoot14
- Een Frans cavaleriecorps onder bevel van de ‘Weimarse’ generaal-majoor Georg Christoph von Taupadell (Taubadel) was over Pforzheim, Ettlingen, Durlach (ten zuiden van Karlsruhe) naar Bretten opgerukt. De Zwabisch-Beierse ruiters van Johan van Werth gingen niet tot een tegenactie over (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 148-149).
-
voetnoot15
- Verscheidene Frans-Weimarse officieren die tijdens de slag bij Tuttlingen (24-25 november 1643) in Beierse krijgsgevangenschap waren geraakt, wachtten nog steeds op hun vrijlating. Met het oog op een eventuele uitwisseling bracht hertog Maximiliaan I hen bijeen in Ingolstadt (Episodes Guébriant, p. 399-400, en Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 397).
-
voetnoot16
- Johann Ludwig von Erlach, ‘Weimars’ gouverneur van Breisach, hield op last van de hertog van Enghien de wegen naar Freiburg im Breisgau in het oog. Op 4 september overvielen zijn manschappen een Zwabisch-Beiers convooi (Gazette 1644, no. 118, dd. 24 september 1644).
-
voetnoot17
- In Frankfort heerste grote paniek. Desondanks bleven de keizerlijke commissarissen, graaf Ernst von Öttingen-Wallerstein en dr. Johann Christoph Metzger, onverschrokken ijveren voor de voortzetting van de ‘Deputationstag’ (Urk. u. Act. I, p. 859-860).
-
voetnoot18
- De keizer, hertog Maximiliaan I van Beieren en de keurvorst-aartsbisschop van Keulen hadden steeds gepleit voor het onbeantwoord terugsturen van de uitnodiging die de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien op 6 april 1644 naar de Duitse vorsten en standen hadden laten uitgaan. De leden van de ‘Fürstenrat’ waren daarentegen de mening toegedaan dat de ‘Deputationstag’ niet bevoegd was tot een beslissing zonder consultatie van hun lastgevers (R. von Kietzell, ‘Der Frankfurter Deputationstag von 1642-1645’ in Nassauische Annalen 83(1972), p. 116-117, en Urk. u. Act. I, p. 854).
-
voetnoot19
- In een ‘extraordinaire du IX septembre 1644’ had de Gazette 1644, no. 108, verslag uitgebracht van de geslaagde aanval van het leger van de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, op de haven (el muelle) van Tarragona. De strijd om het bezit van de stad was nog lang niet beslist (Gazette 1644, no. 114, dd. 17 september 1644, en Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 261).
-
voetnoot20
- Tijdens de belegering van Santhià werd prins Tommaso Francesco van Savoye opgeschrikt door berichten over een Spaanse aanslag op het kasteel van Asti (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 108-109, en Gazette 1644, no. 114, dd. 17 september 1644).
-
voetnoot21
- De Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo wachtte in Brussel op toestemming voor zijn terugreis naar Spanje (Briefw. C. Huygens IV, p. 72, p. 80-81 en p. 86-87).
-
voetnoot22
- César de Bourbon, hertog van Vendôme, had dit voorjaar zijn toevlucht gezocht in Genève. Achtervolgd door de Franse ambassadeur Jacques Le Fèvre de Caumartin keek hij uit naar een betere wijkplaats. In oktober trok hij over de passen van Graubünden naar Venetië (Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 29-30).
-
voetnoot23
- De keizerlijke ambassadeur Federico, hertog van Savelli, had de gemoederen in Rome gekalmeerd. Op 9 augustus kon het conclave een aanvang nemen (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 15-22).
-
voetnoot24
- Kardinaal Vincenzo Maculano di Fiorenzuola († 1667) van de orde der Dominicanen had gerekend op de steun van zijn Italiaanse collega's; zie nos. 6999 en 7039.
-
voetnoot25
- In Parijs was men niet gelukkig met het verloop van het conclave; vgl. Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 216-217. De ‘Barberini’ verenigden zich tenslotte met de Italiaanse en Spaanse kardinalen. Op 15 september viel de keuze op kardinaal Giambattista Pamfili (1574-1655). De nieuwe paus nam de naam van Innocentius X aan.
-
voetnoot26
- Melchior Mitte de Chevrière-Miolans (ca. 1536-1649), markies van Saint-Chamond (Chaumond), Frans ambassadeur te Rome, viel niet ten prooi aan de malaria. Eind december stelde kardinaal Jules Mazarin hem verantwoordelijk voor het gezichtsverlies dat de Fransen op het conclave hadden geleden: hij werd teruggeroepen (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 39; Mémoires de Fontenay-Mareuil II, p.
310-318, en Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 151).
-
voetnoot27
- Koningin Henriëtte Maria van Engeland bleef tot het einde van deze maand te Bourbon-Lancy (kuuroord ten oosten van Moulins) (CSP Ven. 1643-1647, p. 134 en p. 139, en Briefw. C. Huygens IV, p. 71 en p. 74-75).
-
voetnoot28
- De terechtgestelde raad kan niet geïdentificeerd worden. Enige beroering verwekte de arrestatie van burggraaf Henry Wilmot, luitenant-generaal van de koninklijke cavalerie. Koning Karel I verdacht hem van een verstandhouding met de parlementsgezinde legeraanvoerder Robert Devereux, graaf van Essex, en liet hem insluiten in Exeter (CSP Ven. 1643-1647, p. 133).
-
voetnoot29
- De discussie over de vredesvoorstellen van het Parlement. Bovenaan de lijst van personen die niet in het generaal pardon begrepen mochten worden (art. XIV), stonden de namen van de prinsen Rupert (Robert) en Moritz (Maurits) van de Palts; vgl. no. 7039.
-
voetnoot30
- De koninklijke ruiters van prins Rupert (Robert) van de Palts moesten op 26 augustus/5 september bij Malpas (ten zuiden van Chester) wijken voor de troepen van sir William Brereton (CSP Ven. 1643-1647, p. 133 en p. 135).
-
voetnoot31
- In juli 1644 had Murrough O'Brien, graaf van Inchiquin, zich tegen de katholieke ‘confederation of Kilkenny’ gekeerd
(A new history of Ireland III, p. 308-309).
-
voetnoot32
- Prins Karl Ludwig van de Palts had op de 10de september het appartement betrokken dat het Parlement voor hem in het paleis van Whitehall in gereedheid had gebracht (CSP Ven. 1643-1647, p. 130-143).
-
voetnoot33
- Het Spaanse garnizoen van Santhià knoopte op de 6de september onderhandelingen aan over de overdracht van de stad aan het Frans-Savoyaardse leger van prins Tommaso Francesco van Savoye (Gazette 1644, no. 116, dd. 17 september 1644, ‘La prise de la ville de Sant Ya en Piémont’, en Lettres Mazarin II, p. 76).
-
voetnoot34
- Het Schotse expeditieleger van Alexander Leslie, graaf van Leven, had de omsingeling van Newcastle verscherpt. De stad capituleerde op 19/29 oktober 1644.
-
voetnoot35
- De koninklijken handhaafden zich in Newark-on-Trent en de burchten Scarborough, Belvoir (ten westen van Grantham) en Pontefract (ten zuidwesten van York) (Gazette 1644, no. 114, dd. 17 september 1644).
-
voetnoot36
- Kardinaal Jules Mazarin had ten tijde van de verovering van Gravelines (Grevelingen) pamfletten laten verspreiden waarin de Zuidnederlanders werden opgeroepen om in opstand te komen tegen het Spaans gezag. De strijdlust van de Franse bevelhebbers Charles II de Lorraine, hertog van Elbeuf, en maarschalk Jean, graaf van Gassion, zal de oorlogsmoede burgerij van Saint-Omer niet onberoerd hebben gelaten; vgl. Briefw. C. Huygens IV, p. 81.
-
voetnoot37
- Maarschalk Charles de La Porte, markies van La Meilleraye, ‘grand maître de l'artillerie’, had in augustus misnoegd het strijdtoneel in Picardië verlaten. De blokkade van het Lotharingse bolwerk La Motte (dep. Haute-Marne) werd pas in het voorjaar van 1645 hervat (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 411).
|