re eo lis illi mota, vere quaesitis quantum intelligo argumentis, mercurialium more. Petit igitur obnixe Costerus cum coniuge, quia se is Petrus Oorschot, magisque eius frater, cognatione vel affinitate propinqua attingit, ut si advocatus eius vel ipse Orschotius Excellentiam tuam accesserit, consilio iuvare velis, quod officium eo gratius Deo fore arbitratur, quia et adolescens ille annis minor est quam ut suus esse possit et matrem habet viduam perhonestam.
Dum sermo mecum seritur, animadvertere visus sum partibus adversis favere Heufdium, mercatorem Parisiensem,Ga naar voetnoot6 qui vel frater - filius tamen potius patruum putabat -, vel patruelisGa naar voetnoot7 foret Heufdii, quem duxisse uxorem scirem filiam consularis Wittii,Ga naar voetnoot8 nunc ad Suecos legati, ex amitina coniugis meae natam.Ga naar voetnoot9 Aliud accessit, quod in Excellentiae tuae aedibus degeret Heufdius ex eadem familia;Ga naar voetnoot10 qui absque dubio faventior esset partibus Christophori Gangeltii. Costerus et uxor sic putabant, non ita grande id esse vinculum quod attineret Heufdios. Nam solum aliquid esse affectus ex eo posse, quod Christoph[or]us Gangelt, quicum Petro Oorschotio negotium est, fratrem habeat mercatori Heufdio famulantem.Ga naar voetnoot11 Quare neque me propter eum Heufdium, qui in tuae est Excellentiae familia, neque propter Heufdium, qui nostram cognatam Corputiam, sive Wittiam, legati BerkiiGa naar voetnoot12 privignam, duxerit uxorem, commendare eo minus oportere. Parui igitur, atque id lubens feci, quia bene volui semper Costero, ut optimo civi, et nunc etiam obstringor, quia - post excessum Verhoevii, Excellentiae tuae civisGa naar voetnoot13 - uxoris meae, ut plurimum
valetudinariae,Ga naar voetnoot14 curam ei committere non dubitavi.
Illustrissimae dominae coniugi et nobilissimae filiae a me, uxore filioque salutem plurimam adscribo. De nobilissimo filio Petro nihil addo, quia vixdum hora est, quod mecum est, ac se ipsum ad parentem velle ait scribere.Ga naar voetnoot15
| |
Adres: Illustrissimo domino Hugoni Grotio, serenissimae reginae et Suecici regni legato ad christianissimum Galliarum regem, Lutetiae Parisiorum.
In dorso schreef Grotius: 5 Iunii [sic] 1644 Vossius.
Opschrift in de copie te Oxford en in de Vossii Epist.: Hug(oni) Grotio.
|
-
voetnoot1
- Hs. Leiden, UB, Pap. 2. Eigenh. oorspr. Concept in Oxford, Bodleian Library, Rawl. letters 84 C, f. 192r. Gedrukt Vossii Epist., p. 475 no. 491. Geciteerd in G.A.C. van der Lem en C.S.M. Rademaker, Inventory of the correspondence of Gerardus Joannes Vossius, p. 319. Beantw. d. no. 6957.
-
voetnoot2
- Dr. Samuel Coster (1579-1665), stadsgeneesheer van Amsterdam, lid van de rederijkerskamer ‘D'Eglentier, in liefd' bloeyende’, oprichter van de ‘Nederduytsche Academie’ (nos. 1776 en 1940 (dl. V); no. 2134 (dl. VI), en M.B. Smits-Veldt, Samuel Coster, ethicus-didacticus, Groningen 1986), was na het overlijden van zijn eerste vrouw Josina Albrechtsdr. van Leuningen († 1624) in de echt getreden met Rebecca van Tweenhuysen (1602-1658) (Elias, De Vroedschap van Amsterdam I, p. 282).
-
voetnoot3
- De jurist Franciscus Vossius (1608-1645) had in Amsterdam emplooi gevonden als repetitor; zie Y.H. Rogge, ‘De reis van Isaac Vossius’, in Oud-Holland 18(1900), p. 4 en p. 7-8, en Rademaker, Life and Work of Gerardus Joannes Vossius, p. 339 en p. 441.
-
voetnoot4
- De uit Alkmaar afkomstige familie van Oorschot legde zich toe op de zijdehandel (Elias, De Vroedschap van Amsterdam II, p. 760 en p. 866).
-
voetnoot5
- De koopman Christoffel van Gangelt ging later een vennootschap aan met de Amsterdammer Jozef Deutz (Een rondgang langs Zweedse archieven, p. 153 en p. 194). Tijdens zijn verblijf in Angoulême had hij Anna, dochter van Hélie Manees, ten huwelijk gevraagd
(Elias, o.c. II, p. 997).
-
voetnoot6
- De houthandelaar Johan Hoeufft (1536-1621) had tijdens de Opstand zijn geboortestad Roermond moeten verlaten. Zijn oudste zoon, de met Grotius bevriende Parijse bankier Johan Hoeufft († 1651), heer van Fontaine-le-Comte en Fontaine-Peureuse, verwierf in 1601 de Franse nationaliteit. Een jongere zoon, Diederik (1571-1634), vestigde zich als koperslager in Dordrecht. De loopbaan van een derde zoon, Christoffel Hoeufft, is moeilijker te traceren (NNBW VII, kol. 597; Schutte, Repertorium I, p. 58, en Nederland's Adelsboek 40(1942), p. 523-537).
-
voetnoot7
- De Dordtse koperslager had drie zonen: Johan, mr. Diederik (infra, n. 8) en Mattheus. Johan Diederiksz. Hoeufft, gehuwd met Isabella Deutz, had in 1638 een handelshuis in Rouaan. Later vestigde hij zich in Utrecht (Elias, o.c. II, p. 633, en NNBW VII, kol. 597).
-
voetnoot8
- Mr. Diederik Hoeufft (1610-1688), kanunnik ten Dom, schepen van Dordrecht sinds 1641, in 1644 bewindhebber van de Westindische Compagnie, was op 1 oktober 1641 in het huwelijk getreden met Maria, dochter van de Dordtse burgemeester Jacob de Witt uit diens huwelijk met Anna van den Corput (1599-1645), dochter van Johan Anthonisz. van den Corput († 1618) en Maria Buysen (Balen, Beschryvinge van Dordrecht, p. 1323-1326).
-
voetnoot9
- Elisabeth (1552-1587), zuster van Anthony van den Corput (1536-1573), huwde in 1578 de van oorsprong Franse theoloog
Franciscus Junius (François du Jon) (1545-1602). Hun dochter Elisabeth (1585-1659) trad in 1607 in het huwelijk met Gerardus Joannes Vossius, sinds 1606 weduwnaar van Elisabeth Hendriksdr. van den Corput (Rademaker, Life and Work of Gerardus Joannes Vossius, p. 440-445).
-
voetnoot10
- De Parijse bankier Johan Hoeufft was geen huisgenoot, maar een vriend des huizes.
-
voetnoot11
- Misschien een relatie van het handelshuis van Johan Diederiksz. Hoeufft.
-
voetnoot12
- Mr. Johan Berck (1565-1627), heer van Godschalckeroord, van 1622-1627 Staats ambassadeur te Venetië (Schutte, Repertorium I, p. 460-461), was in 1621 getrouwd met de weduwe van Johan Anthonisz. van den Corput (supra, n. 8 en 9).
-
voetnoot13
- ‘Robertus van der Houve Delphico-Batavus’ was op 20 juni 1606 in Padua gepromoveerd (Poelhekke, Nederlandse leden van de Inclyta Natio Germanica Artistarum te Padua, p. 308).
-
voetnoot14
- Elisabeth Junius leed onder de afwezigheid van haar zoon Isaac. Haar vertrouwde arts Robbert van der Hoeven (Van der Houve; Verhoeven) was in 1641 overleden (Brandt-Cattenb., Leven I, p. 230, en F.F. Blok, Caspar Barlaeus, p. 56 en p. 124).
-
voetnoot15
- De brief van Pieter de Groot is niet overgeleverd. Zie voor de aanleiding van zijn reis naar Amsterdam, no. 6977.
-
voetnoot16
- Isaac Vossius had op 7 juni 1644 aan de universiteit van Orléans een graad in de rechten behaald (Orléans, Arch. Dép. du Loiret, D 219). Zijn vader had hem in een schrijven van 20 juni gelukgewenst met deze promotie (Amsterdam, UB, coll. RK, J 88j). Een brief van maandag 11 juli ontbreekt, maar op 19 juli hervatte Gerardus Joannes zijn correspondentie; vgl. G.A.C. van der Lem en C.S.M. Rademaker, Inventory of the correspondence of Gerardus Joannes Vossius, p. 319-320.
-
voetnoot17
- De kanunnik Claudius (Domenicus) Roncalius was door koning Wladislas IV van Polen uitverkoren voor een diplomatieke missie naar Frankrijk. Op de heenreis (najaar 1643) had hij zich in de Republiek uitvoerig laten voorlichten over het lot van de katholieken (Romeinsche bronnen I, p. 730-731). Bij aankomst in Parijs bleef de Poolse diplomaat verstoken van een uitnodiging voor een ‘eerste visite’ aan de Zweedse ambassadeur; zie no. 6576 (dl. XIV).
-
voetnoot18
- Het hs. Leiden geeft: ‘inter Sueonas et Polonus’.
-
voetnoot19
- Guillielmo Bartolotti (1602-1658), koopman op de Herengracht te Amsterdam (Elias, De Vroedschap van Amsterdam I, p. 388).
-
voetnoot20
- Vossius' woonhuis stond op de Oudezijds Achterburgwal, niet ver van de collegezalen van het Amsterdamse Athenaeum
Illustre.
|