Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15

[p. 514]

6923. 1644 juni 21. Van C. Marin.¹

Monsieur,

Celle-cy n'est que pour vous donner advis de mon despart d'icy ce jourd'huy pour faire mon voyage en Suede et y cercher le remede de mes difficultés, dont je ne puis obtenir aucun soulagement. Je me fermeray quelque peu de jours aux bains de Valeis et de là passera par après par Lyon vers Paris² pour vous y rendre mes devoirs et recevoir l'honneur de vos commandemens. Cependant mon beau-frere Lactantio Paravicino di Capelli³ ou mon homme que je laisse icy, Samuel Albino,⁴ qui a des lettres, vous entretiendra de ce peu qui se passera, vous suppliant de vouloir aggreer sa correspondance et en faire part tant en Suede qu'à Osnabruc⁵ de ce peu d'advis qu'il vous envoyera. Vous addresseray, s'il vous plait, vos responces par la mesme voye que par le passé, en me croyant toute ma vie, monsieur,

vostre serviteur tres humble et autant obligé,
Charles de Marin m.p.

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 9, 336. Eigenh. oorspr.

2 De Zweedse resident in Zürich aanvaardde op deze dag zijn reeds lang voorgenomen reis naar Zweden. Na een korte kuur in Leukerbad (kanton Wallis) wilde hij de postkoets van Lyon naar Parijs nemen.

3 De zorg voor zijn correspondentschap liet hij over aan de broer van zijn echtgenote Alessandra Paravicini Capelli; zie no. 6912.

4 Misschien was de werkelijke naam van de secretaris wel Samuel Wyss of Weiss; vgl. Historisch-Biographisches Lexikon der Schweiz VII, p. 463. Vermoedelijk niet identiek met de in 1629 aan de universiteit van Leiden geïmmatriculeerde theologiestudent Samuel Albinus Wageninganus (Album studiosorum acad. Lugd.-Bat. I, kol. 222).

5 Grotius droeg zorg voor de verzending van de brieven van Carl Marin aan de rijkskanselier en de Zweedse gevolmachtigden te Osnabrück; vgl. Stockholm, RA, E 657 en E 969.

De Zurig, ce XI de Juin 1644.

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 5 Iulii.

En in dorso: 11 Iunii 1644 Marin.