Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15

6900. 1644 juni 9. Van C. Marin.¹

Monsieur,

J'espere que Dieu accomplira vos souhaits, qu'il vous plait reiterer par vos dernieres du 24 de ce mois, pour la prosperité de mon voyage que j'ay resolu de faire s'il plait à Dieu après la Pentecoste,² et des raisons qui m'y forcent [je] confereray avec vous de bouche, n'y ayant point d'autre remede pour mettre en bon ordre mes affaires qu'en venant en Suede, et ma goutte m'en empecheroit si je ne le faisois ceste année-cy.

Le duc de Bouillon, accompagné avec 300 chevaux espagnols à Genes,³ de là est allé à Rome, où l'on commence à doubter de la paix, tant à cause de la venue dudit duc à Rome que pour ne vouloir point les Barbarins demolir le fort de Magnavaca.⁴

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 9, 334. Eigenh. oorspr. Antw. op een ontbrekende brief van 24 mei 1644.

2 Pinksteren viel op 9 juni (oude stijl). De Zweedse resident in Zürich aanvaardde op 21 juni zijn reis naar Zweden; vgl. no. 6923.

3 Frédéric-Maurice de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon, had zich beschikbaar gesteld voor een hoge aanstelling in het leger van paus Urbanus VIII (21 februari 1644). Bij aankomst in Genua (10 mei) bood de paus hem een galei aan. Op 17 juni bereikte hij de Eeuwige Stad (Congar, Sedan et le pays sedanais, p. 336 en p. 343).

4 De republiek Venetië beklaagde zich bij de Italiaanse vredesbemiddelaar kardinaal Alessandro Bichi over de weigering van de paus en de kardinalen Barberini om de forten bij Comácchio in de delta van de Po af te breken. Tenslotte werd overeenstem-

[p. 468]

⁴ Le prince

4 ming bereikt over het slechten van het fort van ‘Magnavacca’ (Gazette 1644, nos. 68 en 72, dd 18 en 25 juni 1644).

[p. 468]

Thomas ne fait encor rien,⁵ monstrant par là qu'il n'est pas en estat de faire du mal à l'Espagnol, qui cependant se remet en estat de soustenir son effort.

Il y a advis icy de la surprise de deux regimens bavarois par le colonel Rosa⁶ à Neustat,⁷ qu'on dit estre tout à fait taillés en pieces ou pris, mais ce qui se traitte avec le gouverneur de Hohetvil touchant la restitution de la place entre les mains du duc de Virtemberg,⁸ auquel on promet en ce cas la restitution entiere de ce qu'on luy detient, est de fort gran[d] prejudice au bon party. C'est un malheur qu'on se fie tant aux paroles des Austrichiens sans vouloir cercher sa seureté dans les traittés generaux,⁹ craignant pourtant que le mauvais procedé dont se servent les estats oppressés en Allemagne ne donne suject à deux couronnes de songer à leurs affaires en postposant ceux d'autruy pour finir une fois ceste guerre, qui a ruiné tant tout le monde, à leur advantage.

Les affaires de Rakozy vont mal¹⁰ et on me mande qu'il demande paix de l'empereur,¹¹ se croyant abbandonné de nous. On tient aussy l'alliance de Denemarc avec l'empereur pour conclue¹² et partant l'interposition de France rendue inutile,¹³ car on me mande que ce roy-là s'est obligé de ne donner point de lieu à aucune concorde tant que les Suedois ne quitteront ce qu'i[ls] tiennent en Allemagne. Mais il devroit songer plustost à recouvrer le sien devant que ce qui touche les autres, n'estant pas en estat de faire ny l'un ny l'autre.

Je demeure, monsieur,

vostre serviteur tres humble,
C. Marin m.p.

5 Deze maand bracht prins Tommaso Francesco van Savoye het Frans-Savoyaardse leger bijeen in het stroomgebied van de Tanaro (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 106).

6 In de eerste dagen van de campagne van het Frans-Weimarse leger stootte de ‘Weimarse’ cavalerist Rheinhold von Rosen bij Donaueschingen (Hüfingen) op Zwabisch-Beierse ruiters. Op 4 juni bracht hij hen een verpletterende slag toe (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 8).

7 Neustadt, ten westen van Donaueschingen en Hüfingen.

8 Na de val van het Frans-Weimarse steunpunt Ueberlingen kwam de vesting Hohentwiel onder Zwabisch-Beierse druk te staan. De vestingcommandant Konrad Widerholdt trachtte het gevaar te keren door onderhandelingen aan te knopen. Een van zijn voorwaarden betrof het herstel van hertog Eberhard III (1614-1674) van Württemberg in zijn landen (Lettres Mazarin I, p. 725 en p. 781-782, en Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 32-33).

9 Carl Marin klaagt over de trage voortgang van de vredesconferenties in Munster en Osnabrück. Hij hoopte op een Frans-Zweeds initiatief om de vertragingstactieken van de Habsburgers te doorbreken.

10 De keizerlijken hadden het offensief van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi tot stilstand gebracht. Alleen in de omgeving van de ‘Bergstädte’ (mijnbouwsteden) Kośice (Kaschau) en Preśov (Eperies) werd nog hevig gevochten.

11 Teleurgesteld over de geringe bijdrage van de Zweden aan het verbond dat hij op 16 november 1643 met de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson had gesloten, zocht György I Rákóczi toenadering tot Wenen. In mei 1644 begonnen de Fransen oog te krijgen voor de problemen van de vorst: ‘Nous avons bien advis qu'il a envoyé un gentilhomme à Vienne et qu'on le recherche d'accommodement, mais non pas qu'il soit encore bien advancé’; zie Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 181-192.

12 De keizer had steun aan koning Christiaan IV beloofd op voorwaarde dat deze niet onderhands vrede met de Zweden zou sluiten. In stilte hoopte het Weense hof nog steeds op een bondgenootschap (Doc. Boh. VII, p. 93-94, nos. 238-240).

13 De vredesmissie van Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, ordinaris Frans ambassadeur in de Republiek, naar de hoven van koning Christiaan IV en koningin Christina van Zweden.

De Zurig, ce 30 de May 1644.

[p. 469]

Vous fairay bien de reccommander le gouverneur de Benfeld, car on le menace des qua[r]tiers que les François voudroyent prendre en son territoire.¹⁴

14 Friedrich Moser von Filseck, militair gouverneur van de Zweedse enclave Benfeld, weigerde zich neer te leggen bij de inkwartiering van Frans-Weimarse troepen in de Elzas. Zijn klacht hadden de Zweedse gevolmachtigden in Osnabrück reeds voorgelegd aan hun Franse collega's (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 224, p. 227 en p. 235).

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 23 de Juin 1644.

En in dorso: 30 May 1644 Marin.