Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15

6683. 1644 januari 31. Van G. Keller.¹

Hochedeler, gestrenger herr ambassadeur, hochgenaigter herr vndt patron,

In guther hoffnung, es werden meine bissherige schreiben alle richtig vbergelangt sein, berichte ich dieses mahl allein, dass die zu Münster vorhandene Frantzösische mi-

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 89. Eigenh. oorspr. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius te Osnabrück.

[p. 88]

nistri vnter dato 19/29. dieses anhero geschrieben,² dass ihre gesandten vor gewiss auss dem Haag vffgebrochen seyen, vndt diese woche ohnfehlbar nach Münster kommen würden. Wann das erfolgt, so wirdt hoffentlich der herr ambassadeur Oxenstirn wenig zeit mehr zu Minden verharren, sondern mit dem ehisten sich auch anhero begeben.³ Vndt weiln bissher die churfürstl. gesandten ihr absehen allein vff das aussbleiben der Franzosen gehabt, so ist zu hoffen, sie nun, gethanem erbiethen nach, keinen verzug mehr machen, sondern ebenfalls herbey eylen, vndt alsso allerseits interessenten dem werck einen anfang geben werden.⁴

Vorgestern haben die Dänische gesandten alhier⁵ schreiben bekommen von ihrem könig, deren gewisser innhallt aber noch nicht zu penetriren; theils sagen, sie haben ordre vff zu brechen, vndt nach haus zu gehen bekommen, andern halten das contrarium, dass nemblich der könig befohlen, nicht zu moviren, sondern einen weeg alss den andern zu verharren, vndt das werck treiben zu helffen. Das newe vnwesen belangend, hoffeten I[hre] M[ajestä]t solches bald gestillet sein sollte, etc. Welches Gott gebe! Ob aber dieses oder jenes aigentlich in den schreiben enthalten, lässt sich noch nicht wissen, wirdt vermuthlich aber nicht lang verborgen bleiben.

Mann sagt noch starck von zusammenziehung der keysserl. bey Pehnen, vndt hällt mann noch darvor, dass sie bey diesem herten wetter die Hessischen in Ost Friesslandt besuchen werden. Der general Velen ist zu Meppen.⁶ Der herr gen[eral] maior Gustav Otto Steinbock succedirt dem seel[igen] herrn gen[eral] maior Zabeltitz am gouvernament von Westphalen.⁷

Wass weiters hiernechst vorfält, soll vnberichtet nicht bleiben. Ich bin vnter dessen vndt bleibe allzeit,

Ew. Excell. gehorsambster diener,
G. Keller m.pa.

2 Het betreft hier een schrijven van de Franse resident in Munster, Melchior de Harod de Senevas, markies van Saint-Romain, aan zijn collega Claude de Salles, baron van Rorté, te Osnabrück, dd. 19/29 januari 1644 (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 147-148 en p. 159-160).

3 De Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna zou zijn verblijf in Minden afbreken zodra er bericht kwam van de aankomst van de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien in Munster. Hij maakte zich in de laatste dagen van maart reisvaardig.

4 De vertegenwoordigers van de keurvorsten verschenen een jaar later op de vredesconferenties (Acta pacis Westphalicae; Die Beratungen der Kurfürstlichen Kurie I, p. LXV-LXVI).

5 Kanselier Just Høg, het hoofd van de Deense delegatie, had Osnabrück op 9 januari verlaten. Zijn collega's Gregers Krabbe en Christopher von der Lippe gehoorzaamden op 30 januari/9 februari 1644 aan een bevel van koning Christiaan IV (Frederiksborg, 26 december/5 januari) om onverwijld naar Stade af te reizen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 161-162, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 259-273).

6 Peine, ten noordoosten van Hildesheim, en Meppen op de route naar Emden. In deze plaatsen kon het keizerlijk-Westfaalse leger van Alexander (1599-1675), graaf van Velen en Megen, de bewegingen volgen van de Zweedse en Hessische legers in Westfalen, Oostfriesland en het aartsbisdom Bremen. Zie voor de militaire carrière van de graaf, Westfälische Lebensbilder VI, p. 1-13.

7 Generaal-majoor Gustav Otto Stenbock (Steenbock) nam het commando over van Friedrich von Zabeltitz, generaal-majoor in Zweedse dienst en stadscommandant van Minden (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 357-360, p. 364 en p. 396, en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 169).

Ossnabrück, den 21. Ian[uarii] 1644.

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 24 Febr.