Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14

[p. 646]

6501. 1643 [oktober 27]. Aan C. Marin.¹

[Monsieur,]

Je vous ay escrit il y a huict jours² la constitution des affaires d'icy et d'ailleurs. Depuis j'ay receu la vostre du 27 de Septembre, de laquelle je vous remercie, et ai donné l'adresse à celle qui estoit pour la Suede.³

Nous attendons le succes de l'armée du roy⁴ qui est en Allemaigne et a passé, comme on dict, le Rhin. On croit que monsieur de Guebrian a à present douze mille hommes. Monsieur d'Avaux et monsieur Servien sont en chemin, mais tarderont quelque temps en Hollande pour s'estraindre avecq ces messieurs-là. On espere avoir icy en peu de temps trois mareschaux de France reformés, le [fils du] duc de La Force,⁵ le viscomte de Turaine et Gassion, et un lutherien, qui est le comte de Ransou.⁶ La sedition continue en Rouargue et aux pays voisins. La reine se porte mieux. Le duc d'Orleans et le prince de Condé sont ici et travaillent pour avoir des grands gouvernements.⁷

Les Escossois sont arrivés au secours du parlement d'Angleterre. Jusqu'à six mille seront suivis de quatorze mille, et pour l'asseurance de leur payement ont la ville de Barwyc, qui est frontiere, en ostage.⁸ Neantmoins le comte d'Harcourt ne desespere pas d'un accommodement, croyant que le roy d'Angleterre apprehendra ce secours venu aux parlamentaires et le parlement la cessation du traffic et la difficulté de trouver de l'argent.

Je prie Dieu qu'il donne la paix là et ailleurs, et demeure, monsieur,

le vostre.

1 Kladafschrift in copieboek Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 4, p. 235. Antw. op een ontbrekende brief van 27 september/7 oktober 1643.

2 Grotius' brief aan Marin dd. 20 oktober 1643 (no. 6487).

3 Vermoedelijk een schrijven aan rijkskanselier Axel Oxenstierna; vgl. Stockholm, RA, Oxenst. Saml. E 657.

4 Onderstaande berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 24 [27] oktober 1643.

5 Luitenant-generaal Armand de Caumont (ca. 1580-1675), markies van La Force, stond in het voorjaar van 1643 op de nominatie voor het verkrijgen van de waardigheid van ‘maréchal de France’ (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 501-502). Hij ontving de maarschalksstaf evenwel na de dood van zijn vader, maarschalk Jacques Nompar de Caumont, hertog van La Force († 1652) (NBG XXVIII, kol. 796-797).

6 Luitenant-generaal Josias Rantzau, heer te Bothkamp, was op 26 mei 1642 bij Honnecourt door de Spanjaarden gevangen genomen. Een jaar later keerde hij weer in actieve Franse krijgsdienst terug. Op verzoek van kardinaal Jules Mazarin en de hertog van Enghien werd hem het bevel opgedragen over het leger dat de Frans-Weimarsen van maarschalk Guébriant uit hun benarde positie in de Elzas moest redden. De waardigheid van ‘maréchal de France’ verdiende hij pas na geslaagde expedities in Vlaanderen en Picardië (30 juni 1645) (Episodes Guébriant, p. 371-374).

7 De een begeerde het gouvernement van Champagne, de ander dat van de Languedoc; zie no. 6505.

8 Begin oktober had het Parlement de Schotten toestemming gegeven om in afwachting van de betaling van de overeengekomen maandelijkse subsidie een garnizoen in Berwick upon Tweed te leggen (CSP Ven. 1643-1647, p. 28).

3 Novembre [sic] 1643.

Bovenaan de copie staat: A monsieur Marini.