Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14
(1993)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6052. 1643 januari 24. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, In de zaecke van de heer CromomGa naar voetnoot2 zal ick garen doen al wat mogelijck sal zijn. Ick wilde wel dat mijne papieren die van Rotterdam eertijds zijn gehaelt, mij wierden gerestitueert; zij connen mij nut zijn ende niemant heeft daerop te pretenderen nae de sententie van het Hoff.Ga naar voetnoot3 Van de visiten van de Hollanders zal ick voortaen garen geëxcuseert zijn, alzoo ick zie dat zij al ‘velut ex compacto’ mij weigeren de titulen die de graven ende baronen van Swede ende de zoonen van de regenten mij geven.Ga naar voetnoot4 ‘Habeo dignitatem iure depositi diligenter servandam’, bijzonder alzoo ick weet dat men mij ‘per gradus quosdam’ van de ambassade heeft willen afwerpen tot een residentschap. Zoo iet te bestellen is, 'tzelve can geschieden over Rouaen. UEd. zal gezien hebben de consultatie hier genomen bij joncker van Naeldwijck:Ga naar voetnoot5 niet één artyckel is nae zijn zin beantwoord. Daerentusschen zal men daeruit stoffe hebben om het advertissement te amplificeren ‘occurrendo omnibus obiectionibus’. 24 Ianuarii 1643. | |
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hogen Raede in Hollant, in Den Hage. Port. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 24 Ianuarii 1643 uyt Paris. |
|