Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13
(1990)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5962. 1642 november 22. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Soowel de deugden van den coning van Engelant als de consequentie voor alle coningen doet mij wenschen voor sijne Majesteit, die ick houde dat in zaecken van staet ende religie zeer oprechte intentiën heeft. Ondertusschen geeft mij wonder, waer de coninginne 't gelt ofte credyt haelt om te doen dat zij doet. Ick heb gezien het antwoord bij de heeren Staten-Generael aen Stricklant gegeven,Ga naar voetnoot2 maer niet de bedencking van Hollant daerop. Wat Hollant ende Zeelant met den anderen zullen besluiten, zullen wij oock mettertijd verstaen.Ga naar voetnoot3 't Publiceren van den brief van mijnheer den prins van Orangie aen mij heeft mij hier veel goeds gedaen,Ga naar voetnoot4 gelijck uE. zal connen zien uit hetgunt den coninck gedaen heeft voor mijn jongste zoon.Ga naar voetnoot5 Veel zulcker dingen hebben haere redenen, die goede vrunden bij haerzelve moeten bedencken. 22 November 1642 à Paris. | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 22 Nov. 1642 uyt Paris. |
|