Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13
(1990)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5955. 1642 november 15. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Doen ick in Hollant waer, heb ick claerlijck gespeurt dat veele met mij deden als Martialis zegt: utile quod nobis, do tibi consilium.Ga naar voetnoot2
| |
Ick hoope door Godes hulpe beter raed bij mijzelve te vinden ende wel te doen. In uwe Ed. questie met de heer SpierinckGa naar voetnoot3 heb ick gedaen dat redelijck was, ende had uwe Ed. wat meer courage gehad, 't en zoude aen mij niet ontbroocken hebben. Gelijck andere mijne brieven met goede intentie aen andere hebben gecommuniceert, zoo doe ick mede. Tusschen Hollant ende Zeelant waer wel wat goeds te doen, inzonderheit om de gedeputeerde van de generaliteit nutter te maecken tot het gemeene beste.Ga naar voetnoot4 Maer ick en meene niet dat het zal succederen, considererende 't interest van de machtigen ende de zwackheit van de anderen, die zeer tastbaer is. Evenwel is mij lief dat d'heer Beaumont, die Hollant ende Zeelant wel kent,Ga naar voetnoot5 daerin werdt gebruickt. 't Schijnt dat des conings partij in Engelant door de macht van het parlement te landt ende te water ende door correspondentie met Schotlant, die vaster ende vaster werdt geknocht door den kerkelijcken bant, geschapen is terugge te gaen tenzij God extraordinairelijck daerinne voorzie, gelijck ick hoope. Men meent de intentie van de coninginne van Engelant is geweest volck, canon, wapenen ende buspoeder te Newcastel aen te zetten ende voorts te gaen nae Vrancrijck, alwaer haere Majesteit wel goed onthael,Ga naar voetnoot6 maer weinigh hulp heeft te verwachten, niet dat men niet en verstaet de quade consequentie voor alle coningen, maer dat men hier progressen verhoopt te doen die bij 't hoff van Engelant, zoo het voor dezen was, niet en zouden geapprobeert geweest zijn. Den ambassadeur van Vrancrijck die in Hollant is geweest, comt hier om instructie tot veele zaecken, meest op de continuatie van de alliantie ende het oorlogh.Ga naar voetnoot7 Men druckt hier boecken van 't recht van den coning op Lorraine, gehaelt uit de tijden van Charlemagne.Ga naar voetnoot8 15 November 1642. | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 14 [sic ] Nov. 1642 uyt Paris. Utile quod nobis, do tibi consilium.Ga naar voetnoot9 |
|