Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5067. 1641 februari 18. Van P. Spiring Silvercrona.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Den 16 deses is mij wederom wel geworden u Ex.en seer waerde ende hoochaengenaeme missive van den 9 selviges,Ga naar voetnoot2 bedanckende u Ex.en ten alderhoogsten voor continuerende goede comunicatie. Daerentegens verneemt men hier noch sonderlinge niet, maer als het saison van het voorjaer wat naeder sal zijn gecomen, mocht men wel yet meers hooren. Voor 8 daegen heb u Ex.en ick berecht gedaenGa naar voetnoot3 van de volcomene ratificatie van de tractaeten tuschen de croone Sweden ende desen staedt gemaect, die mij noch niet, volgens mijne meeninge voor 8 daegen gemelt, overgelevert is. De saecken in Duytsland naer mijne intentie schijnen niet qualijcken te gaen. Wat sonderlijcken dat uytblijven der derde post van RegenspurchGa naar voetnoot4 is beduydende, sal, verhoope ick, den tijt met goede tijdinge openbaren. Hiermede naer vrundlijcker salutatie ende u Ex.en met desselfs famille godelijcker protectie bevolen hebbende verblijve ick, u Excell.en dienstbereytvaerdigen. | |
Haagh, den 18 Feb. 1641. | |
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 28 Febr. En in dorso: 18 Febr. 1641 Spierinck. |