Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4947. 1640 november 26. Van P. Spiring SilvercronaGa naar voetnoot1.Mijnheer, Mij is wederom wel geworden u Excell.tz hoochaengenaemen van den 17 desesGa naar voetnoot2; bedancke u Excell.tz ten hoogsten voor de goede comuniceeringe. Daerentegens is van hier tegenwoordich gants niets schrijvenswaerdich ende, alsoo de provintie van Hollandt noch niet is vergaedert geweest, soo is oock d'alliantie van de heeren ambassadeursGa naar voetnoot3 tuschen de croone Sweede ende desen staedt noch niet geopent. Mons.r De la TulleryeGa naar voetnoot4 meene ick oock niet, dat hij noch veel uytgerecht sal hebben, alsoo sijn Hooch.t mijnheere den prince van Oragniën in d'andere weecke nae d'Ommelanden is gereyst - alwaer tot het gouvernement van deselve landen gehuldiget werden sal - sonder denwelcken mons.r De la Tullerye niets verrechten sal connen. Wat wij uyt Duytsland hebben sal u Excell.tz uyt de bijgaende copyGa naar voetnoot5 gelieven te verneemen. Eyndende ben u Excell.tz nevens desselve famille in de genaedige protectie trouwlijcken bevelende ende verblijve naer mijner gedienstige gebiednisse, u Excell.tz dienstbereytwilligen. | |
Haagh, den 26 9bris 1640. | |
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 6 Dec. |
|