Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4915. 1640 november 8. Van P. PelsGa naar voetnoot1.Mijnheer, Aen u Ex.cie was over 8 daegen mijnen lestenGa naar voetnoot2, daernaer ontfange u Ex.cie aengenaeme van 6 octoberGa naar voetnoot3, bedancke vor de communicacie. Hier is wat extraord.re op handen geweest. De troupen, die uyt Polen in Preuyssen verwacht worden, verdwijnen; het hart valt in de schoenen ende schijnt aen haere desseings dispereren. Den adell van Preuyssen waeren all geresolveert tegens sulcken inquartiring hun per force te opposeeren. AernemGa naar voetnoot4 is weder hier, konnen die aenslagen niet recht formeren, sij vallen te lang op eene karre en te kort op eenen wagen. Den gemeynen roep gaet tegens den wintter over ijs yet attenteren sullen. Watter passeert, sall u Ex.cie adviseren. Voorder, mijnheer, en kan ick niet onderlaeten u Ex.cie uyt grondt van mijn gemoet mijn hart te openbaeren over de gedachten die ick hebbe van mijnen sohnGa naar voetnoot5, die hem in hoogster waerheyt niet genough en kan roemen van de groote eere, lieffde en vriendschap, die hij van u Ex.cie ontfangt, maer hij clagt extraord.re over sijn eygen inhabilitteyt. Ick en kan niet anders ordeelen als uyt eene disperaete kleenmoedicheyt ten aensien, dat Godt de heere onse famillie in staet soo dor ongeluck als exulancie heft believen te verm...d(en), in welcken staet ick mij soo couragieuselijck gecomporteert, dat het nu oogenschijnlijck blijckt, dat wij op 't leegst geweest sijn. De goede correspondencie die ick met sijn Ex.cie de heer rijxcantz.erGa naar voetnoot6 gehauden, heft hem geobligeert mij eene courtoysi(e) van 1000 gl. per anno te presenteren en compt den rentm.er daermede in Preuyssen mij keur en wael gevende, ofte ick sulcken courtoysie begeere op bayde mijne sohnenGa naar voetnoot7 gestelt te hebben ofte op mij alleen. Mijne insichten sijn op mijne kinderen geweest, daer ick nogh gelogeert ben, niet sonder groote aparencie, dat de Nederlandse nacie alhier ons met eene dergelijcke jarlijckse courtoysie vor gedaene en toekommende diensten sall honoreren, maer nu staen ick ooc in disperaete resolucie van niet te weeten, waer de gedachten van mijnen sohn eygentlijck op tendeeren, beloft dan de apparencie niet, dat sulck enen dienst schier ofte morgen op hem niet sall vervallen, sall de Sweetse courtoysie sulckx niet helpen promoveren, kan dan ontstaen het respect van de nacie, is 't niet honnorabell en proffitabell. Bij sulcken gevalle bidde ick u Ex.cie als den vertrautsten vriendt van de werelt mij dogh grondelijck te informeren uE. gevoelen soo | |
van sijne intencie en capaciteyt en sult mij ten hoogsten obligeren daervor ick sall blijven u Ex.cie diener
| |
8 Novemb. 1640, Dansick.
Mijnheer, ick stelle het tot prudencie van u Ex.cie met mijnen sohn openhertigh daervan te discoureren, opdat ick sooveel te grondiger magh bericht onfangen, daer ick naer verlangen sall met smerten. | |
Adres: Son Ex.z Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 12 Dec. En in dorso: 8 Nov. 1(64)0. Pels. |
|