Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4825. 1640 september 8. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Van Thurijn blijven wij hier in twijffel ende die van 't hoff spreecken weinigh daervan hebbende, soo men meent, bedenckingen, die secreet werden gehouden. Men stroyt door de stadt, dat LeganésGa naar voetnoot2 is vertrocken, maer weinigh geloven sulcx. De siecte, gelijck gemeenelijck in dese tijdt in Italië, is groot in beide de legers, in 't Fransche leger soo groot, dat daer sijn negenduisent siecken, 'twelck is ruim de helft. Monsieur d'HarcourtGa naar voetnoot3 heeft last van den coning om te handelen van de vrede in Italië, waertoe vanwegen den paus ende Venetië seer werdt gearbeidt. Van mijnheer BannierGa naar voetnoot4 loopt hier tijding van eenige victorie, waervan wij de seeckerheit verwachten. Daerentusschen nae Bingen ende Baccherach schijnt, dat Creutzenach werdt ofte is verloren. Ick mercke oock, dat voor Hagenau werdt gevreest als oock van Hohentwiel, ende verstae, dat de Spaignaerden bezet hebbende de stadt van Constance ofte Costnitz haer meesters maecken van de omliggende plaetsen ende dat de trouppes gecomen uit Oostenrijck niet en gaen nae Italië, soo men meende, maer nae den Rijn. Onder de WymarschenGa naar voetnoot5 is wat onlust geweest tegen Vrancrijck, 'twelck oorsaeck heeft gegeven tot het ophouden van mijnheer den churfürstGa naar voetnoot6 alhier. Nu hooren wij, dat alle de directeursGa naar voetnoot7 contentement is gegeven ende dat mijnheer den churfürst eerstdaegs sal hebben audiëntie, schenckagiën ende groote toesegging, soo Engelant mede wil helpen; dan daerentegen hooren wij uit Groot-Bretaigne niet als harder oorlogh, groote opiniastreteit aen d'eene ende aen d'andere zijde groot credyt van de Spaensche ambassadeursGa naar voetnoot8. Hoe 'tselve sal afloopen, leert den tijdt. | |
Den coning comt te S.t Germain, de coninginne gaende nae 't uiterste van haeren tijdt. Mijnheer den cardinael is bij Amiens, hout een leger bij sich, verziet Atrecht van alle nootelijckheit. Het casteel slaept noch wat, maer in plaetse van 't casteel sijn in elck huis tenminste drie soldaten, twee altijd in huis blijvende, als de derde gaet op de wacht. Dit doet veele burgers vertrecken. De jesuiten ende monicken sijn vertrocken. TubadelGa naar voetnoot9 is bij den cardinael geweest ende wel ontfangen. Uit Douvren comt tijding, dat den marescal de BressezGa naar voetnoot10 bij Calis Malis eenige Spaensche schepen heeft verbrandt, eenige genomen, andere verstroit, waervan mischien in Hollant beter tijding sal sijn. Wij werden nu onderrecht, dat in 't leger van Harcourt negenduisent siecken sijn ende dat sterck werdt gehandelt van vrede. 8 Sept. 1640.
Daer is onlancx wat onlust geweest tusschen de Fransoisen ende de Wymarsche directeurs, 'twelck geholpen heeft om den churfürst hier te doen blijven, maer de directeurs hebben contentement gecregen. Tubadel is oock hier wel ontfangen geweest. Den eertsbisschop van BourdeauxGa naar voetnoot11 is van Sicilië weder gecomen voor de custen van Naples ende heeft aen FerrandinGa naar voetnoot12, die de Spaensche vloot commandeert, een beroep gesonden om met achtien galeien tegen achtien te vechten. De Spaignaerd heeft 38 galeien, den eertsbisschop van Bourdeaux achtien galeien ende ses andere schepen. Seer breedt werdt hier uitgebreit het nemen, branden, verdrincken van veele Spaensche galeoenen ende schepen gedaen bij den marquys de Bressé ontrent Calis Malis ende S.t Lucar; soo 't waer is, sal men daervan in Hollant de seeckerste tijding hebben. 't Leger van den cardinael-infant blijft noch tusschen Rijssel ende Douai. | |
Adres: Mijnheer mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 12 (sic) Septemb. 1640, uyt Paris. |
|