Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4676. 1640 juni 2. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, De saecken alhier gaen niet quaelijck, maer niet soo wel als wij wel wenschen, want het regenachtich weer heeft het voornemen van den marescal de MilleraiGa naar voetnoot2 seer belet, soodat den vijant tijd ende gelegentheit heeft gehadt om volck ende vivres te brengen in Charlemont, alwaer van beide gebreck was; daerenboven 't land daerontrent bij d'eene ende d'andere partij sijnde bedorven, bracht gebreck van voer voor de paerden, alle welcke oorsaecken de Fransoisen hebben genoodsaeckt vandaer te trecken ende de brugge op de Maes gelegt, wech te nemen. Daer is bij de Fransoisen schijn gemaect om Mariëmburg te belegeren. Maer daertoe is noch geen ordre gegeven bij den coning. Ondertusschen sijn eenige ongelucken aen hetselve leger van den marescal de Millerai overgecomen, als dat een canonierGa naar voetnoot3, omgecocht door de Spaignaerden, heeft doen springen achtduisent pont buspoeder, waerdoor ontrent dertich Fransoisen zijn om den hals gecomen; dat de Spaensche croaten hebben becomen alle de bagagie van GassionGa naar voetnoot4; dat de baron de VivansGa naar voetnoot5, gegaen sijnde met tweehondert ruiters om sijne fortune te soecken, wedergecomen is met vijftich, de rest hebbende onderwege gelaeten, doordien hij overvallen is geweest door een embusquade van de vijant. Daerenboven heeft het regenachtich weder ende daerdoor veroorsaecte siecten hebben veele paerden, veele oock van het voetvolck wechgenomen. Den coninck ende cardinael sijn bij Noyons ende hebben ordre gegeven aen den marescal de Millerai om op des vijants actiën te letten ende eenige van sijn leger, 'twelck het grootste was, te geven aen den marescal de ChastillonGa naar voetnoot6, die men meent nu bij de achtienduisentGa naar voetnoot7 man sal hebben, met ordre om te trecken in Artois, Henegouwen ofte oock in Vlaenderen, soo het voornemen van den prins van Orange daer wel succedeert. Mijnheer den churfürstGa naar voetnoot8 begint het hier soo seer te verdrieten, dat sijne churf. Doorluchticheit daerdoor in een anderdaegsche coortse is vervallen. Vrancrijck seit wel te willen handelen met sijne churf. Doorluchticheit, maer eerst te willen weten, wat Engellant wil doen. Die hier uit Engellant was gecomen ende sijne brieven onderwege had gelaetenGa naar voetnoot9, gaf met discoursen wat hoope, dat mettertijd aldaer opGa naar voetnoot10 de saecken van mijnheer den churfürst soude werden gelet. Maer de saecken, die daerop sijn gevolcht, het scheiden van het parlement met onlust, 't vangen van de aldermansGa naar voetnoot11, de seditie te Londen, de oppositie van den adel tegen de inquartiering van des conings soldaten, waerbij 't geruchte voucht 't innemen van 't casteel van Edimburg ende een frontierplaets van Engellant bij de Schotten ende eenige onlusten in Ierlant, geven daer soo veel wercx, dat sonder eenige groote verandering in dat hoff quaelijck iet goeds voor mijnheer den churfürst is te verwachten. Wij sullen wachten, wat den tijd sal voortbrengen ende ick mij voor mij wat ordre mij gegeven sal werden uit Swede. Wij verlangen oock nae tijdingen uit Italië ende Duitschlant. | |
Den marquys de LeganésGa naar voetnoot12 boven het volck van Tirol, Constance, Naples ende Toscane verwacht oock eenige uit Spaignië ende meent een op al te zetten om Thurijn te salveren. Aen den graef van HarcourtGa naar voetnoot13, die voorwaer een grooten dienst aen Vrancrijck heeft gedaen, werdt wat volcx van hier gesonden. Van den marescal BannierGa naar voetnoot14 sijn wij hier in alle goede hoope, hoewel eenige meenen den vorst van BeierenGa naar voetnoot15 met ijdele praetgens van hemselve te willen maecken Roomsch coning - waertoe gantsch geene apparentie en is, nochte dat hij 't will, nochte als hij 't wilde, dat hij 't soude connen te wege brengen - de Fransoisen soude mogen amuseren om sijne landen niet aen te tasten nochte eenige hulpe te senden aen den marescal Bannier Maer mijne opinie is, dat de Fransoisen wel soecken den vorst van Beyeren met den keiser quaelijck te stellen, soo sij connen, maer niet dat sij haer door ijdele apparentie sullen laeten bedriegen. Ick sal hier al doen, dat mij mogelick is om de gemeene saeck te vorderen. Mij dunct dat in 't stuck van Ludick, soo bij Vrancrijck als bij Hollant, wat is versuimt. Ick sie, dat den coninck van Denemarcken in sijn voornemen resoluter gaet als wel die van Hollant ende die resoluitste gaen, hebben gemeenelijck voordeel. Den 2 Juni 1640.
Veelen willen mij seggen, dat het verlies den baron de Vivans overgecomen, is geweest van eenige regimenten. Wij verstaen mede, dat Oran bij den coning van MaroccoGa naar voetnoot16 belegert is, soo men seit met hondertduisent man te land, vijftig galeien ter zee; dat binnen Thurin buspoeder gebreck is ende dat een goede quantiteit van buspoeder ende andere noodsaeckelickheit bij den marquis de Leganes gesonden nae Thurin beideGa naar voetnoot17 Fransoisen is onderschept, dat denselve Leganes nu diergelijcke noodsaeckelijckheden van oorlogh ende vivres verwacht uit Switserlant. Twee- ofte drieduisent keiserschen trachten die van Elsas ende Brisgouw den oegst te benemen. Monsieur d'HallierGa naar voetnoot18 is met eenigh volck in 't Messin. Des conincx galeien werden rede gemaect te Marseille ende andere schepen te Toulon. Eenige Spaignaerden laeten haer weder sien, soo bij Baione als bij Leucata. Ick werde onderrecht, dat monsieur d'AvauxGa naar voetnoot19 gaet nae Colen ende dat aen hem te Hamburg sal succederen monsieur de MelianGa naar voetnoot20, die ambassadeur van den coning is geweest in Switserlant. Hier werdt gelooft, dat den graef van Harcourt den marquys de Leganes tegen is gegaen. | |
Adres: Mijnheer, mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In dorso schreef van Reigersberch: Den 2 Iuny 1640. |
|