Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4627. 1640 april 30. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, De preparaten ende neersticheyt om die te verspoedygen sijn ten oorloge hier niet | |
minder als sij daer souden mogen wesen ende sullen morgen de meeste troupes wesen op het rendevous, dat voor het voetvolck is ontrent Dordrecht, het paerdevolck uyt de bovenquartieren in het lant van Ravesteyn, blijvende de Brabantsche ruyteren van Breda ende Bergen in hare garnisoenen tot nader ordre, die wel vallen mocht voor een groot deel om tot Bergen gescheept te werden, waernaertoe veele, wel tot seshondert scepen worden geschickt, alle van de groote van 40 lasten ende bequaem om over zee te gaen, gelijck mede sijn diegene, daer het voetvolck in is geëmbarqueert, waeruyt wert geconcludeert den tocht in Vlaenderen vallen sal ende gegist licht op sodanyge plaetse, daer coniu[n]ctie met de Fransoisen soude mogen geschieden. Den train van wagenen, die over de negenhondert sijn, ende alle andere behouften werden gescheept ontrent Gorcum. De compangiën te voet, die op de lijste staen voor sijn Hoocheyt, sijn tweehonderttachtentych ende sijn darenboven eenyge troupes geordonneert om onder het commandement van den heer van HauteriveGa naar voetnoot2 den Rhijnstroom boven te bewaren. Godt wil het voornemen segen ende sijne Hoocheyt geven de dispositie tot sulcken dessein nodych, hetwelcke ten deele schijnt in prompte executie te bestaen, dewijle sijne Hoocheyt sijnselven den tijt niet en geeft tot reconvalescentie gerequireert, maer woensdach oft donderdach meent te vertrecken, hoewel vrij noch geïncommodeert. Den viant, hebbende Stevenswaert ende plaetsen aen de Mase door een sterck convoy van volck ende behoeften voorsien, heeft in de buytenwercken van Gelder 2000 mannen doen logeren ende versamelt troupes in 't lant van Waes ontrent Sas ende Brugge, doende lichtyngen van ruyterie in sijn eygen landen ende van voetvolck in Engelant, daer hij meer faveur toe vint als die uyt dese quartieren commen. Aen de subsistentie van den heer generael BannierGa naar voetnoot3 is veel gelegen, wiens arrièreguarde BilderbeckGa naar voetnoot4 schrijft in Voytlant bij PicolominysGa naar voetnoot5 volck qualijck is getracteert. Van den hertoch van LunenburchGa naar voetnoot6 heeft men goede opinie, gelijck mede eenyge van NieuburchGa naar voetnoot7 willen hopen, dat hij met de lantgravinneGa naar voetnoot8, die op het versoeck van LonguevilleGa naar voetnoot9 haer noch niet heeft verclaert, soude mogen vougen, maer die resolutie kan ick van dien heer niet verwachten. Wat van Coppenhagen wert geschreven sal uEd. uyt het bijgaende extractGa naar voetnoot10 sien, hetwelcke wert geconfirmeert met brieven van den cancelier UleveltGa naar voetnoot11, die ick selffs hebbe gesien; voorsichtygen nochtans meenen, het is om den staet te abuseren ende achter te houden de resolutiën, die sij houden(?) dat hier soude connen werden genomen, waertoe meer machts is als couragie om de verscheyde insichten ende interesten van sooveel leden, die daerover hebben te delibereren; evenwel en spreeckt de notificatie, die uEd. hier siet, noch niet claer, in wat vougen. Den navigatie op oosten wert den lesten Mey vrijgelaten, maer de distractie van de macht sal qualijck lijden eenyge extremiteyten, ende hoe dat werck sijn rechten eysch crijcht met het op- ende affsetten naer den conynckxGa naar voetnoot12 welgevallen, is niet wel te vinden. In desen tijt, dat Engelant met Schotlant - want dat meent men hier seecker - in oorloge comt, souden den conynck van Denemarcken uyt dat rijck niet hebben te wachten. | |
Uyt Westindiën hebben wij veel goede tijdyngen, daervan ick mij tot de bijgaende couranteGa naar voetnoot13 relatere, die uEd., gelove, geven mach. In Italiën schijnen de saecken buyten redres te sullen verlopen, bijaldien de signeu(rie) van Venitiën haer niet en verclaert, ende hoe kan sij met behoudenis van hare maximes ende vrijheyt Spaengiën sijne macht soo sien toenemen in Italiën, dat hij alle de princen de weth sal connen geven, bijsonder dewijle de vreese van den Groten HeerGa naar voetnoot14 de signeurie niet meer en druckt, sijnde, soo men ons hier doet geloven, den baioloGa naar voetnoot15 ter audiëntie geadmitteert ende den Heer, die nu regneert, gans niet belliqueux. Indien de dubbelden van placaten ende andere tijdyngen uEd. van een ander hant geworden, ick sal uEd. voor het toecommende met geen dubbel port belasten. Desen lesten April 1640. | |
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 9 May. En in dorso: 30 April 1640. N. Reigersberg. |
|